Levers en nieren kunnen geschikter gemaakt worden voor transplantatie.

Een kwart van de patiënten met een donorlever krijgt enkele maanden na de transplantatie problemen met de galwegen. Voor de ingreep moet de lever een tijdje buiten het lichaam worden bewaard, en daarbij kan ze een zuurstoftekort oplopen. Galwegen zijn daar erg gevoelig voor. Koorts, geelzucht en ontstekingen zijn het gevolg. In het ergste geval moet een patiënt een nieuwe transplantatie ondergaan.

Transplantatiechirurg Diethard Monbaliu (UZ Leuven) en zijn collega’s melden in The New England Journal of Medicine dat een koude en zuurstofrijke spoeling van een lever in een perfusiemachine voor de ingreep tot beduidend minder complicaties leidt. Het beperkte aantal geschikte donorlevers kan daardoor efficiënter gebruikt worden – in het onderzoek kwamen ze van mensen die waren overleden na een hartstilstand.

Monbaliu’s collega Ina Jochmans, ook transplantatiechirurg in het UZ Leuven, heeft iets vergelijkbaars onderzocht voor niertransplantaties – zo bericht ze met haar collega’s in The Lancet. Omdat een donor doorgaans twee nieren kan afstaan, konden de onderzoekers in een gecontroleerde studie één nier niet behandelen met zuurstof voor de transplantatie en de andere wel.

Het verschil in resultaat was opvallend: door tijdens de bewaring zuurstof toe te dienen, werd het risico op afstoting binnen het jaar bijna gehalveerd. Zuurstoftekort zet een complexe reactie in gang die na transplantatie ontstekingen in de nier uitlokt. Daardoor wordt ze minder efficiënt en kan ze zelfs worden afgestoten.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content