Ze moeten niet. Ze mogen zelfs niet. Maar willen ze wel? En zouden ze het kúnnen? Stemmen vanaf 16: een debat over kinderen en democratie.
Het is een zootje, vindt Bob Franklin, al die wettelijke leeftijdsgrenzen. ‘Op je twaalfde kun je in sommige landen gestraft worden als een volwassen crimineel. Seks mag meestal vanaf je zestiende. Voor een rijbewijs, en om te stemmen, moet je dan weer wachten tot je 18 bent. Er bestaat geen universele definitie van volwassenheid, leeftijdsgrenzen variëren van land tot land en veranderen ook van tijd tot tijd. Dus: ofwel schakelen we ze allemaal gelijk, ofwel schaffen we ze gewoon af. Ik pleit voor het laatste. Wie kan bewijzen dat hij in staat is om met de auto te rijden, krijgt een rijbewijs. En iedereen die wil stemmen, mag stemmen. Een democratie mag in principe geen enkele groep uitsluiten. Neem de 17-jarige Britse soldaat die is omgekomen in de Golfoorlog: hij was oud genoeg om te sterven voor zijn vaderland, maar te jong om mee te beslissen of zijn vaderland al dan niet oorlog moest voeren. Dat klopt niet.’
Franklin, socioloog en mediadeskundige aan de universiteit van Sheffield, is een invloedrijk academicus in kringen van kinderrechtenactivisten. Zijn pleidooi vormt een perfecte illustratie van de ‘maatschappelijke crisis’ die ons volgens VUB-socioloog Mark Elchardus te wachten staat. ‘Dat merk je nu al, in verschillende landen. Leeftijdsgrenzen zijn altijd arbitrair en zullen steeds vaker in vraag worden gesteld. Dat worden moeilijke discussies, waarbij de centrale vraag luidt: gaan we die vaste leeftijden waarop je bepaalde rechten en plichten krijgt, vervangen door een soort rijpheidstoetsen? Volgens mij zal dat debat het eerst worden gevoerd over de verplichte pensioenleeftijd. Echt principiële, doorslaggevende argumenten zijn er vaak niet. Zo heb ik in principe ook geen bezwaar tegen stemrecht vanaf 16, maar wel een aantal praktische tegenargumenten. De meeste jongeren op die leeftijd voelen zich er zelf nog niet klaar voor. We weten ook dat de politieke rijpheid sterk toeneemt tussen 16 en 18. En deelnemen aan verkiezingen is niet de enige vorm van politieke participatie.’
Maar ja, tegenwoordig willen politici ‘grensverleggend’ zijn, zegt Elchardus. ‘Het is een stuurloos vernieuwingszoeken. Niets is te gek: vandaag stemmen vanaf 16, waarom morgen niet vanaf 14? Er is ook een meer perfide argument: het is niet uitgesloten dat sommige politici de impact van de massamedia nog willen vergroten en denken dat ze electoraal baat zullen hebben bij die leeftijdsverlaging. En het staat natuurlijk goed om de indruk te wekken dat je zoveel mogelijk mensen een stem wil geven. Maar dit is niet de beste methode.’
OPPORTUNISME OF VERTROUWEN?
Toch is het een hot item. Drie Vlaamse partijen hebben zich de afgelopen maanden ondubbelzinnig uitgesproken vóór een verjonging van het electoraat. In de Novemberverklaring van de VLD staat het hoog op de verlanglijst: eerst de opkomstplicht afschaffen, en dan het stemrecht vanaf 16 invoeren. Agalev zit op dezelfde lijn, maar wil alvast stemrecht én opkomstplicht uitbreiden tot 16-jarigen: begin juni diende kamerlid Kristien Grauwels samen met Ecolo-collega Zoé Genot een wetsvoorstel in om de grondwet te wijzigen. Ook voor Spirit moet de gemiddelde leeftijd in het stemhokje omlaag: het stond dit voorjaar al in het beleidsplan van oud-minister van Jeugd Bert Anciaux, en zijn partijgenoot en opvolger Paul Van Grembergen is het daarmee eens. ‘Omdat ik, zoals u weet, geloof in ontvoogding.’ Dan gaat het wel om gemeentelijk stemrecht, een Vlaamse bevoegdheid.
Zaterdag was Van Grembergen te gast op Klets! 2002, het eerste congres van de Vlaamse Jeugdraad, waar een vijfhonderdtal jongeren debatteerde over openbare ruimte, onderwijs, mobiliteit en stemrecht. Tijdens een gesprek met Steven Wouters, de voorzitter van de Jeugdraad, kreeg de minister geregeld applaus. ‘Ik ben een ongelofelijke verdediger van de mogelijkheid om mee te beslissen’, sprak hij bevlogen. ‘Nu neemt de politiek ongevraagd een aantal beslissingen over 16-jarigen. De jongeren zelf zitten daar beaat naar te gapen en komen niet in opstand.’ Vraag uit de zaal: de meeste jongeren zitten toch niet te wachten op stemrecht? Van Grembergen: ‘Dat wil ik nog wel eens zien als het over hén gaat. En ik ben er niet van overtuigd dat alle 20- of 80-jarigen wél vragende partij zijn om te mogen stemmen.’ Vraag: kan de minister niets doen aan het negatieve beeld dat van jongeren bestaat? Van Grembergen: ‘Het beleid moet frontaal durven ingaan tegen die negatieve beeldvorming. De toekenning van stemrecht zou een blijk van vertrouwen zijn.’
Nee, het is geen kwestie van politiek opportunisme, zegt Van Grembergen. ‘Ik wil het niet voorstellen als het middel tegen de verzuring, maar uit onderzoek blijkt toch dat participatie het welbevinden ten goede komt. Stemrecht op 16 is maar één van de middelen om de politieke participatie te verhogen.’ Steven Wouters gaat akkoord. ‘We moeten een breder participatiedebat voeren. Alleen over stemrecht praten, is een holle discussie.’
Volgens Marc Swyngedouw, politiek socioloog aan de KU Leuven, wordt de kar momenteel voor het paard gespannen. ‘Politici creëren bij jongeren de vraag naar stemrecht, in plaats van omgekeerd’, zegt hij. ‘Een belangrijk verschil met vroeger: in 1981, toen de stemgerechtigde leeftijd werd verlaagd van 21 naar 18, was er een breed maatschappelijk draagvlak voor. Nu zien sommige politici gewoon de voordelen van jongere kiezers, zo simpel is dat. Agalev en Spirit hebben een jong electoraat. Dat van de VLD is qua leeftijdsstructuur redelijk goed gespreid over de totale bevolking, terwijl het electoraat van de CD&V ouder is van samenstelling. Dus VLD zou kunnen denken dat ze er ten opzichte van de CD&V op vooruit zal gaan bij een verjonging van het kiezerspubliek.’
VORMING ALS VOORWAARDE?
In een aantal Duitse deelstaten hebben 16-jarigen sinds kort gemeentelijk stemrecht. Nationaal stemrecht op die leeftijd bestaat momenteel in vier landen: Brazilië, Cuba, Iran en Nicaragua. ‘Dat zijn niet echt de meest ontwikkelde democratieën’, merkt Swyngedouw op. ‘Een van de grote verworvenheden van de westerse wereld is net het uitstel van de volwassenheid, zodat kinderen een relatief onbekommerde jeugd hebben. Maar er is een tendens naar verjonging, ook in discussies over strafrecht. De vraag is: vanaf wanneer hou je iemand verantwoordelijk voor zijn daden?’
Is een 16-jarige ‘rijp’ voor het stemhokje? Nee, vindt N-VA-voorzitter Geert Bourgeois. ‘We moeten jongeren niet overladen met zware, volwassen verantwoordelijkheden. Uit een VUB-enquête bij jongeren uit het vierde en het laatste jaar van het secundair onderwijs blijkt dat bijna de helft pleit voor de herinvoering van de doodstraf, zestig procent vindt dat verkrachters gecastreerd moeten worden en dertig procent is van mening dat zware misdadigers geen recht hebben op een proces. Die cijfers maken duidelijk dat heel wat jongeren absoluut niet klaar zijn voor een afgewogen politieke keuze en amper vertrouwd zijn met democratische rechten en vrijheden. De N-VA wil dat “opvoeden tot burgerschap” een vakgebonden eindterm wordt en niet langer een vakoverschrijdende eindterm waar amper aandacht voor is.’ Dat alléén het toekennen van stemrecht niet volstaat, daarover lijken alle partijen het eens. In de toelichting bij hun wetsvoorstel schrijven Grauwels en Genot: ‘Het spreekt vanzelf dat die maatregel gepaard zal moeten gaan met een aanzienlijke inspanning inzake voorlichting, vorming en efficiënte participatie van de betrokkenen.’
Voor Mark Elchardus zijn dat de prioriteiten: meer vorming, participatie en inspraak. ‘Maar met stemrecht voor 16-jarigen introduceren we meer extremisme in het politieke bestel’, zegt hij. ‘Ze zitten nog in een groeiproces. Dat de kritische zin van jongeren tussen hun zestiende en achttiende toeneemt, wijst erop dat ons onderwijs het al tamelijk goed doet in dat opzicht. Misschien geloven politici dat de zaak met stemrecht geklonken is, en dat verdere inspanningen dan niet meer nodig zijn. Dat is voor mij nóg een tegenargument.’
Vlaams Kinderrechtencommissaris Ankie Vandekerckhove vindt de koppeling van stemrecht en politieke vorming nogal vreemd. ‘Zo creëren we voorwaarden voor jongeren die niet gelden voor volwassenen. Mijn houding is principieel: hoe meer deelnemers, hoe beter het spel. Dat geldt ook voor de democratie. Stemrecht is een uitstekend middel om de politieke betrokkenheid van jongeren te vergroten.’ En het opportunisme van de voorstanders, die hopen straks nog meer (jonge) stemmen te halen? Geen probleem, vindt Vandekerckhove. ‘Dat maakt deel uit van het politieke spel. Er zijn ook politici die goed scoren bij vrouwen: is dát een probleem? En, met alle respect voor de minister, maar ik weet niet of Paul Van Grembergen zulke jonge kiezers heeft, hoor.’
Is het een kwestie van marketing? Een poging om de kiezer zo jong mogelijk te overtuigen? Zou kunnen, zegt Jan Callebaut, stichter van het marktonderzoeksbureau Censydiam. ‘Je kunt het rituele belang van stemrecht vergelijken met dat van professionele sportbeoefening of van roken. Voor jongeren vanaf 16 is het een ticket to ride, een teken van aansluiting bij de volwassen wereld. Marketeers spelen daarop in. Hoe vroeger je als consument bevrediging vindt bij een merk, hoe groter de kans dat je dat merk later trouw blijft.’
DUIDELIJKHEID OF HARMONIE?
Dat jongeren op die leeftijd een wat extremer stemgedrag vertonen, zoals blijkt uit onderzoek in België en Nederland, verbaast Callebaut niet. ‘Ze kiezen voor rolmodellen: politici die duidelijk voor vernieuwing pleiten óf politici die de proteststem belichamen. Partijen die subtiliteit en harmonie proberen te verkopen, zullen minder succes hebben.’
Maar of ze op stemrecht zitten te wachten? Callebaut twijfelt eraan. ‘De huidige generatie politici heeft een vrije opvoeding gehad. Maar die pendel gaat allang de andere kant op: vandaag voelen jongeren meer voor duidelijke afspraken. Ik denk dat sommige politici het ideaalbeeld uit hun eigen jeugd voor ogen houden en niet gehinderd zijn door veel realiteitszin.’
Misschien zijn sommige 16-jarigen ‘wijzer’ dan sommige politici. In een reactie op het jeugdbeleidsplan schreven Mark Elchardus en zijn medewerker Frank Stevens in De Standaard: ‘Een ruime meerderheid van de 15- en 16-jarigen is geenszins vragende partij om met de opkomstplicht te worden opgezadeld en zou van het stemrecht liever geen gebruik maken. Vraagt men hen waarom ze niet willen gaan stemmen, dan antwoordt 18 procent van die jongeren dat politiek hen niet interesseert en 12 procent dat zij tegen de opkomstplicht zijn. Opmerkelijk is dat 31 procent zegt dat ze niet zouden gaan stemmen omdat ze niet goed weten waar de verschillende partijen voor staan. In één op de twee gevallen is dit de reden waarom de 16-jarigen niet naar de stembus willen. Die houding getuigt in menig opzicht van ernst en volwassenheid. Hetzelfde kan niet meteen worden gezegd van het voorstel van de Vlaamse regering.’
‘Maar vergeet niet’, reageert Paul Van Grembergen, ‘dat het algemeen stemrecht er óók niet is gekomen omdat iedereen dat wilde.’ Het is een complex debat. Een botsing, zo lijkt het, tussen conservatief en progressief. De conservatief vertrekt van de bestaande situatie en ziet geen doorslaggevend argument om daar iets aan te veranderen. De progressief vertrekt van een ideaal en ziet geen doorslaggevend argument om daar niet naar te streven. Praktisch gezien ligt de bewijslast bij de voorstanders. Maar Bob Franklin is formeel: ‘De bewijslast ligt bij de tegenstanders. Er is geen argument om het onderscheid kinderen-volwassenen te handhaven. Stemrecht vanaf 16 is voor mij niet genoeg, maar het gaat in de goede richting.’
BESCHERMING OF UITSLUITING?
Ze willen het niet, ze kunnen het niet, ze stemmen extreem, ze laten zich snel en gemakkelijk beïnvloeden: allemaal argumenten die ook werden gebruikt door tegenstanders van het vrouwenstemrecht, zegt Franklin. ‘Maar om te beginnen bestaan de jongeren niet, het zijn allemaal individuen. En we hebben altijd bepaalde groepen uitgesloten, terwijl het ons streefdoel zou moeten zijn om het aantal volwaardige burgers zo groot mogelijk te maken. Wie onderworpen is aan de wetten, moet een stem kunnen hebben in de totstandkoming ervan: dat is een basisprincipe. Dat zoveel jongeren niet geïnteresseerd zijn in politiek, hoeft ons niet te verbazen: als je wordt afgedaan als irrelevant, bén je niet meer geïnteresseerd.’
Maar een vrouw werd vroeger onherroepelijk uitgesloten, een 16-jarige hoeft maar twee jaar te wachten en het is zover. ‘Klopt’, zegt Franklin. ‘Maar het is niet de groep, het is het individu dat wordt geschaad in zijn democratische recht.’
Moeten we kinderen niet zo lang mogelijk beschermen, in plaats van ze al in de wieg te betrekken bij de organisatie van de samenleving? ‘Ik denk niet dat veel baby’s of peuters zich naar het stemlokaal zullen begeven’, lacht Franklin. ‘Dat probleem zal zich dus niet stellen. En ik ben tegen de opkomstplicht, democratie is geen marsorder. Maar het recht op bescherming kan niet worden gedelegeerd: vroeger wisten mannen zogezegd ook beter hoe de belangen van de vrouw moesten worden verdedigd. Kinderen zijn nu de enige groep in de samenleving die voor hun verdediging volledig afhankelijk zijn van anderen. Dat leidt tot belangenconflicten. Uiteraard hebben ouders de plicht om het welzijn van hun kinderen te behartigen, maar sociaal-economische afhankelijkheid is iets anders. In het Verenigd Koninkrijk zijn veel jongeren getroffen door armoede en werkloosheid. Maar omdat ze geen stem hebben, staan die problemen nauwelijks op de politieke agenda.’
Maar is de stem van een 12-jarige wel doordacht? Franklin: ‘Is de stem van elke 50-jarige doordacht? Ik dacht van niet. Het echte probleem is de groeiende kenniskloof: sommige jongeren zijn goed geïnformeerd, anderen kijken alleen naar Big Brother. Wel, dat geldt net zo goed voor heel wat ouderen. En een burger krijgt geen stemrecht omdat hij goed geïnformeerd is, maar omdat hij het recht heeft om mee te beslissen over de wetten die hij moet naleven. Het is erg belangrijk om op jonge leeftijd te leren hoe de democratie functioneert, wat macht is, rechtvaardigheid, burgerschap… En wat het betekent om dat democratische spel mee te spelen. Om te mogen stemmen, dus.’
‘Het wantrouwen in de jeugd slaat nergens op’, besluit Franklin. ‘Wie draagt de verantwoordelijkheid voor de uitroeiingskampen, voor apartheid, voor zoveel oorlogen? De geschiedenis van de volwassen besluitvorming is een catalogus van catastrofes.’
Joël De Ceulaer
‘Gaan we die vaste leeftijden waarop je bepaalde rechten en plichten krijgt, vervangen door een soort rijpheidstoetsen?’