In ‘Wij passen in geen enkele andere wereld’ (Knack nr. 51) zegt Steven Weinberg over het bestaan van ‘god’: ‘(…) maar het is niet waar (…)’, zonder op ook maar één moment in het hele gesprek deze uitspraak met argumenten te onderbouwen. Noch de wetenschap, noch enige andere menselijke ervaring leidt tot een bewijs van het bestaan of het niet-bestaan van ‘god’. De wetenschap bestudeert die vraag niet. Net zoals de schoonheid in de kunst of de intensiteit van menselijke emoties, kan de harmonie die de wetenschap ontdekt in de kosmos, sommige mensen laten geloven in het bestaan van een hoger principe, noem het ‘god’. Dit geloof is evenwel per definitie niet gebaseerd op enig bewijs. Het is beschamend dat Steven Weinberg dit elementaire onderscheid niet weet te maken. Gerard ’t Hooft en Stephen Hawking, die minstens even belangrijke bijdragen hebben geleverd tot de hedendaagse natuurkunde, zijn voorbeelden van wetenschappers die duidelijk beseffen dat de ‘god’-vraag totaal buiten de wetenschap staat.

Weinberg zegt nog: ‘momenteel bevindt de natuurkunde zich in een erbarmelijke staat’. Deze uitspraak doet denken dat, over ‘god’ gesproken, ‘Quos vult perdere Jovis prius dementat’ (Degenen die Zeus in het verderf wil storten, verdwaast hij eerst).

Weinberg verwart hier de (behartigenswaardige maar tot hiertoe falende) pogingen om de fundamentele krachten in het heelal te unificeren met behulp van de zogenaamde snarentheorie, met de huidige fysica als zodanig. Nochtans is de zaak heel simpel: de snarentheorie is weliswaar hoogst briljante wiskunde, maar – tot vandaag – is het gewoonweg geen natuurkunde. Het falen van de snarentheorie staat los van de natuurkunde en erbuiten. De natuurkunde stelt het uitstekend, getuige hiervan zijn onder andere de recente vooruitgang bij de studie van fascinerende ‘nieuwe’ toestanden van de materie (technisch: ‘Bose-Einstein condensaten’), het ontwikkelen van een nieuwe generatie lasers die kernfusie (en minder radioactief afval bij energieproductie) dichterbij brengen, vooruitgang in gebieden als hogesnelheidgegevenstransmissie, atoomklokken en zo verder. En dan gaan we nog voorbij aan de recente vooruitgang in de kosmologie en de astronomie.

Verder meent Weinberg ook dat: ‘om goede mensen slechte dingen te laten doen, je godsdienst nodig hebt’. Dit is een simplisme dat enkel het misbruik ziet dat sommigen inderdaad van de godsdienst gemaakt hebben. Bestaan er echter geen andere factoren die ‘goede’ mensen irrationele en slechte dingen laten doen? En brengen de godsdiensten sommige ‘slechte’ mensen er niet toe goede dingen te gaan doen? Zijn bijvoorbeeld al de wandaden bedreven tijdens en in de marge van oorlogen, toe te schrijven aan de godsdienst?

Emeritus professor Dr. Jozef T. Devreese, Universiteit Antwerpen en Technische Universiteit Eindhov

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content