Rudy Tambuyser
Rudy Tambuyser Muziekjournalist

Anna Vinnitskaja, winnares van de KEW 2007, is een soevereine stem geworden.

Kan een wedstrijd woeden? Volgens mij wel. Men zei het van de pest en men zegt het van een oorlog, dus waarom niet van een wedstrijd, met zo’n fraaie alliteratie erbovenop? Wanneer u dit leest, woedt in Brussel en achter de rode knop volop de Koningin Elisabethwedstrijd, dit jaar aan de viool gewijd. Een uitstekende aanleiding om de debuutplaat van de winnares van de piano-editie van 2007, Anna Vinnitskaja, voor te stellen.

Nu is een goede aanleiding niet noodzakelijk een goede reden, maar Vinnitskaja biedt hier reden genoeg om haar eersteling de nodige belangstelling te gunnen: haar talent en de hartverwarmende manier waarop ze van een waardige winnares van het concours tot een originele en soevereine stem is geworden.

Een jurylid zei na haar overwinning destijds: ‘Ze is als pianiste geboren. Dat is ook heel belangrijk.’ Als loftuiting was dat ambigu. Enerzijds prees men Vinnitskaja’s zeldzaam natuurlijke contact met het klavier. Maar in dat woordje ‘ook’ schuilt onmiskenbaar voorbehoud. De suggestie dat de spreker eerst andere eisen dan natuurtalent stelt aan een uitvoerend musicus. De metasuggestie bovendien, dat Vinnitskaja nog niet helemaal aan die andere, ‘hogere’ eisen voldeed.

Enkele bedenkingen daarbij. In een goede logica kennen noodzakelijke voorwaarden geen hiërarchie. Verder wordt een loodzware muziekwedstrijd gewonnen met talent, fysieke conditie, stalen zenuwen en geluk. Niet in die volgorde. Ook kun je een twintiger geen gebrek verwijten aan de soort wijsheid die zelfs bij éminences grises zeldzaam is. Tenslotte wordt voorbehoud omtrent Vinnitskaja’s diepe muzikantschap ten laatste bij het horen van deze plaat opgeheven.

Nochtans is haar programmakeuze niet ieders kopje thee: de tweede sonate van Rachmaninov, de Reminiscenza-sonate van diens idool én fan Medtner, de zevende sonate van Prokofjev en de Chaconne van Sofia Goebajdoelina. Onversneden Russisch en virtuoos, met een scherp breukvlak tussen de weelderige laatromantiek van Rachmaninov en Medtner, en de meer lapidaire, heldere, hoewel evenmin objectieve aanpak van beide anderen. De eerste twee, met hun woekerende schriftuur, maken dit allicht tot een plaat voor klavierliefhebbers. Al is een kennismaking met Medtners Reminiscenza zoals Vinnitskaja ze hier presenteert – begrijpelijk, verstaanbaar, beschouwend en toch natuurlijk en empathisch – voor iedereen leerzaam.

Prokofjevs zevende sonate is te vaak opgenomen, maar paradoxaal genoeg nog steeds geliefkoosd om zijn entree in opnameland opmerkelijk te maken. Dat Vinnitskaja’s zeer snelle lezing ook bevredigend is, mag gezien de discografische geschiedenis van het stuk op zich een prestatie heten. Ze deelt met Prokofjev taal, en wat de piano betreft ook temperament. Dat scheelt.

De verstening die Goebajdoelina in haar Chaconne verklankt, lijkt de aanleiding te zijn voor de cover van deze plaat. Wat ons tot een volgende interessante kwestie brengt: kan een lijkwade lonken?

AMBROISIE AM 177

Rudy Tambuyser

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content