Sinds begin dit jaar maken BOB en gerechtelijke politie samen deel uit van de federale politie. Maar nog voor de samenwerking op het terrein goed en wel begonnen is, klaagt de vakbond van de Gerechtelijke Politie al dat ‘de nieuwe politie niets meer is dan een kopie van de oude rijkswacht’. Een nieuw conflict lijkt in de maak.

Zes maanden na de papieren fusie met de Bewakings- en Opsporingsbrigades van de rijkswacht (BOB) voelen de speurders van de Gerechtelijke Politie (GP) zich door de rijkswacht belazerd. De autonome vakbond van de gerechtelijke politie, bij wie bijna 1000 van de 1400 GP’ers zijn aangesloten, heeft nochtans zwaar gewogen op de politiehervorming. Financieel heeft dat de GP’ers ook geen windeieren gelegd: de Octopushervorming bezorgt hen een netto salarisverhoging van 10.000 frank en meer per maand. Maar de GP’ers werden wel ‘verlaagd’ van het ambtenarenniveau 2+ naar het niveau 2, en universitairen blijven ondergewaardeerd. Vandaar het verzoek van de vakbond om ‘het mammoet-KB’ van 31 maart 2001 en een reeks benoemingen door de Raad van State te laten vernietigen.

Maar er is meer. Niettegenstaande de GP en de BOB begin dit jaar opgingen in de nieuwe federale politie, is het gewicht van de vroegere rijkswacht in die nieuwe structuren overduidelijk. Getuige daarvan de dienstnota’s met vroegere rijkswachtlogo’s en -graden, de invoering van allerlei codes, controles en rijkswachtprocedures, het militaire taalgebruik enzovoort. Zo begrepen is ‘de nieuwe politie niets meer dan een kopie van de oude rijkswacht: een gemilitariseerde politie met een loodzware hiërarchie’. Zo schrijft de autonome vakbond van de Gerechtelijke Politie, die overigens sinds februari 2001 SyPol.Be heet. Voorzitter Stef Verbeeck en bestuurder Janpiet Callens van Sypol betreuren dat de politiehervorming de bedrijfscultuur van de GP negeert.

Janpiet Callens: Ik werk al 22 jaar bij de GP in Brussel. Daarvoor was ik bij de BOB. Welnu, de cultuur van de GP wordt gekenmerkt door openheid, flexibiliteit en creativiteit. Vooral die kwaliteiten worden ons nu ontzegd. De militaire geest van de rijkswacht bleef bestaan, ook na de demilitarisering. Ook onze collega’s van de vroegere BOB zeggen dat.

In de meeste brigades van de GP leidde die cultuur tot laisser faire. Dan is het toch begrijpelijk dat de overheid bij de fusie van de twee politiediensten meteen orde op zaken wou stellen?

Stef Verbeeck: Ik werk al 20 jaar bij de GP, eerst in Brussel en nu in Mechelen. Er mocht zeker meer leiding, discipline en inzet zijn.

Callens: Maar wij hoopten dat onze flexibiliteit en de organisatie van de BOB elkaar zouden aanvullen. Nu vervallen wij in het andere uiterste. Wij zijn er om misdrijven te ontrafelen, processen-verbaal te maken en daders voor de rechtbank te brengen. Niet om daarover nog eens onbruikbare statistieken, tijdrovende paperassen en gepresteerde uren bij te houden.

Dat komt de prestaties niet ten goede?

Callens: Onze resultaten zijn niet wat ze moeten zijn. Er werken steeds minder mensen op het terrein. Het beheer van informanten verloopt beter dan vroeger, maar de formaliteiten om met hen te werken, worden zo log dat veel speurders niet langer met tipgevers willen werken. De procedures die ons worden opgelegd, zijn bedacht door bureaucraten die nooit hun schoenen vuil hebben gemaakt. Zo mag een speurder op zijn eentje geen pint meer drinken met een informant. We moeten met tweeën zijn. Van elke ontmoeting moeten we een verslag maken. Dit is niet werkbaar. Als een informant belt en dringend iets wil laten zien of vertellen, moet elk van ons eerst zijn collega runner erbij halen. Is die niet vrij en ga je alleen naar de afspraak, dan doe je in feite iets wat niet mag. Deze manier van werken is contraproductief.

BOB’ers hebben altijd dienstbulletins ingevuld. Als de nieuwe politiechefs nu zicht willen krijgen op jullie tijdsgebruik, is het toch normaal dat ze dit systeem ook aan de GP opleggen? Temeer omdat een werkdag van een GP’er onveranderd 7 uur en 36 minuten telde; of die er was of niet. De rest werd als overuren betaald.

Callens: Beoordeel een speurder niet op zijn dienstbulletin maar op zijn resultaten. Dit is voor chefs natuurlijk veel moeilijker, want dan moeten zij zicht hebben op het inhoudelijke aspect van het speuderswerk. Een speurder kan twee dagen per week zichtbaar werken en de rest van de week overal rondhangen, maar intussen wel zijn netwerk onderhouden en uitbreiden. U verwijst naar de 7,36 uur, maar vandaag zijn overuren of weekendwerk zelfs verboden. Wij mogen maximaal 10 uur per dag presteren. Dit is belachelijk, wraakroepend zelfs. Want zo werden sommige interventies reeds voortijdig afgeblazen of nooit opgestart. En zo verliezen wij bovendien de voeling met het nachtleven en het milieu dat daarin actief is. Dus zijn wij hoe langer hoe meer aangewezen op informanten, die wij op een verambtelijkte wijze mogen ontmoeten. Dat kan toch niet de bedoeling zijn van de politiehervorming.

Op papier zijn Gerechtelijke Politie en BOB al een half jaar gefuseerd, maar wordt er ook al daadwerkelijk samengewerkt?

Verbeeck: Eind juni wordt Mechelen het eerste arrondissement waar de twee vroegere korpsen ook letterlijk samengaan. Individueel verwachten wij geen problemen omdat er tussen de leden van GP en BOB meer gelijkenissen dan verschillen zijn. Op het terrein kan dat wel problemen meebrengen. Rijkswachters hebben anders leren omgaan met geweld dan wij.

Callens: In Brussel verloopt de fusie tussen BOB en GP druppelsgewijs. Elk korps zit nog waar het vroeger zat en doet wat het vroeger deed. Begin april zijn wij één keer samengeroepen. In september is er een gezamenlijke barbecue gepland.

Waarom duurt het zo lang om gemengde speurdersteams te vormen? Een studie van Sherpa Consult toonde onlangs aan dat gemengde teams, openheid en betrokkenheid de basis leggen voor een geslaagde fusie.

Callens: Wij hebben zeker geen probleem met de BOB’ers. Integendeel. Zij hunkeren naar wat meer flexibiliteit en mogelijkheden om creatief te zijn.

Verbeeck: De suggesties in die studie staan haaks op hetgeen de ex-rijkswachters aan de top van de federale politie voor ogen hebben. Daar wordt hiërarchisch gedacht en gehandeld, terwijl iedereen weet dat steeds minder mensen een zogeheten top down-aanpak slikken. En als dit al gebeurt, dan is het zeker niet goed voor de motivatie.

De creativiteit van sommige GP’ers en BOB’ers leidde anders wel tot historische uitschuivers.

Callens: Creativiteit is niet noodzakelijk op of over de rand van de legaliteit. Creativiteit kan ook positief zijn. Veronderstel dat ik op café zit met een bevriend privé-detective. Enkele tafeltjes verder worden drugs verhandeld. Wij zijn niet aan het werk, maar ik besluit toch op te treden. Ik interpelleer de dealer en betrap hem met 100 gram heroïne. Tien jaar geleden werd je daarvoor gefeliciteerd. Vandaag word je in de kortste keren bij de chef op het matje geroepen. En dan begint hij: ‘Als je denkt dat je fier mag zijn omdat je 100 gram heroïne gepakt hebt, heb je ’t mis. Wij hebben 200 kilogram heroïne gemist. Er zat een ander team op die zaak en het Peloton voor Observatie, Schaduwing en Arrestatie (POSA) wachtte in bijstand. En dan denkt meneer een verdachte te moeten interpelleren. Wat deed meneer daar trouwens op dat uur in zo’n café en dan nog met een privé-detective?’

De realiteit is dat er vandaag geen 100 gram maar ook geen 200 kilogram meer gepakt wordt. En dat de flik die dacht zijn werk te doen ook nog op zijn kop krijgt omdat hij geen informantenverslag opstelde. Want er wordt van uitgegaan dat niemand zomaar toevallig 100 gram heroïne onderschept zonder vooraf getipt te zijn. Gedaan dus met openheid, flexibiliteit en creativiteit. Wegens enkele inderdaad bedenkelijke uitschuivers wordt nu iedereen in een strak keurslijf gedrongen. De resultaten zijn ernaar.

Verbeeck: De politiediensten in Noord-Europa behalen een gemiddelde oplossingsgraad tot 20 procent. In België is dat aanzienlijk minder.

De jongste hervormingen geven meer macht aan de procureurs des Konings.

Verbeeck: Die op dit ogenblik grotendeels verloren lopen. De col 6, de rondzendbrief van het college van procureurs-generaal van april 1999 bepaalt dat de onderzoeksmagistraten voor bepaalde gerechtelijke opdrachten voortaan een beroep moeten doen op de lokale politie. Maar die is daar niet klaar voor. De lokale politie heeft meestal noch de mensen noch de middelen noch de opleiding om sommige van die opdrachten uit te voeren. Denk maar aan de samenstelling van een gerechtsdossier voor het hof van assisen. De parketten zijn evenmin klaar om de fusie van BOB en GP te begeleiden. Vroeger was het makkelijk. De onderzoeksmagistraat koos zijn speurders, verdeelde de opdrachten en ieder deed zijn ding, met eigen materieel. Nu radio’s, computers, schiet- en interventiemethodes op elkaar afgestemd moeten worden, is niemand klaar. Justitie betaalt voor de overhaasting waarmee de politici de politiehervorming doordrukken.

Callens: Nu blijkt dat de GP op het vlak van radiocommunicatie en computertechnologie beter geëquipeerd is dan de rijkswacht. Maar omdat de numerieke inbreng van de rijkswacht groter is dan die van de GP wordt eraan gedacht het niveau van sommige computerprogramma’s te verlagen opdat de rijkswacht ons zou kunnen bijbenen. Dit is maar een van de aberraties waarvoor nochtans tijdig werd gewaarschuwd.

Verbeeck: De rijkswacht is de enige politiedienst die in het kader van de hervorming kan terugvallen op een nationale structuur. Het is begrijpelijk dat zij deze structuur bij het opstarten van de federale politie behouden. Nochtans zijn enkele veranderingen wenselijk. Maar die komen er niet.

Welke zijn voor SyPol de onmiddellijke prioriteiten om de fusie van GP en BOB, zeg maar de gerechtelijke tak van de federale politie, te doen lukken?

Callens: De speurder op het terrein moet dringend geherwaardeerd worden. Wie nog op informatie jaagt, wordt als een cowboy weggelachen, terwijl dit dan toch de kernactiviteit, de core business van ons werk is. Ten tweede moet de organisatie in dienst staan van de speurders en niet omgekeerd.

Verbeeck: En die zijn er voor de bevolking, in casu voor de rechtzoekende. Na alle mislukte onderzoeken van de voorbije jaren heeft de burger recht op een performante gerechtelijke politie. Nu gaat het de verkeerde kant op. De col 6 maakt van ons papieren tijgers. Daarin wordt op gerechtelijk vlak zoveel verwacht van de lokale politie dat wij in de Gerechtelijke Diensten van de Arrondissementen (GDA’s) vooral steunopdrachten zullen uitvoeren.

Callens: Hier duikt meteen het gevaar op voor een nieuwe politie-oorlog. We hebben er al een gehad tussen GP en rijkswacht, weldra dreigt die los te barsten tussen de speurders van de lokale en de federale politie. Om dat te vermijden, is niet alleen het profiel van de dirju’s, maar vooral dat van de verbindingsambtenaren zo belangrijk. Maar hun profiel blijft al even vaag als dat van de dirju op het terrein. Het belang van deze scharnierfuncties wordt onderschat.

Verbeeck: Zeker in een piramidale organisatie zoals de rijkswacht ons opdringt en waar alles van boven naar onderen verloopt. Terwijl de politiehervorming precies het omgekeerde beoogt. Zolang de top down-mentaliteit door de vroegere rijkswachters wordt gepropageerd, verandert er niks. Sinds eind mei worden wij met onze grieven van het kastje naar de muur gestuurd: van de dirju in Brussel naar de directeur-generaal van het personeel Alain Duchatelet en uiteindelijk naar directeur-generaal Paul Van Thielen van de Algemene Directie van de Gerechtelijke Politie.

Welke wetswijzigingen stelt u voor?

Callens: Niettegenstaande wij individueel meestal geen problemen hebben met de leden van de BOB, worden wij ten opzichte van hen wel gediscrimineerd.

Verbeeck: Volgens de wet van 27 december 2000 moet er bij de aanstellingen aan het hoofd van de gerechtelijke diensten een proportionele verdeling zijn tussen de vroegere GP’ers en BOB’ers. Dat moest worden berekend op basis van de personeelssterkte op 23 mei 1998. Wij werden echter geteld op 1 april 2001, het ogenblik waarop GP en BOB effectief hetzelfde personeelsstatuut kregen. Zo werden 68 nieuwbenoemde GP-officieren in de telling opgenomen, maar niet de 77 rijkswachtofficieren die op 1 januari nog in aller ijl bij de BOB werden benoemd. De rijkswacht zette de wet nog maar eens naar zijn hand. Hopende dat niemand daarover zou vallen. Zo heeft de vroegere rijkswacht meer officieren dan toegelaten. Dit soort voorbeelden zijn legio en werden aan de bevoegde directeurs-generaal overgemaakt. Wij wachten op beterschap.

De wetteksten betreffende de politiehervorming zitten boordevol sofismen. Het is maar de vraag of de minister van Binnenlandse Zaken en zijn collega van Justitie die teksten aandachtig gelezen hebben. Er werd alleen geluisterd naar de rijkswachtvakbonden.

Frank De Moor

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content