De Belgische regering was nauw betrokken bij de moord op de Congolese ex-premier Patrice Lumumba in 1961. Dat stelt Ludo De Witte in zijn nieuwe boek. Een voorpublicatie.

Wigny’s boodschap wierp onmiddellijk vruchten af. Drie dagen later belandde een geheim telegram van kolonel Louis Marlière, technisch raadgever bij het ANC en adviseur van kolonel Mobutu, op de schrijftafel van ministerd’Aspremont Lynden. Over de initiatieven tegen Lumumba schreef hij: “Plan voor actie in Leo, met akkoord van regering-Ileo, wordt bestudeerd. Succes is zeer wel mogelijk als uitvoerders in daden even beslist zijn als in woorden. Onmogelijk als Ghana partij kiest voor Lumumba.” Was het de bedoeling om Lumumba door ANC-eenheden te laten inrekenen en hem dan te laten ombrengen, als de Ghanese blauwhelmen die arrestatie tenminste zouden toestaan?

Maar Marlière had nog een “Belgisch” alternatief achter de hand: “Alternatief plan-Barracuda zal ter beoordeling worden voorgelegd aan commandant Dedeken in Elisabethstad, en uit te voeren zonder deelname Congolese regering.” Noël Dedeken was door majoor Jules Loos, de militaire adviseur van minister d’Aspremont Lynden, in de zomer van 1960 op bevel van “een Belgisch generaal” naar Katanga gestuurd. Deze oud-bevelhebber van de compagnie commando’s van de Force Publique moest Lumumba ontvoeren, en met dat doel leidde hij er een dertigtal Baluba op.

Commandant Dedeken moest de zaak niet alleen klaren: in de boodschappen die Marlière en Loos uitwisselden, is er sprake van de komst van “twee kinderen”: een inlichtingenspecialist en een officier van een commando-eenheid. Majoor Loos liet hem ten slotte weten dat er twee specialisten informatie-inwinning op komst waren: Van Gorp, agent van de Staatsveiligheid, en Pilaet, die voor eigen rekening werkte.

De zaak was op het hoogste niveau besproken, want de minister van Afrikaanse Zaken zelf had het groene licht gegeven voor de operatie. Loos schreef Marlière: “Op bevel van de minister wordt de coördinatie verzorgd door Marlière die Minaf [Afrikaanse Zaken] op de hoogte houdt; deze zal, behoudens hoogdringendheid, opportuniteit beoordelen.” Ook Brazzaville [de Belgische agenten in Congo’s buurland, aan de overzijde van de Congostroom] werd bij de zaak betrokken, want Marlière beloofde Loos de zaak te zullen bespreken met André Lahaye van de Staatsveiligheid en consul-generaal Marcel Dupret. Deze telegrammen tonen ondubbelzinnig aan dat Brussel, enkele weken nadat Washington had besloten om van Lumumba’s “verwijdering” een topprioriteit te maken, zelf tot de actie wou overgaan. (…)

20 MILJOEN VOOR MOBUTU

Operatie-Barracuda kwam maar moeizaam van de grond. De toestand wijzigde van uur tot uur: soms kon Lumumba op stevige steun van bepaalde legereenheden rekenen en werd hij door hen in bescherming genomen, dan weer werd hij opgespoord door ANC-eenheden die hem wilden arresteren. Het ontbrak de samenzweerders ook aan essentiële informatie, en de uitgestuurde inlichtingenspecialist Pilaet, die de codenaam “Achille” droeg, beantwoordde niet aan de verwachtingen. Erger nog: “Achille” was volgens Marlière “een gevaarlijke kletskous”.

Marlière beklaagde zich tegenover majoor Loos ook over “het te grote aantal complotteurs brévétés dat al ter plaatse is”, en over het gebrek aan discretie in Brussel zelf, waar sommigen over de operatie al te loslippig waren geweest. Tot overmaat van ramp kreeg kolonel Marlière eind september dringender zaken aan zijn hoofd: Loos droeg hem op alle aandacht te besteden aan het winnen van de steun van de Congolese soldaten voor Mobutu, die elk moment ten val kon worden gebracht. De rechterhand van de minister stelde Marlière met dat doel 20 miljoen frank ter beschikking voor soldijbetalingen.

De complotteurs in Brazza en Leopoldstad probeerden er nochtans werk van te maken. Begin oktober, toen Lumumba nog steeds vrij rondliep en de bevolking van de hoofdstad aan zijn kant probeerde te krijgen, schakelden ze hun subversieve operaties in een hogere versnelling. (…) Kolonel Marlière kreeg een nieuw duwtje in de rug voor de Belgische actie. Hij schreef minister d’Aspremont Lynden: “Gezanten komende uit Brussel of Elisabethstad laten verstaan dat Minaf actie als opportuun zou beoordelen. (…) ik geef het bevel tot voorbereiding. Als Minaf akkoord gaat, zal ik tot uitvoering overgaan. In geval van akkoord vraag ik toelating aller retour Brussel of sturen van afgevaardigde Minaf naar hier voor uitwerking.”

Enkele dagen later, op 5 oktober, antwoordde majoor Loos, de adjunct van de minister: “Akkoord met voorbereiding actie.” Een van Loos’ medewerkers pendelde in die periode tussen Brussel en Centraal-Afrika om met Marlière en zijn collega’s te overleggen. Ook medewerkers van minister Wigny waren bij dat overleg betrokken. Voor zover dat nog nodig was, zei de minister van Afrikaanse Zaken heel precies waar het op stond. In een telegram naar Elisabethstad en Brazzaville van 6 oktober, daags nadat zijn adjunct aan Marlière de toestemming gaf om met operatie-Barracuda te beginnnen, had d’Aspremont Lynden het over het gerucht dat er een nationaal kabinet met nationalistische ministers in de de maak zou zijn. Zijn woorden kondigden niet een terugkeer naar de toestand van vóór 5 september maar wel de moordpartij van 17 januari 1961 aan: “Bijzonder gevaarlijk want neigt in mijn ogen feitelijk naar het indirect aanvaardbaar maken van Lumumba (…). Belangrijkste na te streven doelstelling in het belang van Congo, Katanga en België is natuurlijk de definitieve eliminatie van Lumumba.”

POSITIEF ANTWOORD WENSELIJK

Op 14 september neutraliseerde kolonel Mobutu de politiek. Met deze eerste staatsgreep installeerde hij een college van commissarissen. Lumumba kreeg feitelijk huisarrest, waarna operatie-Barracuda een stille dood stierf. De doelstelling bleef niettemin: Lumumba elimineren. Op 13 oktober werd in het Belgische consulaat-generaal in Brazzaville nog overlegd over een commando-actie tegen de residentie van de afgezette premier, maar ze werd als onuitvoerbaar afgevoerd. De focus verschoof naar het organiseren van een “transfer”.

Na een mislukte ontsnappingspoging werd “Satan”, zoals Lumumba in de geheime Belgische telegrammen werd genoemd, door Mobutu begin december gevangen gezet in het legerkamp Hardy in Thysstad.

Zolang de gezondheidstoestand van het regime in Leopoldstad niet verbeterde, bleven de regering-Eyskens en haar antennes in Leopoldstad en Brazzaville zich zorgen maken over de duurzaamheid van Lumumba’s uitschakeling. Op 24 december 1960 stelde Dupret een gecodeerd telegram op voor het hoofdkwartier van de Gendarmerie in Elisabethstad. In de tekst maakte hij het verzoek van Justin Bomboko [voorzitter van het college van commissarissen in Leopoldstad] over om Lumumba naar Katanga te mogen overbrengen, in uitvoering van een principeakkoord met Tshombe voor een dergelijke transfer. In een tweede deel van het telegram schreef Dupret aan het Belgische topkader van de Gendarmerie: “Positief antwoord wenselijk, ondanks mislukking vroegere pogingen. Besmetting soldaten Thysstad [met nationalistische ideeën en sympathieën voor Lumumba] valt te vrezen.” (…)

Enkele dagen later verstuurde de Belgische diplomaat Vanden Bloock vanuit Elisatbethstad een “zeer geheim” telegram naar Brussel. Elisabethstad was van oordeel dat een transfer naar Katanga niet opportuun was: zo’n actie zou “een algemene kreet van verontwaardiging” in de Afro-Aziatische wereld veroorzaken, waarbij België, “verdacht van collusie met Katanga”, in de klappen zou delen. Verder vreesde het Katangese regime dat de aanvaarding van Lumumba zou neerkomen op een erkenning van formele banden tussen Leopoldstad en Elisabethstad. Vanden Bloock beëindigde zijn tekst met deze woorden: “Bakwanga lijkt me bijgevolg een goed compromis.”

Er is geen enkele directe reactie bekend op dit voorstel van eind december om Lumumba in handen van Kalonji een zekere en gruwelijke dood te bezorgen. Maar enkele dagen later nam Brussel zelf een initiatief dat de overbrenging van Lumumba naar Bakwanga of Elisabethstad concreet op de agenda plaatste. (…)

Een definitieve regeling van het probleem-Lumumba was een voorwaarde voor elke vooruitgang op elk ander vlak. Het standpunt van Brussel was ondubbelzinnig. Bij monde van minister d’Aspremont Lynden eiste het vanaf oktober 1960 “de definitieve eliminatie” van de ex-premier. Die eis bleef onverminderd gehandhaafd.

Met een telegram van 4 januari 1961 gaf Brussel aan dat dit project meer vereiste dan een gevangenhouding in Thysstad. Brussel zette die dag een intercontinentale machinerie in werking die de zaak tot een goed einde moest brengen. Geruchten en berichten over een mogelijke bevrijding van Lumumba bevestigden de optie van Brussel en zijn handlangers in Congo: Lumumba moest absoluut weg uit Thysstad, wat deze operatie in internationaal-diplomatieke termen ook zou kosten.

VOOR DE VOLKSGEZONDHEID

Begin 1961 leek het gevaar van een politieke come-back van Lumumba niet denkbeeldig. Het viel samen met de aftakeling van Mobutu’s college van commissarissen en de groeiende onrust binnen het ANC. Ook de VS maakten zich daarover zorgen, maar beschikten niet over instrumenten om daar wat aan te doen. De regering-Eyskens was aan zet.

Nadat Brussel op 4 januari in een telegram Leopoldstad had bezworen de bevrijding van Lumumba onmogelijk te maken, kroop de minister van Afrikaanse Zaken enkele dagen later zelf in de pen. Hij schreef Lahaye [die in Leopoldstad de feitelijke voogdij had over de Sûreté en Binnenlandse Zaken] en kolonel Marlière dat de vrijlating of ruil van Lumumba “ten allen prijze, ik herhaal: ten allen prijze” moest worden vermeden. (…) Achteraf zou Marlière er geen doekjes om winden dat Lahaye en hijzelf “nauw waren betrokken bij de voorbereiding van de transfer”. De adviseur van Mobutu en de feitelijke nummer één van Brussel in de Congolese hoofdstad was van oordeel dat “Lumumba uit de weg moest worden geruimd”, het ging om “een werk van volksgezondheid”. (…)

De bezwaren tegen Lumumba’s opruiming waren niet van humanitaire, maar van diplomatieke en politieke aard. De gevolgen van de uitlevering van de ex-premier aan de regimes van Tshombe of Kalonji waren niet te overzien. De sympathie voor de meest prominente gevangene van Leopoldstad was in de derde wereld immens. De liquidatie van Lumumba, onder de neus van de blauwhelmen, zou kunnen leiden tot een terugtrekking van verschillende Afrikaanse en Aziatische contingenten uit de VN-troepenmacht, en tot rechtstreekse steun van landen als Ghana en Guinea aan de lumumbisten. Dat had kunnen uitlopen op de desintegratie van de VN-operatie en op zware militaire confrontaties die al snel de Congolese grenzen zouden overstijgen.

Het waren deze overwegingen die Brussel, Leopoldstad en Elisabethstad er sedert begin december van hadden weerhouden om Lumumba werkelijk te liquideren of, wat op hetzelfde neerkwam, te transfereren – ondanks hun principiële eensgezindheid over de wenselijkheid om de ex-premier koste wat het kost van het politieke toneel te laten verdwijnen. Pas toen de politieke comeback van Lumumba onafwendbaar leek, verdween elke aarzeling in Leopoldstad en Brussel.

Op 14 januari liet kolonel Marlière er bij Tshombe op aandringen om Lumumba toch te ontvangen. Hij wees er daarbij ook op dat Kandolo, lid van het college van commissarissen, dat dringend wenste. Maar ook de regering-Eyskens was nauw bij dat initiatief betrokken. Het telegram van 4 januari gaf dat al aan. Maar nog drie andere berichten wijzen daarop.

Het eerste is een telegram van minister van Afrikaanse Zaken d’Aspremont Lynden van 16 januari aan Tshombe, waarin hij er bij Elisabethstad op aandrong om Lumumba zo snel mogelijk in ontvangst te willen nemen. Terzelfdertijd stuurde de minister een boodschap naar Brazzaville, met de mededeling: “Spoedeisend initiatief is ondernomen door Minaf bij president Katanga.”

De betrokkenheid van minister van Buitenlandse Zaken Wigny bij de pogingen om Lumumba’s uitlevering aan Thsombe of Kalonji te regelen, blijkt uit diens telegram van 18 januari aan Elisabethstad: “Boodschap Kandolo [van de 14de] werd direct naar Katangese autoriteiten verstuurd om hen te vragen om hun verzet inzake transfer Lumumba naar Katanga opnieuw te bekijken. Gezien Katangese terughoudendheid akkoord bemiddeld voor transfer vandaag nog naar Bakwanga. Operatie gaat door zonder medeweten VN.”

LANGE KANGOEROE IS BEREID

Niemand twijfelde eraan dat Lumumba bij zijn aankomst in Bakwanga meteen zou worden vermoord; daarvoor had de recente geschiedenis te diepe wonden geslagen tussen hem en Kalonji. Maar dat ook het regime in Katanga geen genade zou kennen voor de gewezen Congolese premier, was al evenmin een geheim, ook niet voor de regering in Brussel.

Het blijft vooralsnog gissen naar de beweegredenen van de Belgische ministers om een transfer te verkiezen boven een onmiddellijke liquidatie in Thysstad. Wellicht wilde men het fragiele regime van Leopoldstad sparen. Op termijn had men immers president Kasa Vubu nodig: hij was het wettelijke uithangbord waarachter Congo moest worden heropgebouwd. Het was dus verkieslijker om “het vuile werk” uit te besteden aan Elisabethstad of Bakwanga.

Een transfer kwam de Belgische overheid en haar veiligheidsdiensten goed uit, want de moeilijkheden met operatie-Barracuda tonen aan dat ze de traditie misten om zelf snel en efficiënt, op duizenden kilometers van huis, een moordoperatie op te zetten – in tegenstelling tot, bijvoorbeeld, de Amerikaanse regering. Ten slotte leefde bij Brussel de niet onterechte bedenking dat een oplossing voor het probleem-Lumumba een onderdeel vormde van elke politieke oplossing – dat is: van een samenwerking tussen Leopoldstad en Elisabethstad. Een transfer van Lumumba vormde de concrete uitdrukking van die prille samenwerking, en maakte terzelfder tijd de weg vrij voor een definitieve regeling. (…)

Vanaf 14 januari werkte Leopoldstad met het voorlopige scenario van een overbrengst van Lumumba naar Bakwanga; die dag vernam CIA-chef Devlin in de Congolese hoofdstad dat Zuid-Kasai Lumumba’s (ongetwijfeld laatste) bestemming zou worden. Kolonel “Lange Kangoeroe” Gillet, de chef van Kalonji’s troepen, had eerder die dag laten weten dat Lumumba onvoorwaardelijk naarBakwanga mocht worden overgebracht.

Bakwanga had echter een nadeel. De luchthaven stond er onder controle van Ghanese VN-blauwhelmen, die Lumumba bij diens aankomst aldaar mogelijks in bescherming konden nemen. In Elisabethstad controleerde de VN daarentegen alleen het burgerlijke deel van de luchthaven Luano. Op de militaire tarmac viel van de blauwhelmen niets te vrezen. Het zou dus Elisabethstad worden. Het telegram van minister d’Aspremont Lynden van 16 januari was duidelijk genoeg. Het was gericht aan de Belgische diplomatieke vertegenwoordiging in Elisabethstad:

“Consubel Estad. Voor Créner.

06416/cab.

Overmaken aan president Tshombe.

Citaat.

Minaf Aspremont dringt persoonlijk aan bij president Tshombe opdat Lumumba in de kortst mogelijke tijdsspanne naar Katanga overgebracht zou worden.

Einde citaat.

Gelieve mij op de hoogte te houden.

Minaf.”

DE LAATSTE REIS

De klassieke procedure werd overboord gegooid, waarbij de telegrammen van de minister door het Bureau-conseil [de zeer machtige, door Belgen bemande feitelijke schaduwregering van Katanga] werden besproken en zo nodig “vertaald” in beslissingen ten behoeve van Tshombe en de regering. Het Bureau-conseil werd tot stilzwijgende instemming gedwongen. Er zat voor Tshombe’s [Belgische] kabinetschef Bartelous niets anders op dan de president nog in de loop van de voormiddag de inhoud van de boodschap mee te delen.

Een geamuseerde Tshombe zou hebben gereageerd met de opmerking: “Uw minister zegt me hem op te vangen en u stelt me het tegendeel voor?” Daarop heeft Bartelous Tshombe wellicht nogmaals uitgelegd dat een transfer zware gevolgen zou kunnen hebben voor de secessie, maar dat op korte termijn een bevrijding van Lumumba, ook vanuit Katangees standpunt, absoluut moest worden vermeden. Daarom had de minister van Afrikaanse Zaken gekozen voor een transfer naar Katanga.

In de ochtend van 17 januari werd Lumumba, samen met twee gevangen medestanders, Maurice Mpolo en Joseph Okito, met een opgevorderde DC-4 naar Elisabethstad gevlogen. Tijdens de urenlange vlucht werden de drie gevangenen voortdurend mishandeld. Na de aankomst in Katanga gingen de mishandelingen verder. Diezelfde nacht nog werden ze geëxecuteerd, waarna hun stoffelijke resten met zuur werden opgeruimd. Volgens de officiële versie van de feiten waren de drie erin geslaagd te ontsnappen, maar werden ze even later om het leven gebracht door de inwoners van het dorp waar ze met hun gestolen vluchtauto waren gestrand.

Het lijdt geen twijfel dat een formeel bevel van kolonel Frédéric Vandewalle [die in opdracht van Brussel de eigenlijke leiding over de Katangese Gendarmerie voerde] aan de Belgische officieren om Lumumba’s leven te sparen, de ontwikkelingen een andere wending had doen nemen. De echte reden voor de Belgische passiviteit, berusting of stilzwijgende goedkeuring van de afwikkeling van het drama is niet van praktische, maar van politieke aard. (…) Met Lumumba’s transfer was de belangrijkste doelstelling van Brussel gerealiseerd: de politieke terugkeer van Lumumba onmogelijk maken en het regime van Leopoldstad redden. (…)

De blanke leiders van de secessiestaat hebben die nacht de ontwikkelingen geen halt toegeroepen. Het telegram van de minister van Afrikaanse Zaken bood het Bureau-conseil niet veel ruimte om anders te handelen, maar, en dit is belangrijk, het legde zich daar graag bij neer. De uitschakeling van Lumumba was nodig, of beter gezegd: een noodzakelijk kwaad. Eigenlijk deelden de bureauleden Marlières visie: de moord was een werk van volksgezondheid. En erkende de Belgische Gendarmerie-majoor Guy Weber nadien niet dat de moord een goede zaak voor de toekomst van Katanga zou zijn? Kortom, de schuld van de Belgische kopstukken reikt verder dan alleen schuldig verzuim.

Ludo De Witte, “De moord op Lumumba”, Van Halewyck, Leuven, 432 blz., 798 fr.

Zaterdag 25 september stelt Ludo De Witte zijn boek voor op Het Andere Boek in Antwerpen.

Het Canvas-programma “Histories” besteedt op 21 en 28 oktober aandacht aan de moord op Lumumba.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content