Eén op de veertien Vlaamse tieners krast in zijn eigen armen of verwondt zichzelf. Uit een nieuw Europees onderzoek naar zelfbeschadiging bij tieners blijkt dat de Vlaamse jongeren verontrustend hoog scoren.

In elke Vlaamse klas zit één puber die zichzelf beschadigt. Hij bonkt zijn hoofd ergens tegenaan, snijdt zich in de arm, verbrandt zichzelf, prikt met scherpe voorwerpen in zijn lichaam of slikt gevaarlijke dingen. 7 procent van de bijna 4500 Vlaamse vijftien- en zestienjarigen die op school een vragenlijst hebben ingevuld, heeft zichzelf ooit al verwond. Bij tienermeisjes komt het fenomeen meer dan dubbel zoveel voor als bij jongens. De zorgwekkend hoge Vlaamse scores blijken uit het eerste Europese wetenschappelijke case-onderzoek naar zelfverwonding dat in het kader van Child and Adolescent Selfharm in Europe tussen 1998 en 2004 in zes Europese landen en Australië werd uitgevoerd. De situatie is bijna dubbel zo erg in Vlaanderen als in Nederland, waar ‘slechts’ een kleine 3 procent van de jongeren zichzelf beschadigt.

‘Ik ben zelf van die resultaten geschrokken’, zegt professor Kees van Heeringen (diensthoofd psychiatrie Universiteit Gent, eenheid voor zelfmoordonderzoek) die het onderzoek in Vlaanderen heeft gevoerd. ‘Blijkbaar gaat de overgang naar de volwassenheid bij een deel van de jeugd met zeer veel pijn gepaard. Het hoge cijfer is een uiterst verontrustend signaal. Het lijkt me het topje van de ijsberg te zijn van de onderliggende psychische malaise bij de Vlaamse jeugd waarop de maatschappij een antwoord moet vinden.’

Het spectrum van zelfbeschadigend gedrag is zeer breed. Een groot aantal gevallen blijft verborgen, maar er zijn ook de zeer zichtbare zelfmoordpogingen met dodelijke afloop. Jongeren die zichzelf verwonden, doen dat meestal in het grootste geheim en verbergen hun wonden. Gevoelens van schaamte en het niet kunnen uiten van gevoelens spelen hierbij een rol.

Anders dan vroeger werd gedacht, is automutilatie doorgaans geen kreet om hulp, maar een schreeuw van pijn. De tiener schreeuwt het uit van mentale pijn. De ernst van de zelfverwonding kan variëren, maar de intentie is niet altijd suïcidaal. Zelfbeschadiging komt in alle lagen van de bevolking voor. Het probleem begint doorgaans bij veertienjarige pubers. Als hulp uitblijft, nemen de ernst en heftigheid vaak toe tot ze al in de twintig zijn. Vooral meisjes doen aan automutilatie. Wellicht omdat jongens andere coping-mechanismen hanteren, vooral druggebruik.

ZE ZIJN NIET ZOT

Vanwaar die hoge scores in Vlaanderen? ‘Mochten we dat weten, dan zouden we concreter aan preventie kunnen doen’, zegt Kees van Heeringen. ‘Zeker is dat het nooit om één oorzaak gaat, maar altijd om een samengaan van drie factoren. Depressieve gedachten en een onderliggende voorbeschiktheid spelen altijd mee. Depressieve jongeren gaan pas tot automutilatie over als ze bepaalde psychologische kenmerken hebben, zoals beperkte probleemoplossende vaardigheden of overgevoeligheid voor verlieservaringen. Sommige jongeren weten er geen blijf mee als ze op school gepest worden of zich niet bij de groep betrokken voelen. Zelfbeschadiging is dan een ontsnappingsmechanisme. Wat ook meespeelt zijn drempelverhogende factoren, zoals de beschikbaarheid van goede hulpverlening.’

De grote verschillen tussen Vlaanderen en Nederland moeten nog aan diepgaand wetenschappelijk onderzoek worden onderworpen. Van Heeringen: ‘Wat zeker meespeelt, is de vrij negatieve attitude tegenover geestelijke gezondheidszorg in Vlaanderen. Nederlanders staan daar veel positiever tegenover. Vlaamse jongeren spreken al eens met vriendinnen of vrienden over zelfbeschadigend gedrag, maar Nederlandse jongeren praten sneller met leerkrachten, ouders of hulpverleners. Dat durven Vlaamse jongeren niet, want ‘ze zijn niet zot’. Op het vlak van hulpverlening is er in Nederland ook een veel uitgebreider aanbod. Dat depressie én voorbeschiktheid bij Vlaamse jongeren frequenter zouden voorkomen dan bij Nederlanders is onwaarschijnlijk. Het lage Nederlandse cijfer hangt dus wellicht samen met de beschikbaarheid van hulpverlening en een positieve attitude tegenover die hulp.’

Volgens kinder- en jeugdpsychiater Annick Lampo (VUB) is het misschien niet toevallig dat zelfverminking zo vaak in Vlaanderen en in het Verenigd Koninkrijk voorkomt. ‘Latijnse volkeren zijn emotioneel, Nederlanders zijn flapuiten. Maar net zoals Britten zijn Belgen nogal geremd bij het uiten van emoties. Met automutilatie is het in elk geval zoals met eetstoornissen: je merkt het dikwijls niet op. Als je het uiteindelijk ontdekt, moet er al medisch ingegrepen worden in de plaats van psychologisch. Doorgaans krassen jongeren in hun arm. Letterlijk. Het is een manier om te praten. We schrikken ons rot als we ermee geconfronteerd worden. We willen dan dat jongeren er onmiddellijk mee stoppen, maar dat is niet het juiste antwoord. On a des mots et des maux pour le dire. Sommige jongeren hebben hoofdpijn, buikpijn of doen zichzelf iets aan om te zeggen dat er iets scheelt.’

Waarom beschadigen jongeren zichzelf? De redenen kunnen heel divers zijn. Annick Lampo ziet twee uitersten: ‘Er is de tiener die zichzelf krast om aan te geven: ik heb een probleem! Liefst zo zichtbaar mogelijk. Als het eventjes kan, loopt de jongere met de mouwen opgerold rond zodat de letsels voor iedereen zichtbaar zijn. Daarnaast zijn er jongeren die op zoek zijn naar zichzelf en zichzelf krassen in een prepsychotische fase: Ik voel pijn, dus ik ben! Ik besta!’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content