De te betwisten vaststelling dat er momenteel 23.238 zonevreemde bedrijven zouden zijn, roept de vraag op hoe een dergelijke wantoestand tot stand kon komen. Aangenomen dat een klein deel van dit aantal nog na het tot stand komen van de gewestplannen het slachtoffer is geworden van nieuwe planologische maatregelen waarbij ze ongewild zonevreemd werden, dan ligt het antwoord voor de rest verscholen in het slecht functioneren van de vergunningsverlenende en controlerende overheid, het schrijnend gebrek aan handhaving van de geldende regels en voorschriften.

Er bestaan wel degelijk bedrijfsleiders die met gevoel voor ethisch ondernemen hun bedrijf op een ordentelijke wijze, in overeenstemming met alle regels, proberen tot ontwikkeling te brengen. Voor hen hoeft dit decreet over zonevreemdheid niet, voor hen werkt het decreet zelfs concurrentievervalsend.

Voor alle andere bedrijfsleiders kan de vraag gesteld worden hoe ze aan die vergunningen gekomen zijn. Onvermijdelijk komen we dan terecht in het moeras van stedenbouwkundige achterpoortjes, schromelijk te kort schietende ambtenaren, slecht begrepen politiek dienstbetoon, de juridische trukendoos… Zo is er de vaak toegepaste ‘voldongen-feit-techniek’: aanvankelijk illegale installaties met regularisatie achteraf. Of het opgeven van een net nog aanvaardbare bestemming (toonzaal, magazijn, stockageplaats…) bij de bouwaanvraag, met na het verkrijgen van de vergunning het onmiddellijk wijzigen van die bestemming (productieruimte…). Dit laatste kon zelfs zonder nieuw openbaar onderzoek. Heel vaak wordt bij de uitvoering dan ook gekozen voor een goedkopere bouwtechnische uitvoering dan deze welke opgegeven en vergund werd, zoals skeletbouw met industriële beplating in metaal of beton.

De meest bekende techniek is de zogenaamde ‘salamitactiek’, waarbij onderdeel na onderdeel met tussenliggende termijnen wordt vergund, steeds als uitzondering op de geldende stedenbouwkundige voorschriften, met telkens verwijzing naar de vooraf bestaande toestand en vermelding van de verwaarloosbaarheid van de uitbreiding in het licht van het al bestaande. Op een dag worden omwonenden dan wel geconfronteerd met een totaliteit aan industrieel complex dat niet meer aanvaardbaar is, maar dan is het meestal te laat.

Al het voorgaande wordt vaak toegepast in samenspel met het onder druk zetten van gemeentelijke, provinciale en/of gewestelijke gemachtigde ambtenaren voor het verkrijgen van de nodige gunstige adviezen, dikwijls met aanbevelingsbrieven van arrondissementele politici binnen hun politiek dienstbetoon. Het gaat zover dat zelfs schorsings- en vernietigingsarresten terzijde worden geschoven of via juridische poespas worden omzeild.

Eén ding staat vast: dit decreet houdt grotendeels het failliet in van een goede ruimtelijke ordening in Vlaanderen, ook wat betreft het in goede banen leiden van het toegenomen intensief zwaar wegtransport, de controle en gezondmaking van de waterhuishouding in beken, rivieren en stromen, de controle over de afvalstromen. De Vlaamse overheid creëert met dit decreet eigenlijk mini-industriezones, overal verspreid te lande en in de woongebieden. Onrechtstreeks zal dit decreet er ook de oorzaak van zijn dat nog meer mensen de stedelijke woongebieden zullen ontvluchten en hun heil zoeken in de randgebieden en open groene ruimten.

Ik vrees dat onze politici niet goed beseffen dat dergelijke decretale bestuursmaatregelen, die tegelijk een bekentenis inhouden van smadelijke onmacht om ter zake ordentelijk te besturen en waarbij grotendeels tegemoetgekomen wordt aan de foefelaars, een enorme impact hebben op de geesten van de mensen die nog meer gaan inzien dat begrippen als democratische rechtsstaat nog slechts holle politieke slogantaal is en dat Vlaanderen geregeerd wordt door een niets ontziende economische dictatuur.

Carlos Anckaert, Ronse.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content