?Het Volk ten Voeten uit? : een misverstand.

Het naturalisme in de schilderkunst werd nooit zo strikt gedefinieerd. Ook niet toen het nog volop bedreven werd, tussen 1875 en 1915 in Europa. In de literatuur onderscheidt het zich van het realisme door het doorgedreven speuren naar sociologische en erfelijke factoren bij het beschrijven van de harde werkelijkheid. Men leze er de boeken van Emile Zola op na. Schilderijen bevatten geen opbergruimte voor elementen van milieu, ras of moment. Ze kunnen dus ook nooit naturalistisch zijn. Minder of meer realistisch, hooguit. De kunsthistorici kunnen de geschiedenis van dit misverstand niet veranderen, dus gebruiken ze de term breed voor ?laat-negentiende eeuwse, monumentale, soms fotogetrouwe voorstellingen uit het dagelijks leven van het gewone volk.?

In 85 werken, vooral schilderijen, laat het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen (KMSKA) ?Het Volk ten voeten uit? zien (tot 16/2). Het eigenlijke meesterstukje is Herwig Todts‘ catalogusessay ?Naturalisme : een inleiding tot de historiografie en interpretatie van een mode?, compleet met ingebouwde twijfels aan de artistieke kwaliteit van de werken op de tentoonstelling. En dat is ook een mode, zeker bij het KMSK : briljante analyses waarbij minder briljante kunstwerken de illustratie vormen. Toegegeven, de aard van hun collectie negentiende-eeuwse kunst en het magere budget inspireren allicht om veeleer de naturalisten Jules Bastien-Lepage of Jean-François Raffaëlli in volle glorie te etaleren dan wel grote realisten als Gustave Courbet of Jean-François Millet.

Maar het met een schok beseffen dat het naturalisme eigenlijk een goedkoop sentimentalisme is, kan heilzaam zijn. De naturalisten hebben zich massaal van medium vergist. Ze namen hun toevlucht tot de olieverf en de iconografie van de overleden historieschilderkunst vorsten en pausen vervangend door arbeiders en boeren in combinatie met de perspectivische mogelijkheden van de camera. Helaas bracht de fotografie zelf op dat moment de sociale werkelijkheid zoveel pakkender en beter in beeld. De naturalisten zochten aansluiting bij de sociale avant-garde, en kozen de middelen van een ware achterhoede. Aan het modernistische avontuur hadden ze part nog deel. Wie er echter in slaagde om het verhalende en het documentaire te overstijgen, wie naar adequate schilderkunstige oplossingen zocht abstrahering, expressie, ritmiek, kleurenspel bracht het er met minder kleerscheuren van af : Fernand Pelez, James Guthrie, Eugène Laermans, Léon Fredericq… In de mate dat ze afstand namen van het naturalisme, werden ze boeiender. Maar in deze tentoonstelling belanden ze ten voeten uit in een lauw bad van kitsch.

J.B.

James Guthrie, Schoolmates, 1884 : minder kleerscheuren.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content