Antropoloog en publicist Gerrit Jan Zwier staat op het achterplat van zijn dagboek afgebeeld met een bontmuts en een rode zeemansjas, duidelijk bereid elementen te trotseren en het ook nog na te vertellen. De kwalificatie ‘romanticus tegen wil en dank’ in de tekst naast de foto deed mij iets verwachten over de problematiek van het reizen en het conflict tussen landschap en stedelijkheid, tussen traditie en ‘moderniteit’. Eventueel met een antwoord op dé vraag in dit debat: hoe toe te geven aan een romantisch levensgevoel, een zekere nostalgie, een waardering voor traditionele waarden, zonder daarom meteen als reactionair of new-ager of nog iets ergers te moeten worden gebrandmerkt.

Dit Dagboek van een provinciaal raakt het thema wel aan en Zwier geeft enkele mooie citaten die er verband mee houden, maar hij beperkt zich toch vooral tot bondige verslagjes van zijn reizen (IJsland, het zuiden van de Verenigde Staten, Portugal…) en enkele portretjes van andere schrijvers en antropologen (Max Dendermonde, Ton Lemaire…). Dat alles is in een leesbare taal gesteld, maar wat Zwier te vertellen heeft, is altijd net-niet-interessant-genoeg.

Daarenboven is er niet echt op de stijl gewerkt en breken de verhalen herhaaldelijk af net op het ogenblik dat ze mooi hadden kunnen beginnen worden.

Vooral wanneer Zwier zijn elders afgeleverde columns of polemieken nog eens dunnetjes overdoet, lijkt hij er zich echt met een Jantje-van-leiden vanaf te maken. En wanneer hij zijn kleinste kantjes als ietwat miskende scribent etaleert, wordt zijn dagboek ronduit ongenietbaar. Het ‘provinciaal’ uit de titel, door Zwier gedefinieerd als ‘iemand met een afwachtende, lichtelijk conservatieve levenshouding’, krijgt op die manier de enge connotatie van gefrustreerde buitengaatse schrijver, die luidkeels het gedoe van de Amsterdamse Grachtengordel afkeurt maar het toch nooit heeft verteerd niet op dezelfde wijze als de door hem verguisde collega’s te worden gefêteerd. Zo is de manier waarop Zwier de invloedrijke criticus Michaël Zeeman te vriend probeert te houden, aandoenlijk. Van een hem niet gunstig gezinde critica onderwerpt hij de literaire relaties aan een onderzoek: hij verdenkt haar ervan ‘dat zij in het krijt treedt voor een auteur als Adriaan van Dis en een criticus als Tom van Deel die volgens mijn inlichtingen beiden tot haar kennissenkring behoren’. Vooral de toevoeging volgens mijn inlichtingen is niet echt wat je noemt groots!

Gerrit Jan Zwier, ‘Dagboek van een provinciaal’, Atlas, Amsterdam, 277 blz., 800 fr.

Pascal Cornet

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content