Als alles normaal is verlopen, heeft Oostenrijk in de 93ste minuut 1-1 gelijkgemaakt tegen Italië.

Niemand geïnteresseerd in een artikel over Oostenrijk? Goed, hier komt er een. Geen saaier voetballand te verzinnen. Het Wunderteam, ja, dat moet wat geweest zijn. Maar dat is de prehistorie.

Het Oostenrijk van onze tijd, biedt maar één interessante speler: de spits. Hans Krankl, bijvoorbeeld. Of Walter Schachner. Herbert Prohaska. Die slaagt er telkens in Oostenrijk via het systeem van “de beste derde” op een diefje voor de achtste finale te kwalificeren, waar dan de uitschakeling wacht. Eventueel wordt met de Duitsers een akkoordje gemaakt, zoals in de “wedstrijd van de schande” op de Mundial ’82 in Gijon. Deze keer hebben ze iets nieuws bedacht: het doelpunt in blessuretijd. Tegen Chili maakte Toni Polster in de 91ste minuut gelijk, tegen Kameroen Ivica Vastic in de 92ste.

De ster van deze generatie is de 34-jarige Anton Polster, die zijn hele carrière doorbracht bij clubs uit de subtop. Alleen in eigen land, bij Austria Wien, speelde hij op het hoogste niveau. Maar aangezien Oostenrijk niet het hoogste niveau is, is het hoogste niveau in Oostenrijk niet het hoogste niveau elders. Na Austria reisde Polster langs Torino, Sevilla, Logrones, Rayo Vallecano en FC Keulen.

Bij die “mindere” clubs speelde de ploeg uitsluitend in zijn dienst, wat hem in staat stelde als doelpuntenmaker uit te blinken. Ook op de schutterslijst van het Oostenrijkse nationale elftal prijkt hij bovenaan, een straatlengte voor Krankl. En het record van het aantal caps, met 93 op naam van Gerhard Hanappi, moet hij gisteren tegen Italië geëvenaard hebben. Vorig jaar werd hij Sportman van het jaar in Oostenrijk. Een onderscheiding die zo goed als nooit aan een voetballer wordt uitgereikt.

GESCHIEDENIS EN CULTUUR

Verder is er over deze ploeg niets te vertellen. Welke reden kan een verslaggever dan verzinnen, om zijn lezers ermee lastig te vallen? Ogenschijnlijk geen enkele. Als des ochtends alle collega’s klaarstaan om naar links en rechts uit te zwerven, op zoek naar pakkende verhalen, zeg dan niet dat gij naar de Oostenrijkers gaat. Men zal u aanstaren alsof de duivel van u bezit heeft genomen. Alsof gij getroffen zijt door een hersenontsteking.

En toch is dit vooroordeel onrechtvaardig. Heeft Oostenrijk niet een lange geschiedenis van politieke hoogstand achter zich? Is het niet een bakermat van cultuur, met zijn kastelen, cisterciënzerabdijen, en gotische kerken? Bestaat er iets mooiers dan de Hofburg, het Belvedère, het Opernhaus, de Philharmoniker? Iets lekkerders dan Zachertorte? Mag Oostenrijk niet pronken met Rilke en Kafka, en met de boeken van Walther von der Vogelweide? Waar woonden Mozart, Haydn, en Schubert?

We kunnen de voordelen van Oostenrijk blijven opsommen. Maar, er zijn ook nadelen. Het moet ons van het hart dat de wals, in tegenstelling tot de tango, een therapie is voor gepommadeerde nichten, en dat weinig kunstvormen zo belachelijk zijn als de operette. En wat gezegd van witte paarden die dansen op muziek van een met reukwater besprenkelde Strauss? Of van perversiteiten als de Wiener Sängerknaben? “In Wenen”, hebben wij een cynicus ooit horen beweren, “heb ik altijd de indruk dat het decor elk moment omver kan vallen.”

DE TRAINER OP BEDEVAART

Tegengestelde gevoelens dus, in verband met Oostenrijk. Maar, de Oostenrijkse ploeg heeft een troef die een bezoek van een neutraal verslaggever alsnog wettigt: ze logeert in hotel Relais de Margaux! In het hart van de Haut-Médoc, op dertig kilometer van Bordeaux. Negen geklasseerde wijntjes alstublieft, waarvan de Premier grand cru classé Château Margaux de onbetwiste nummer één is. Licht en elegant, goed gedrongen van kleur, een charmerende fijne neus die al wat verbreedt bij het opschudden, gecompliceerd bouquet, smakelijke allure in de mond, niet van overdreven lengte… kortom: een zachtaardig structureel wijntje.

Welnu, luister goed: de geplande persconferentie, een dag voor dertig kilometer verder België-Mexico zou worden gespeeld, werd afgelast! Het pad van een verslaggever is waarlijk niet met rozen bezaaid. Bondscoach Herbert Prohaska liet wel middels een persbericht weten dat Oostenrijk in zijn kansen blijft geloven. Bon, meer wensten wij eigenlijk niet te weten, maar toch.

Het Oostenrijkse nationale elftal bewees zijn waarde door zijn voorrondegroep, met onder andere Schotland en Zweden, te winnen. Om de hemel te bedanken, trokken Prohaska en bondsvoorzitter Beppo Mauhart in de lente samen op bedevaart. Met de Oostenrijkse vlag dertig kilometer te voet van Wenen naar Maria Loretto, een vermaard bedevaartsoord waar men even makkelijk een wonder serveert, als in Salzburg een Mozartkügel. Prohaska en Mauhart knielden neer en baden de Madonna om in de eindronde nog iets extra’s te doen. Er zijn er, die daarmee gelachen hebben.

Prohaska laat niets aan het toeval over. Een topcoach. Hij maakte als speler furore bij Austria Wien, Inter Milaan en AS Roma. Als trainer brak hij door bij Austria, waarmee hij in eigen land ongenaakbaar was. In ’92 trad hij in dienst van de bond, en een jaar later volgde hij de overleden Ernst Happel op. Aanvankelijk zonder veel succes. Tot hij een eenvoudige maar zeer efficiënte tactiek bedacht: alles naar Polster! Achterin houden doelman Konsel van Roma en libero Feiersinger van Dortmund de nul wel op het bord. Met de hulp van twee bonkige voorstoppers, Pfeffer en Schöttel, die spelen zoals ze klinken.

Tactische nieuwigheden zijn verboden. “In zone spelen, kunnen ze toch niet,” stelt Prohaska, met veel vertrouwen in de kwaliteiten van zijn spelers, “dus spelen we mandekking. Verder moet iedereen lopen tot hij doodvalt. En ik pak altijd dezelfde elf, in conditie of niet in conditie.”

Zo simpel kan voetbal zijn zie. U kent de uitslag al, van Italië-Oostenrijk. Het zou ons niet verbazen als de Madonna van Maria Loretto hem er zelf heeft ingeschoten, op de 93ste minuut.

K.M.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content