Corruptiebestrijding dreigt meer dan ooit een lachertje te worden.

‘Zonder Willy Vermeulen zou het Hoog Comité van Toezicht nog bestaan. Maar nadat hij, begin 1992, met de Atomaschriftjes van toenmalig CVP-secretaris Leo Delcroix ging leuren, daar allerlei veronderstellingen uit afleidde en onder andere de smeerpijpaffaire als zijn dossier behandelde, konden wij het vergeten. Eind 1997 zijn wij, onder een andere naam, ingelijfd bij het Commissariaat-Generaal van de Gerechtelijke Politie bij de Parketten (GPP). En daar zitten wij nu dood te bloeden.’ Enkele ervaren speurders van wat vandaag de Centrale Dienst voor de Bestrijding van de Corruptie (CDBC) heet, zijn duidelijk niet gelukkig.

Willy Vermeulen, destijds taaladjunct van de administrateur-generaal, is, net als andere fantasierijke speurders, door justitieminister Marc Verwilghen (VLD) in eer hersteld en in januari benoemd tot secretaris van de Commissie van de Kansspelen. Vorige week werd nochtans het ook zo gemediatiseerde smeerpijpcorruptiedossier, na acht jaar onderzoek onder leiding van de Brusselse onderzoeksrechter Bruno Bulthé, (andermaal) afgesloten zonder één iemand in staat van beschuldiging te hebben gesteld.

Maar intussen lijdt de CDBC verder onder het odium waarmee Vermeulen het toenmalig Hoog Comité van Toezicht heeft opgezadeld. De CDBC telt vandaag nog amper 24 Nederlandstalige en 34 Franstalige speurders: 58 in totaal, terwijl de overheid er 95 had gepland. Bovendien komen er bijna geen nieuwe opdrachten meer binnen, worden lopende onderzoeken gerokken en ziet de toekomst er niet beter uit.

UITHONGERING

De onderzoeksmagistraten, die het Hoog Comité van Toezicht vroeger al eens hebben verweten onvoldoende aandacht te hebben voor – de soms zeldzame – elementen die strafrechtelijk als een misdrijf kunnen worden omschreven, schakelen steeds minder de CDBC in. De circulaire van het college van procureurs-generaal van 10 februari 1999 herinnert er immers aan dat de CDBC maar kan worden ingeschakeld bij het ‘opsporen of het ondersteunen van de opsporing van ernstige en complexe misdaden en wanbedrijven ten nadele van de belangen van de openbare dienst (…) Tenslotte is de hoedanigheid van overheidsambtenaar of het simpel feit dat een openbare dienst benadeelde partij is, geen bepalend criterium.’

Zo wordt het werkterrein van de CDBC beperkt. Bovendien moet de onderzoeksmagistraat die deze dienst in uitzonderlijke gevallen toch wil inschakelen, eerst het advies vragen van een zogenaamde bijstandsmagistraat, een lid van het parket-generaal bij het Hof van Beroep in Brussel. Een bijkomende ontrading om de CDBC bij een onderzoek te betrekken. Bovendien kunnen de corruptiebestrijders mogelijk verdachte overheidsaanbestedingen niet langer op eigen initiatief doorlichten. En federale, gewestelijke en gemeentelijke administraties melden de door hen geplande aanbestedingen niet meer aan de CDBC. Daardoor wordt ook preventie grotendeels onmogelijk.

VOOGDIJ

Volgens het Veiligheids- en Detentieplan van justitieminister Verwilghen zou de corruptiebestrijding voortaan in handen komen van een nog op te richten administratief orgaan dat zich vooral met preventie zou inlaten, terwijl de CDBC – binnen de toekomstige federale politie – gerechtelijke opdrachten zou uitvoeren die uitsluitend slaan op corruptie. Tot de administratieve opdrachten zou onder meer de aanleg van ‘een vermogenregister voor mandatarissen en ambtenaren op sleutelposten’ behoren. Maar ingewijden noemen dit een zoveelste rookgordijn. Een kind weet zelfs dat smeergeld liefst cash wordt betaald om geen sporen na te laten.

In zijn commentaar aan het Commissariaat-Generaal schrijft Jean-Marie Lequesne, de huidige directeur van de CDBC, zelfs dat zo’n ‘vermogensverklaring slechts een vals stuk aan het dossier zou toevoegen’. In het algemeen meent directeur Lequesne dat het Veiligheids- en Detentieplan ‘een fundamentele beoordelingsfout’ maakt als daarin wordt gesteld dat de CDBC zich ‘al te veel toespitst op de subsidiefraude en de misdrijven gepaard gaande met overheidsaanbestedingen (…)’

Directeur Lequesne merkt op dat de meeste corruptie precies te maken heeft met overheidsopdrachten. En dat de algemene kennis van de dikwijls illegale omstandigheden waarin die contracten tot stand komen even belangrijk is als de uitzonderlijke aandacht voor corruptie die van de dienst verwacht wordt. Corruptie is meestal maar een van de misdrijven die voor het verkrijgen van dubieuze overheidsbeslissingen worden begaan. De CDBC uitsluitend op de bestrijding van de corruptie – als een apart misdrijf – toespitsen, dreigt dus contraproductief te worden.

Bovendien pleit de CDBC voor het samengaan van preventie en repressie; liefst onder dezelfde koepel omdat beide nu eenmaal een nauwe samenwerking vragen. Om zijn voorstel kracht bij te zetten, verwijst directeur Lequesne naar de analyse Een geïntegreerd anti-corruptiebeleid voor België van Tom Vander Beken, in samenwerking met Tine Carion en gepromoot door professor Brice De Ruyver (Universiteit Gent), die sinds vorige week adviseur is van premier Verhofstadt, voor de justitie- en politiehervormingen.

Deze experten willen de CDBC niet onder één departement of één minister laten ressorteren, maar – omwille van de onafhankelijkheid, óók ten overstaan van de gerechtelijke instanties – laten rapporteren aan het parlement. Naar analogie dus met het (beter dan voorheen werkende?) Vast Comité van Toezicht op de Politiediensten, waarvan de ‘Dienst Enquêtes’ ook gerechtelijke opdrachten uitvoert voor onderzoeksmagistraten.

Van dit voorstel willen de politiehervormers in Werkgroep-7 evenwel niet weten, want in die werkgroep is het gewicht van de Gerechtelijke Politie bij de Parketten vooralsnog doorslaggevend. En die wil de Centrale Dienst voor de Bestrijding van de Corruptie duidelijk aan haar voeten.

Frank De Moor

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content