JA

Frans Geys

‘Het vonnis van een Kortrijkse rechter heeft een storm van protest veroorzaakt. Inwoners van Menen die een verbod hadden gevraagd op de speelpleinwerking en de avondlijke fuiven in het jeugdcentrum in hun buurt zijn de kop van Jut, net als de rechter die het vonnis heeft geveld. Ook politici hebben zich – in strijd met de scheiding der machten – in het debat gemengd. Zonder enige zin voor nuance. Het past niet om in de pers commentaar te geven op een lopend geding. Het stadsbestuur van Menen heeft hoger beroep aangekondigd en dit breed uitgesmeerd in de media.

De klagers zijn geen “verzuurde mensen die kinderen haten en zich totaal onverdraagzaam opstellen tegenover om het even welke vorm van overlast”. Ze hebben besloten naar de rechter te stappen omdat ze steeds weer geconfronteerd werden met een buitenproportionele en voortdurende overlast, die ze meermaals – tevergeefs – hebben aangekaart bij het stadsbestuur. De vordering voor de rechtbank heeft nooit tot doel gehad om om het even welk gebruik van het gemeentelijk jeugdcentrum te verbieden, maar was louter gericht op het abnormale karakter van de veroorzaakte overlast en het oneigenlijke gebruik van het jeugdcentrum. Dit jeugdcentrum ligt in een woongebied. De vordering had alleen betrekking op fuiven en op de eigenlijke speelpleinwerking. Die is in strijd met het gewestplan. Ander gebruik van het jeugdcentrum, bijvoorbeeld door jeugdbewegingen en andere culturele of sportieve organisaties, zijn nooit in vraag gesteld. De rechter heeft uiteindelijk ook alleen de bijeenkomsten na 20.00 uur, waarbij “versterkte” muziek wordt gespeeld, verboden. Activiteiten zoals cantussen en quizavonden vallen niet onder het verbod. Die nuances kregen de bevolking niet te horen. Evenmin werd aandacht besteed aan de concrete situatie ter plaatse. De overlast in de onmiddellijke omgeving is wel degelijk abnormaal.

Sommige politici stuurden verklaringen de wereld in die vooral electorale doeleinden moesten dienen.’

NEE

‘De in Vlaanderen geldende regelgeving bepaalt dat woongebieden naast hun woonbestemming onder meer ook sociaal-culturele doelen kunnen dienen. En dat is het jeugdcentrum toch zeker. Een sociaal-culturele inrichting bevindt zich toch het best op de plek waar mensen wonen. Wil die rechter misschien dat gemeenten jeugdcentra bouwen aan de rand van hun grondgebied? Liefst met een muur en met geluidswerende panelen eromheen.

Het Kinderrechtencommissariaat stelt al een tijdje vast dat volwassenen rondhangen, spelen en fuiven steeds vaker als “overlast” bestempelen. We maken ons dan ook grote zorgen nu de rechterlijke macht in dit land dergelijke uitingen van intolerantie tegenover minderjarigen steunt.

We zijn uitermate bezorgd dat kinderen en jongeren, zelfs in hun eigen buurt, nog steeds ‘gezien maar niet gehoord’ mogen worden. Steevast worden zij ‘onze toekomst’ genoemd, ze zullen straks mee het Zilverfonds en de pensioenkassen spijzen, maar ondertussen moeten ze zich ‘in stilte’ bezighouden. Bedroevend, verzuurd, enggeestig.

Rechterlijke uitspraken zoals deze bewijzen de geïsoleerde positie die minderjarigen innemen en brengen de minderjarigen een dubbelzinnige boodschap. Volwassenen verwachten terecht dat kinderen en jongeren hun burgerschap positief opnemen. Tegelijk stellen we echter vast dat minderjarigen veel te weinig kansen krijgen om aan hun burgerschap inhoud te geven.

Het vonnis is er. De stad Menen gaat in beroep. We kunnen alleen maar hopen dat het hof van beroep een toleranter samenlevingsmodel voor ogen heeft.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content