Martine Aubry is uitgegroeid tot een van de sterkste Franse politici van haar generatie. Het burgemeesterschap van Rijsel wordt wellicht maar een tussenstop op weg naar de top: Matignon of het Elysée.

In zesendertigduizend Franse gemeenten – Frankrijk telt evenveel gemeenten als alle andere landen van de Europese Unie samen – vonden afgelopen zondag lokale verkiezingen plaats. De meeste Fransen moeten op zondag 18 maart nog eens naar de stembus: in gemeenten waar geen enkele partij de absolute meerderheid behaalde, wordt een tweede stemronde gehouden. Onder meer in Parijs, Lyon en Toulouse blijft het nog een week uiterst spannend: de drie steden werden tot nu toe door rechts bestuurd, maar zouden volgende week weleens in linkse handen kunnen overgaan. Als de socialist Bertrand Delanoë, die in de eerste ronde 35 procent van de stemmen behaalde, volgende week opnieuw weet te profiteren van de verdeeldheid in het rechtse kamp, krijgt Parijs voor het eerst sinds 1871 een linkse burgemeester.

Ook in Rijsel, waar de voormalige minister van Arbeid en het PS-zwaargewicht Martine Aubry de gedoodverfde kandidaat-burgemeester is, moet aanstaande zondag opnieuw worden gestemd. Aubry deed het in de eerste ronde minder goed dan verwacht, maar echte zorgen hoeft de dochter van voormalig Europees commissievoorzitter Jacques Delors zich niet te maken. Met 34 procent van de stemen behield ze toch een ruime voorsprong op de lijsttrekker van rechts, Christian Decocq (22 procent). En als de groenen woord houden en nu de rangen sluiten rond de kandidate van links, wint Aubry er in de tweede ronde meteen 15 procent bij.

Rijsel blijft dus, zo staat eigenlijk wel vast, wat het al 45 jaar is: een socialistisch bolwerk. Martine Aubry volgt in de Noord-Franse stad Pierre Mauroy op, de ex-premier die de stad sinds 1973 bestuurt. Het was Mauroy zelf, die de Parisienne in 1995 naar Rijsel haalde met de expliciete bedoeling van haar zijn opvolgster te maken. In het aftredende gemeentebestuur was Aubry al eerste schepen. De voorbije zes jaar heeft ze, onder de hoede van Mauroy, de stad en zijn inwoners grondig leren kennen – tot in de loges van voetbalclub LOSC is ze ondertussen een oude bekende, en in de straten van de armere Rijselse wijken spreken de jongeren haar bij haar voornaam aan. Ook op het persoonlijke vlak raakte Aubry in de stad verankerd: vier jaar geleden werd een Rijselse advocaat haar nieuwe levenspartner.

GENOEG OM HANDEN

Vivre Lille, bien dans la ville, mieux dans sa peau luidde de slogan van Aubry’s verkiezingscampagne. Haar voorganger Mauroy heeft de voorbije 28 jaar al heel wat werk verricht: van een treurige, grauwe, door de textiel- en staalcrisis getekende stad maakte hij weer een aantrekkelijke plek, waar ieder weekend honderden Britse en Vlaamse toeristen neerstrijken. Er is massaal gebouwd en verbouwd, er werd flink geïnvesteerd in cultuur, door de aanleg van de Chunnel en de komst van de TGV werd de stad een belangrijk knooppunt op de kaart van Europa. Desalniettemin zal de nieuwe burgemeester genoeg om handen hebben: de werkloosheid mag dan al teruggelopen zijn in de voorbije vijf jaar, nog steeds 16 procent van de Rijselse bevolking heeft geen baan. In sommige wijken loopt het percentage werklozen zelfs op tot 30 procent. Voor een voormalig minister van Arbeid, die drie jaar lang op nationaal niveau alles heeft gedaan om meer banen te creëren, is het een zaak van eer om nu ook op het gemeentelijke vlak die sombere statistieken om te buigen.

Aubry wil ieder jaar voor 1250 werkloze Rijselaars een vaste baan vinden, zo verkondigde ze tijdens haar campagne. Het werkgelegenheidsplan vormt een onderdeel van een omvattender programma dat de ongelijkheid tussen de rijke binnenstad en de arme buitenwijken moet wegwerken en het ‘dagelijkse leven’ voor alle inwoners van de stad aangenamer moet maken.

Mooie plannen, en niemand twijfelt eraan dat de nieuwe burgemeester een efficiënte bestuurder zal zijn. Maar hoe lang zal Aubry daadwerkelijk in het stadhuis van Rijsel blijven, vragen velen zich af. Zelf houdt ze niet op te beklemtonen dat ze niet aan carrièreplanning doet, dat ze geen supervrouw is die verschillende zware mandaten kan combineren, dat ze ook genoeg heeft van het pendelen tussen Rijsel en Parijs, dat ze rust wil. Maar niemand die dat echt gelooft. Immers, de kans is groot dat Aubry volgend jaar het premierschap, of misschien zelfs het Franse presidentschap aangeboden krijgt.

In de lente van 2002 zijn er in Frankrijk parlements- en presidentsverkiezingen. Huidig premier Lionel Jospin loopt zich warm als PS-kandidaat voor het presidentschap. Wint hij de race tegen zittend president Jacques Chirac, dan is Aubry een van de belangrijkste kandidaten om Jospin in het paleis van Matignon op te volgen. Maakt Jospin een slechte beurt tijdens de parlementsverkiezingen, die twee maanden voor de presidentsverkiezingen plaatsvinden, kan het best zijn dat Aubry gevraagd wordt zich in de strijd om het presidentschap te gooien.

De machtigste vrouw van Frankrijk werd 51 jaar geleden geboren als Martine Delors. Een wonderkind was ze niet. Op school viel ze niet op, haar resultaten waren middelmatig. Eén keer moest ze bijna haar jaar overdoen. Maar toen haar vader duidelijk maakte dat ze de keuze had tussen een baantje als dactylo of haar studie ernstig nemen, schoot de jonge Martine in actie. Ze studeerde aan de universiteit sociale wetenschappen en economie, daarna volgde de Ecole Normale de l’Administration (ENA), de prestigieuze kweekschool voor aankomend politiek talent in Parijs.

EEN GROTE RODE DRAAD

In het beroepsleven van Aubry loopt één grote rode draad: het ministerie van Arbeid. In 1975 ging ze er voor het eerst aan de slag als ambtenaar. Na een tussenstop bij de Raad van State belandde ze er opnieuw in 1981, toen François Mitterrand links weer aan de macht bracht. Aubry werd adjunct-kabinetschef van de vakbondsman oude stijl Jean Auroux. De wetten-Auroux, die de werkgevers tot sociaal overleg over loon en werkduur verplichtten, waren haar werk.

In de tweede helft van de jaren tachtig kwam rechts opnieuw in de regering. Aubry vluchtte het zakenleven in: op verzoek van Jean Gandois werd ze de nummer drie van de chemiereus Péchiney. Wanneer Edith Cresson in 1991 de eerste vrouwelijke (PS-)premier van Frankrijk werd, verwierf Aubry haar eerste ministerportefeuille: die van Arbeid. Haar ‘zwarte jaren’ noemt Aubry de periode 1991-1993. De economische crisis bereikte haar dieptepunt, Frankrijk telde drie miljoen werklozen. De regering keek machteloos toe hoe steeds meer bedrijven tot massale ontslagen overgingen, hoe steeds meer Fransen uitgesloten raakten. Na de zware verkiezingsnederlaag van de socialisten in 1993 koos Aubry voor de sociale sector en probeerde ze, samen met werkgevers, kansarme jongeren uit de voorsteden een opleiding en een eerste werkervaring te geven.

Vier jaar later kreeg ze de kans om revanche te nemen. Ze werd minister van Arbeid en Solidariteit in de regering van Lionel Jospin, en een van de zwaargewichten van la gauche plurielle, de combinatie van socialisten, groenen en communisten die Jospin rond zich verzamelde. Drie en een half jaar lang was Aubry niet uit de actualiteit weg te branden. Een programma ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid, de nieuwe wetgeving over de financiering van de sociale zekerheid, de wet op de algemene ziekteverzekering, een spectaculaire loonkostenverlaging, en – haar grootste werkstuk – de verplichte 35-urige werkweek: geen enkele andere minister kon zo’n gevuld palmares voorleggen.

In oktober vorig jaar deed ze wat ze al langer had aangekondigd. Ze nam ontslag uit de regering om zich volledig aan de campagne voor de gemeenteraadsverkiezingen in Rijsel te kunnen wijden – verkiezingen die ze, zo was toen al duidelijk, ook zonder intensieve campagne gemakkelijk zou winnen. ‘Ik heb in de voorbije drie jaar gegeven wat ik te geven had, ik heb behoefte om me te herbronnen’, verklaarde Aubry bij haar afscheid.

Maar talrijk zijn degenen – ook in haar eigen partij – die haar vertrek uit de regering-Jospin zagen als onderdeel van een uitgekiende strategie. Niet alleen houdt ze zich aan de door Jospin beleden regel van political correctness die de cumulatie van een ministerportefeuille met een burgemeesterambt verbiedt. Ze is ook met een positief imago uit Parijs vertrokken. De werkloosheid in Frankrijk is in geen dertig jaar zo vlug gedaald – en dat kan niet alleen te danken zijn aan de sterke economische groei. En zelfs haar tegenstanders moeten toegeven dat ze met haar dossierkennis, haar werkkracht en haar scherpe denkvermogen is uitgegroeid tot een van de allersterkste politici van het moment. Is het onzinnig te stellen dat ze vanuit het rustige Rijsel volgende lente in pole position kan vertrekken in de strijd om Matignon en het Elysée?

Christine Albers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content