In een ideale wereld zou het bedrag dat we besteden aan medische research in verhouding moeten zijn met de ernst van de aandoening in kwestie of het aantal mensen dat eraan lijdt. In de echte wereld gaat 90 procent van het budget naar ziekten die verantwoordelijk zijn voor de dood of handicap van 10 procent van de wereldbevolking. Concreet: elk jaar sterven er miljoenen mensen omdat er geen nieuwe medicatie in de pijplijn zit, terwijl farmabedrijven miljarden pompen in producten tegen erectiestoornissen en kaalheid.

Maar het zou te makkelijk zijn om de farmaceutische industrie met de vinger te wijzen. Zij kunnen het niet verantwoorden om nieuwe geneesmiddelen te maken tenzij ze weten dat ze hun kosten kunnen recupereren in de verkoop. Als ze zich toeleggen op medicatie voor een bemiddeld publiek, of voor landen met een sociale zekerheid, dan kunnen ze patenten nemen op hun nieuwe vondsten en hebben ze twintig jaar lang een monopolie op het product. Als ze zich toeleggen op ziekten bij mensen die de medicatie niet kunnen betalen, komt er geen geld binnen. De directeuren mogen dan wel van goede wil zijn, de aandeelhouders houden daar niet van. Exit de directeur. Of zelfs het bedrijf. Daar is niemand mee geholpen. Het probleem zit ‘m dus in het systeem, niet bij de mensen die de beslissingen nemen binnen dat systeem.

Incentives for Global Health, een non-profitorganisatie onder leiding van Aidan Hollis (economieprofessor aan de University of Calgary) and Thomas Pogge (professor filosofie en internationale betrekkingen aan Yale), kwam in augustus met een radicaal nieuw voorstel om farmabedrijven te vergoeden. Ze stellen voor dat regeringen een Gezondheidsimpactfonds zouden spijzen, dat farmabedrijven zou betalen op basis van hun bestrijding van de wereldwijde ziektelast.

Dat fonds zou de bestaande patentenwetgeving niet vervangen, maar zou een alternatief aanbieden. Farmabedrijven zouden hun producten nog altijd kunnen patenteren en verkopen. Of ze zouden een nieuw geneesmiddel kunnen registreren bij het Gezondheidsimpactfonds, dat er dan een lage prijs op plakt, gebaseerd op de productiekosten.

In plaats van te profiteren van een verkoop tegen hoge prijzen, komen de bedrijven dan in aanmerking voor een aandeel in alle betalingen die het fonds in de komende tien jaar doet. De grootte van dat aandeel wordt berekend op basis van de bijdrage van het medicijn om het aantal overlijdens en handicaps terug te dringen.

Het mooie van dat plan is dat het een economische onderbouw geeft aan het idee dat elk mensenleven evenveel waard is. Of het medicijn nu gaat naar arme Afrikanen of naar burgers in rijke landen,de farmabedrijven verdienen er evenveel aan.

Hollis en Pogge schatten dat zo’n fonds jaarlijks ongeveer 6 miljard dollar nodig heeft om farmabedrijven ertoe aan te sporen producten te registreren die mikken op de ziekten van de armen. Dat is haalbaar als de landen die instaan voor een derde van de wereldeconomie – zeg maar de meeste Europese landen, of de VS met één of twee kleine rijke landen – 0,03 procent van hun bbp of 3 cent voor elke 100 dollar die ze verdienen in het fonds zouden stoppen. Dat is geen verwaarloosbaar bedrag, maar onhaalbaar is het niet.

PETER SINGER IS PROFESSOR BIO-ETHIEK AAN PRINCETON UNIVERSITy. – © PROJECT SYNDICATE, 2008; WWW.PROJECT-SYNDICATE.ORG

door Peter Singer

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content