Stravinsky’s ?Oedipus Rex? door Robert Wilson : koud en afgeborsteld theater.

DE STRAVINSKY-CYCLUS in het Parijse Théâtre du Châtelet was vorige maand aan zijn tweede luik toe. Na Peter Sellars‘ enscenering van ?The Rake’s Progress? stelden ze nu het twintig jaar oudere ?Oedipus Rex? voor in de versie van Robert Wilson. Ook nu werd een prestigieus orkest uitgenodigd : het Philharmonia Orchestra onder leiding van Christoph von Dohnanyi. Twee Amerikaanse regisseurs waagden zich dus aan het werk van dezelfde componist, maar ze kwamen tot erg uiteenlopende resultaten. Of hoe Sellars Stravinsky’s voortdurende ?spel van de camouflage? uitwiste in een uiterst actuele voorstelling, terwijl Wilson het als excuus hanteerde om zich te verliezen in betekenisloos estheticisme.

In 1925 tikte Igor Stravinsky (1882-1971) een levensbeschrijving van Franciscus van Assisi op de kop. Daarin las hij dat Franciscus als priester zijn gelovigen vaak toesprak in het ?Provençaals? de poëtische taal van de Renaissance in het Rhônegebied terwijl hij ?normaal? Italiaans of middeleeuws Latijn sprak. In veel opzichten zou die lectuur Stravinsky inspireren : ?Aan dit geschrift heb ik de formulering te danken van een idee dat mij (…) sinds ik ?déraciné? was, al dikwijls door het hoofd speelde (…) dat een voor muziek bestemde tekst een min of meer monumentaal karakter zou krijgen door een vertaling die zich als het ware tot het verleden wendt, een vertaling vanuit een profane naar een gewijde taal.?

De kiem voor ?Oedipus Rex? was gelegd, en voor een keer schetste de componist zelf het belang van zijn positie als ?déraciné?. Het Russisch, ?de verbannen taal van mijn hart?, was muzikaal onbruikbaar geworden en het Frans, Duits en Italiaans waren hem ?wezensvreemd?. Maar in die biografie van Sint Franciscus werd hem dus een oplossing aangereikt voor het probleem van de taal in zijn toekomstige vocale werken.

Peter Sellars hamert er altijd op dat je er bij Stravinsky niet omheen kan dat hij haast zijn hele leven in ballingschap heeft doorgebracht. Hij was een koning van de vermomming, gaf zich nooit echt bloot en zette mensen met plezier op het verkeerde been. Daarom situeerde hij een volgens Sellars uitgesproken autobiografische opera als ?The Rake’s Progress? (1951) in het achttiende-eeuwse Engeland, gebruikte hij het artificiële en verbloemende libretto van W.H. Auden en ridiculiseerde hij het eindresultaat. ?Dit is triviaal en ik ben er fier op.?

Uiteraard is ?Oedipus Rex? iets totaal anders. Achteraf stelde Stravinsky zelf dat hij het componeerde in ?de meest rechtzinnige en gelovige periode? die hij als ?orthodox christen? ooit doormaakte. Een zeer religieus werk dus, bijna een ritueel, en toch valt het op hoe Stravinsky ook deze keer verstoppertje speelde en een aantal bizarre, schijnbaar tegenstrijdige keuzes maakte. Daardoor lijkt ?Oedipus Rex? bij een eerste kennismaking erg ontoegankelijk.

COCTEAU.

Eigenlijk gaat het zelfs niet eens om een echte opera. Wel om een opera-oratorium dat zowat een uur duurt, met een reusachtig koor dat de hele tijd op de bühne blijft, zes solisten en een verteller.

Stravinsky wilde een hommage brengen aan zijn mentor Diaghilev, de artistieke leider van de Ballets Russes dat zijn 20-jarig jubileum vierde. Toen het eenmaal duidelijk was dat hij wilde werken met een antiek-Grieks thema dacht hij meteen aan de Franse schrijver Jean Cocteau (1889-1963). Die achtervolgde de componist al jaren met voorstellen tot samenwerking. Bovendien had hij al een bewerking van ?Antigone? op zijn naam. ?De manier waarop hij de klassieke mythe (…) in een eigentijdse vorm giet?, was Stravinsky zeer bevallen.

Cocteau vergeleek zijn versies van klassieke teksten trouwens expliciet met de neo-classicistische aanpak van Stravinsky : ?Wat ik probeerde was een schoonheidsoperatie, met de bedoeling de meesterwerken te verjongen, hun gerimpelde huid glad te strijken, (…), en net als Stravinsky, toen men hem een gebrek aan respect voor Pergolesi verweet, antwoordde ik : ?Gij respecteert, maar ik bemin !? Cocteau was dus de aangewezen figuur om Sophocles’ ?Oedipus Rex? enigszins in te korten en in Franse spreektaal om te zetten. Hij reduceerde het stuk tot twee bedrijven van drie scènes en introduceerde de verteller die voor iedere scène kort meedeelt wat er te gebeuren staat.

Toch blijkt uit tal van commentaren dat het Stravinsky niet echt te doen was om ?een eigentijdse vorm? voor het Oedipus-verhaal. Integendeel. Om te beginnen sprak die Oedipus-stof hem aan omdat ze dan misschien ?niet dood? maar wel ?monumentaal? was. ?Een algemeen bekend drama? had hij nodig, want ?het stuk als stuk? wilde hij achterwege laten. Hij stuurde Cocteau tweemaal terug met zijn tekst, tot die niet langer het karakter van een ?actiedrama? had maar van een ?stilleven?. Uiteindelijk streefde hij naar een ?bevriezing van het drama in de muziek?, zodat het gewicht niet bij de personages, maar bij het Lot zou liggen. ?Niet het lot van de personen, maar de persoon van het lot? : daar lag de prioriteit.

DROMERIG.

Als klap op de vuurpijl liet hij het libretto vanuit het hedendaags Frans terug vertalen naar het klassiek Latijn van Cicero. Hij ervaarde het als ?een intens plezier? te componeren op ?een haast rituele taal, met een nobelheid die zich als vanzelf toont?. Kortom, Stravinsky wou komen tot een monumentaal, immobiel, niet-verhalend en gedepersonaliseerd ritueel. In hoeverre wist Cocteau dit bij het begin en welke inbreng had hij nog in het eindresultaat ? In elk geval merkte een criticus ooit op dat het enige werk dat Stravinsky en Cocteau tot stand brachten ?eerder getuigt van een misverstand dan van samenwerking?.

Muzikaal gezien noemde Stravinsky ?Oedipus Rex?, verwijzend naar de collages van Kurt Schwitters, weleens een ?Merzbild?. Bij alle stijlen en in alle periodes ging hij ?te leen? : van Haendel tot Meyerbeer, van de middeleeuwse muziek tot Verdi. Ieder personage heeft zijn eigen stylistische kenmerken. Maar de hommage aan Diaghilev werd geen succes. Bij de concertante première in 1927 in Parijs was de jubilaris maar matig enthousiast, en het werk moest tot 1952 wachten op een eerste enscenering.

Stravinsky had zelf zeer uitgesproken ideeën over hoe ?Oedipus Rex? op de bühne moest worden gebracht en die lijken een regisseur als Robert Wilson wel op het lijf geschreven. Een bijna bewegingloos koor, solisten die naar het publiek zingen en onderling contact uit de weg gaan, zelfs maskers om alle personages nog radicaler te depersonaliseren. Het zou een beschrijving in een notendop kunnen zijn van Wilsons uiterst vormelijke, anti-psychologische, haast architecturale, trage en onderkoelde theater.

De Amerikaanse regisseur heeft er dan ook voor gekozen het spel van de componist mee te spelen en respecteert bijna al zijn aanwijzingen. Behalve een strook van zowat vier meter vooraan op het podium wordt alle ruimte ingenomen door een monumentale, witte houten trap : daarop bevindt zich de hele voorstelling lang het koor, of de burgers van Thebe. Boven die trap steekt nog een stukje wit achterdoek uit waarop Wilson zijn perfecte belichting met alle tinten blauw, rood en wit botviert. De personages dragen ?antieke? kostuums in zachte tinten. Maskers zijn er niet, maar allen zijn uitgebreid gemaquilleerd en gekapt en zien er haast ?gebeeldhouwd? uit. Een meer monumentale en oogverblindende vorm kan je moeilijk vinden : ?dromerig en rustig? beschreef Wilson de atmosfeer.

Beweging is er inderdaad nauwelijks. Zoals Stravinsky aangeeft en bij Wilson meestal het geval is, wordt vooral met handen en armen een precies gechoreografeerde bewegingstaal uitgewerkt die niet-illustratief is. Oedipus en Jocaste leggen ook complexe ?danstrajecten? af ; Wilson was hierbij naar eigen zeggen vooral geïnspireerd door Martha Graham. Maar James O’Neill als Oedipus, op het laatste moment ingevallen voor Philippe Langridge, kan die complexiteit niet aan. Hij leek alles nog maar net gememoriseerd te hebben, enige intensiteit gaf hij het niet mee. Ook vocaal ontgoochelde hij. Kreoon, de Boodschapper, en de Herder hebben vastgelegde posities op de trap.

RITUEEL.

Wat Wilson met het uitstekende koor van de Tsjechische Radio heeft bereikt, is indrukwekkend. Op volstrekt organische wijze zijn ze als groep bijna voortdurend lichtjes in beweging. Toch zijn ze ook voldoende geïndividualiseerd en springen er altijd enkelingen in het oog.

Laat het duidelijk zijn : Robert Wilsons ?Oedipus Rex? is monumentaal, immobiel en gedepersonaliseerd theater. Maar een ritueel wordt het nooit. Van een ritueel lijkt er maar sprake wanneer een vormtaal dankzij de intense en humane manier waarop ze wordt uitgevoerd, een surplus krijgt en tot leven komt. In deze voorstelling is dat enkel het geval tijdens de aria van Tiresias, wanneer de ook vocaal schitterende Willard White zichzelf vergeet in een bezeten en duivelse dans. Ook verteller Laurent Terzieff is sterk : hij geeft een beheerste, maar warme Wilson-persiflage weg.

Maar voorts is dit een zelfgenoegzaam, koud en afgeborsteld spektakel. Ongetwijfeld eist Wilson teveel van zangers die met lichaamstaal nauwelijks vertrouwd zijn. Toch ontstaat ook de indruk dat hij met die zangers nooit de religieuze diepgang heeft willen bereiken die dit werk ongetwijfeld heeft. Wilson weigert consequent de vraag naar de ?zin? van de werken die hij ensceneert, maar almaar vaker lijkt dit een excuus om zich te kunnen verliezen in oppervlakkige vormspelletjes. Een schaamlapje om een dramaturgische impotentie te camoufleren.

De 25 minuten durende Silent Prologue die de opera voorafgaat, illustreert het probleem van de productie perfect. Een stel dansers en acteurs beeldt hier de thematiek van het Oedipus-verhaal uit. ?Geïnspireerd op het Japanse Nôh-theater?, beweert Wilson. De ongrijpbare vormelijke perfectie is er inderdaad, de pregnante betekenis van het Nôh-theater nooit. Dit is yuppie-theater.

Het lijkt wel dat Wilson op zijn best is als hij de vrijheid heeft om met zijn unieke vormtaal ook zijn eigen inhoud te creëren. Dat deed hij afgelopen lente nog in de rockopera ?Time Rocker? met Lou Reed, of in ?Persephone?, een voorstelling in het oud-Grieks die hij enkele jaren terug in Delphi maakte. Maar met diepmenselijke inhouden van andere kunstenaars weet hij zelden blijf. Peter Sellars doorprikte Stravinsky’s camouflagespelletje en bracht de echte zeggingskracht van ?The Rake’s Progress? naar boven. Wilson verschuilt zich achter het gezwollen discours van de componist om zijn eigen inhoudelijke onmondigheid te verbergen en bewijst Stravinsky zo geen dienst. ?Oedipus Rex? is immers meer dan een design-show. Laat ons hopen dat Nono’s ?Prometeo? Wilson sterker zal inspireren.

Jan Goossens

James O’Neal, Franz-Josef Kapellmann, Willard White in Oedipus Rex : de bevriezing van het drama in de muziek.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content