“Wij zijn geen naïevelingen, vergeet dat maar.” Twee voormalige Artsen zonder Grenzen – Reginald Moreels en de Nederlander Jacques de Milliano – over castratieangst en de valkuilen van het politiek bedrijf.

Als Artsen zonder Grenzen waren ze samen getuige van een gifaanval in Iraaks Koerdistan, beleefden ze samen de niet echt fluwelen revolutie in Roemenië en werkten ze samen in het Angolese Cuíto. Ze hadden allebei leidinggevende functies – voorzitter en directeur – binnen de organisatie van Artsen zonder Grenzen (AzG), de ene in België, de andere in Nederland. ’s Zondags belden ze elkaar om de problemen van de week door te praten. Beiden kozen uiteindelijk voor de politiek, beiden engageerden zich voor een christen-democratische partij.

Reginald Moreels werd in 1995 staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking. Ondanks de vele kritiek – vooral in de Abos-dossiers – lijkt hij de politieke vuurproef te hebben doorstaan: hij maakt een grote kans om voor de verkiezingen van 13 juni de tweede plaats op de Senaatslijst te krijgen: net na premier Jean-Luc Dehaene, zijn politieke beschermheer.

Jacques de Milliano kwam na de Nederlandse verkiezingen van 6 mei 1998 op de oppositiebanken van de Tweede Kamer terecht. Het werd een kortstondig avontuur. Nauwelijks zes maanden na zijn aantreden nam De Milliano half november ontslag uit de CDA-fractie en uit het parlement. Zijn fractie kwam toen tot het besluit dat de oorlog in Bosnië achter de rug is en dat dus ook de erkende Bosnische asielzoekers (die het zogenaamde A-statuut hadden verkregen) terug naar huis moesten. Voor De Milliano, net als Moreels een groot voorstander van een zo soepel en humaan mogelijk asielbeleid, was dit een brug te ver.

Jacques de Milliano: Het CDA wilde dus al toegekende rechten van erkende asielzoekers weer afnemen, laat dat duidelijk zijn. Ik ben een voorstander van een verruiming van het asielbeleid, en de partij pleitte plotseling voor een inperking. Het standpunt van het CDA staat haaks op de ideeën waarvoor ik de politiek ben ingegaan, op de ankerpunten die ik nog voor mijn verkiezing heb vastgelegd. Men beloofde mij dat ik mijn eigen mening zou mogen verkondigen. Maar de dissident gaan spelen, de officiële Don Quichot van de partij worden, zou politieke castratie zijn geweest. Al is achteraf uit peilingen gebleken dat veertig procent van de CDA-kiezers mij steunden.

Gooit u de handdoek niet te snel in de ring? U had blijkbaar nog een achterban bij de CDA-kiezers, voor wie het misschien belangrijk was dat u uw rol van vernieuwer bleef spelen.

De Milliano: Dat is een vraag die je kunt stellen. Maar die veertig procent is een groep kiezers die voeling heeft verloren met de top van de partij, waar de politiek wordt gemaakt. Tegenover die top, de fractie en het partijbestuur, stond ik alleen met mijn eis dat het partijstandpunt weer zou worden herzien. Ja, dan ben ik de spookrijder, zoals ze het hebben genoemd. Dat je als eenling, en dan nog vanuit een parlementaire rol de koers van de partij kunt bijsturen, is een illusie.

Nu ik zie welke starre houding het CDA aanneemt tegenover de “witte illegalen” in de Agneskerk (illegalen die al meer dan zes jaar in Nederland verblijven en er allerhande bijdragen betalen, maar door hun onregelmatige arbeidsprestaties net niet in aanmerking komen voor regularisering – nvdr) en hoe ze stelling nemen tegen Nederlandse deelname aan een waarnemersmissie in Kosovo, heb ik zeker het gevoel juist te hebben gehandeld. Het is allemaal symptomatisch voor de algemene lijn die de partij is gaan volgen.

Voor de verkiezingen van 6 mei 1998 kondigde het CDA een driedubbele vernieuwing aan: een nieuwe boodschap, nieuwe boodschappers en een nieuwe politieke cultuur. Wat blijkt? De nieuwe boodschap werd uitgeschreven in het verkiezingsprogramma, maar wordt genegeerd. De nieuwe boodschappers leggen geen enkele strijdvaardigheid aan de dag. En een nieuwe politieke cultuur, tja, ik heb als fractielid via de media mogen horen dat het partijstandpunt over de Bosnische asielzoekers was bijgestuurd. Dat was door een clubje van een vijftal mensen in de wandelgangen bedisseld.

De campagne van politieke vernieuwing had het CDA geen verkiezingsoverwinning geschonken…

De Milliano: De partij is al tijdens de verkiezingscampagne beginnen schuiven. Zowel de kandidatenlijst als het verkiezingsprogramma werden in kringen van GroenLinks en van de PvdA als linksig bestempeld. De CDA-top is daar erg van geschrokken. Ze hebben toen snel enkele rechtse thema’s uit de kast gehaald, om te laten zien dat ze toch nog streng konden zijn. Zoals het voorstel om kinderen vanaf hun tiende in plaats vanaf hun twaalfde strafrechtelijk vervolgbaar te maken – waartegen ik me toen ook al heb verzet. En die conservatieve lijn hebben ze in de voorbije maanden doorgetrokken. Want aan de linkerkant van het politieke spectrum is het dringen: je hebt GroenLinks, de SP, de PvdA, D66 dat op de wip zit. Rechts heb je enkel de VVD. Daar zitten dus de potentiële kiezers voor het CDA. Ja, dan wordt De Milliano al gauw een lastpak.

Als het CDA in de regering was terechtgekomen en u een uitvoerende functie zou hebben bekleed, had u dan uw positie binnen de partij wel kunnen handhaven?

De Milliano: Dat weet ik niet, ik kan niet in een glazen bol kijken. Het kernwoord is de politieke effectiviteit op de plek waar je zit. In het parlement was die voor mij op dat moment uitgespeeld. Ik zou tegenover de kiezer iedere geloofwaardigheid verloren hebben.

Mijnheer Moreels, zowel in de regering als in uw partij lijkt ook u vaak als de idealist-van-dienst te fungeren. Heeft u begrip voor De Milliano’s weigering die rol te spelen?

Reginald Moreels: Ik heb veel bewondering voor de beslissing van Jacques. Hij heeft consequent een afweging gemaakt tussen zijn politieke overtuiging en verantwoordelijkheid en de toegevoegde waarde die hij als parlementariër nog kon hebben. Bovendien heeft hij, toen hij eens besloten had uit de partij te stappen, de moed gehad zijn kamerzetel terug te geven. Ik kan alleen maar hopen dat Jacques niet uit de politiek stapt.

U hebt zelf de voorbije jaren herhaaldelijk zeer zware kritiek te verduren gekregen. Maar u hebt dapper standgehouden in de Wetstraat.

Moreels: Maar mijn positie is anders dan die van Jacques. Ik maak deel uit van de uitvoerende macht. Ik ben mijn eigen departement grondig aan het hervormen. Ik heb ook al iets kunnen doen aan de bestrijding van het geweld, de hoofdreden waarom ik in de politiek ben gegaan. Pas op, wij zijn geen naïevelingen. Vergeet het. Maar ik heb een ontwapeningsconferentie kunnen organiseren, met zeshonderd deelnemers, met achtennegentig regeringen, met Nobelprijswinnaars. En vanaf het ogenblik dat het asielbeleid op de regeringstafel is beland, heb ik maatregelen voorgesteld voor een zo humaan mogelijke regeling. Ik heb ook reïntegratieprojecten opgezet, om mensen die niet hier kunnen blijven toch minstens een diploma van een bijkomende vorming of een of andere opleiding mee naar huis te geven.

Als ik opnieuw kon beginnen, zou ik opnieuw voor hetzelfde traject kiezen: eerst een ruime humanitaire ervaring opdoen en dan in de politiek. Ik denk dat wij – ook al worden wij niet als beroepspolitici beschouwd – een meerwaarde kunnen hebben voor de politiek. Natuurlijk kun je niet voor honderd procent bereiken wat je wil. Maar dat weet je voor je in de politiek stapt. En bij Artsen zonder Grenzen lukt dat ook lang niet altijd.

De Milliano: Wat uiteindelijk belangrijk is, is het politieke project, waarin je op lange termijn probeert dingen te verwezenlijken: werken aan een menswaardige wereld, armoedeproblemen aanpakken, migranten integreren… Dat is vijftien jaar geleden al begonnen bij Artsen zonder Grenzen en dat loopt nog twintig jaar door. Je zoekt naar vormen om die politieke ambities te realiseren. Maar het is niet omdat ik dit stukje carrière bij het CDA heb afgerond, dat het politieke project weg is. Ik heb een vorm, de partijpolitiek van het CDA, van me afgeschud, omdat die een keurslijf werd. Ik ga nu zoeken naar nieuwe vormen.

Is Artsen zonder Grenzen een politiek project?

Moreels: Artsen zonder Grenzen is politiek in de breedste betekenis die dat woord sinds de Grieken en de Assyriërs heeft: het is een dienst aan de gemeenschap. Specifieker is het een politiek project omdat je je als Arts zonder Grens voortdurend op een spanningsveld beweegt tussen solidariteit en rechtvaardigheid. Hoe ver reik je de hand aan mensen die ernstige mensenrechtenschendingen hebben gepleegd, om anderen te kunnen helpen? Waar leg je de grens? Daarover wordt bij AzG hard gediscussieerd, veel harder dan in de de politiek, waar men altijd zo vriendelijk voor elkaar is. Moeten wij in het gebied van Pol Pot gaan werken? Moeten wij de Serviërs van etnische zuivering beschuldigen? Moeten wij in de vluchtelingenkampen gaan werken waar de Hutu-volkerenmoordenaars zitten? Dat is politiek, dat is niet neutraal. Neem me niet kwalijk, maar neutraliteit bestaat niet.

Waarom stappen Artsen zonder Grenzen dan nog in de “echte” politiek?

Moreels: Iemand die vanuit AzG overstapt naar de politiek, wordt door meer dan de helft van de beweging als een soort verrader beschouwd. Jammer genoeg is er bij AzG een zeer antipolitieke, antipartijpolitieke reflex. Niemand begrijpt dat wij zo’n breed waardenpatroon als dat van AzG kunnen verengen tot een partijpolitiek mandaat of engagement. Die houding is gelukkig aan het veranderen, nu een aantal artsen de stap toch heeft gezet.

Waarom de stap naar de politiek? Ik beschouw humanitaire hulp als een ethische, onaantastbare plicht. Maar het lost niets op. Het individuele gebaar is ongelooflijk. Maar de problemen zelf verhelp je er niet mee. Binnen AzG hebben we zo vaak verkondigd dat humanitaire hulp altijd als een alibi wordt gebruikt voor politieke besluiteloosheid. Dan is het toch bijna logisch dat je in de politiek stapt, om daar de strijd te voeren voor wat je ook alleen daar kunt bekomen.

Mijnheer De Milliano, u lijkt na een half jaar kamerlidmaatschap ook teleurgesteld in het politieke bedrijf. Politiek moet je als een carrière zien, zei u in een reactie op uw vertrek.

De Milliano: Ik heb dat gezegd over politiek bij het CDA. Ik weet niet in hoeverre dat voor andere partijen ook geldt. Maar ik blijf geloven dat er ruimte is voor een andere politieke cultuur. Bij het CDA werd je als onhandig en naïef bestempeld als je geloofde dat het verkiezingsprogramma een contract is tussen de politicus en de kiezer. Vindt u dat normaal?

Hebt u op dit moment contacten met andere partijen, waar u zich misschien beter thuis zou voelen? Toen u nog CDA’er was grapten uw collega’s in de fractie al: “Wanneer vertrekt-ie nou naar GroenLinks?”

De Milliano: Ik heb nog geen besluit genomen bij welke partij ik me zou willen aansluiten, maar een tweede poging in de politiek blijft een mogelijkheid. Precies omdat ik vind dat de politiek ertoe doet.

Mijnheer Moreels, uw voormalige collega is wel bijzonder ontgoocheld in zijn partij. U horen we niet klagen over de CVP.

Moreels: Ik heb het gevoel genoeg ruimte te krijgen. Bij ons is het niet zo dat een zeer beperkte top zomaar beslissingen oplegt aan de andere partijleden. In het partijbureau heeft iedereen zijn inbreng. Het zal u misschien verwonderen, maar ik heb de indruk dat er in de CVP misschien wel minder censuur is dan bij AzG. Wanneer ik in mijn vorig leven een vrije tribune schreef, moest iedereen daarover zijn zeg hebben. Hier keek men raar op toen ik een opiniestuk eerst naar het partijhoofdkwartier wilde sturen. Natuurlijk moet je, als een besluit eenmaal genomen is, loyaal zijn en de deontologie van de groep respecteren – of dat nu de partij of de regering is. Dat was bij AzG ook zo. Wanneer er op het terrein ergens een beslissing werd genomen en één arts daarna aan de BBC ging zeggen dat het een schande was, hadden we een ernstig probleem.

Ik heb ook geen grenzen moeten verleggen, zoals van Jacques werd verwacht. Neem nu het jeugdbeschermingsrecht. Die moord door die jongen van dertien in Schaarbeek is een verschrikkelijke zaak. Maar de enige reactie kan natuurlijk nooit zijn de leeftijd waarop kinderen als strafrechtelijk verantwoordelijk worden beschouwd, te verlagen.

Dat is toch precies wat de nota van minister van Justitie Tony Van Parys beoogt?

Moreels: Neenee, zo leek het natuurlijk in dat zogenaamde perslek. Maar we hebben de nota vorige week op het partijbureau besproken. De nadruk blijft liggen op preventie, buurtwerk enzovoort. Daarnaast zal er ook worden nagedacht over sancties die de jongeren op hun verantwoordelijkheid wijzen en ze verplichten de schade die ze hebben aangericht enigszins te herstellen. Zoals in Rwanda nu iemand een koe moet kopen voor de familie die hij half heeft uitgemoord. Het gaat dus niet per se om jeugdgevangenissen.

De Milliano stelt dat hij zich wellicht van partij heeft vergist. Zou u in een andere partij dan de CVP politiek actief kunnen zijn?

Moreels: Dat is een interessante vraag, ik heb daar al vaak over nagedacht. Ik heb groot respect voor mensen als Jacques Delors, een praktiserend katholiek die in de Franse PS actief is, en Jan Pronk, een reformist die voor de PvdA opkomt. Ook initiatieven als de spirituele denkgroep van GroenLinks apprecieer ik zeer. Maar in België zitten we met de pest van de ideologische polarisering. De verruimingsoperatie van de socialisten en de liberalen naar gelovigen of zoekend gelovigen zoals ik, is mislukt. Net zoals de verruimingsoperatie van de christen-democratische partijen naar andersdenkenden niet is geslaagd. Daarom is het voor mij per definitie niet mogelijk om naar een andere partij te gaan. Al zijn wij, Artsen zonder Grenzen, natuurlijk aangezocht door verschillende democratische partijen.

Heeft u interesse voor partijoverschrijdende vernieuwingsprojecten zoals onder meer Bert Anciaux en Marc Verwilghen voorstaan?

Moreels: Zolang bij de CVP de thema’s die mij boeien zeer goed bespreekbaar blijven, is er geen reden om naar elders te vertrekken.

Moeten we hieruit besluiten dat de nieuwe politieke cultuur het bij het CDA niet gehaald heeft, maar bij de CVP wel?

Moreels: Nieuwe politieke cultuur slaat voor mij niet op al die reglementjes die uitgevaardigd worden in het Vlaams of het federaal parlement. Ik ben daardoor zelfs verbouwereerd. Ik vind het niet meer dan normaal dat iemand integer moet zijn, zeker een verkozene des volks. NPC betekent voor mij dat er over de partijpolitieke grenzen heen een dialoog tot stand komt tussen verschillende denkrichtingen in onze maatschappij. Dat men voor de oplossing van de grote actuele problemen de beste ideeën uit de verschillende partijen samenbrengt, in plaats van systematisch het spel meerderheid tegen oppositie te spelen. Ik ben er wel van overtuigd dat die dialoog, die almaar toeneemt, binnen tien à vijftien jaar voor een totaal nieuw politiek landschap zal zorgen.

U bent allebei voorstander van een menselijk en soepel asiel- en migratiebeleid. Wekt u met uw betoog niet de illusie dat er een asielbeleid zonder een uitwijzingsbeleid mogelijk is? Of zelfs dat open grenzen moeten kunnen?

Moreels: Open grenzen zouden de maatschappelijke draagkracht zodanig uitrekken dat er een omgekeerde reactie zou ontstaan. Dat is geen oplossing, daar ben ik zeer formeel over. Hoewel multiculturaliteit een onvervangbare meerwaarde is.

De Milliano: Maar we moeten eindelijk ook maar eens erkennen dat het rijke Westen een immigratiegebied is. Dat is gewoon een feit. Mensen uit armere delen van de wereld gaan nu eenmaal op zoek naar rijkere gebieden, in de hoop daar een beter leven te kunnen opbouwen. De eerste decennia na de Oorlog zijn er ook massaal veel Nederlanders geëmigreerd. Laten we die migratiestromen bekijken als een natuurlijk proces. Een verstandig migratiebeleid biedt opvang aan politieke vluchtelingen maar laat ook bepaalde quota economische migranten toe. Dat hoeft geen rampen te veroorzaken. De Nederlandse bevolking is het voorbije jaar met honderdduizend mensen toegenomen: de helft door geboorte, de helft door immigratie. Maar als de bevolkingsgroei onder die honderdduizend zou zakken, zou Nederland zich economisch zorgen moeten maken.

Moreels: Het is simpel. In het jaar 2012 of zo komen we aan het breekpunt dat de niet-actieven in onze samenleving de meerderheid zullen vormen. Dan zijn er drie mogelijke oplossingen: ofwel zal de technologie de mens volledig vervangen – wat ik niet hoop. Ofwel zullen de mensen langer moeten werken. Ofwel zullen we de migratiestop van 1974 weer moeten opheffen en opnieuw campagnes voeren om migranten te vragen bij ons te komen werken. Dat is geen politieke fictie.

De Milliano: Als we dat erkennen, kunnen we veel efficiënter werken aan de integratie van de migranten. En dan wordt de kans zelfs groter dat ze ooit, wanneer ze hier een zekere knowhow hebben vergaard, terugkeren naar hun eigen land. Het migratiebeleid dat we nu hebben, duwt migranten in een fuik waar ze nooit meer uitraken. We laten ze spartelen aan de onderkant van de samenleving – met alle mogelijke veiligheids- en criminaliteitsproblemen vandien. Dat is allemaal het gevolg van een overbodige angstreflex.

Moreels: Je moet de mensen veel beter uitleggen hoe de zaken ervoor staan. Dat is een van de redenen waarom ik het debat ben aangegaan met het Vlaams Blok: om duidelijk te maken dat wij niét worden overspoeld door vreemdelingen, dat dit uit de cijfers blijkt. Tot nu toe bevestigt geen enkele studie dat meer internationale samenwerking met de landen van herkomst de migratiestroom zal doen krimpen – de meeste economische migranten komen uit midden-inkomenslanden, terwijl de hulp meestal naar lage-inkomenslanden gaat.

Je moet ook rekening houden met de maatschappelijke draagkracht. De leefbaarheid van de autochtone omgeving mag niet in het gedrang komen. En laten we ’t beestje bij zijn naam noemen, zo beland je bij het veiligheidsprobleem. Als de democratische partijen – niet alleen de liberale, maar ook de mijne – in de val lopen en van het veiligheidsbeleid een prioriteit maken, vergissen ze zich volkomen. Veiligheid moet een geïntegreerd deel zijn van ieder fatsoenlijk algemeen beleid. Je moet dat niet isoleren.

Er zou veel minder xenofobie en racisme zijn als men geen bevolkingsgroepen meer zou stigmatiseren. Het is funest mensen te diaboliseren, zoals het verkeerd is ze al te zeer op te hemelen. Je hoeft ook niet, zoals sommigen doen, in trance te geraken omdat je over een zwarte praat.

Christine Albers Peter Renard

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content