Ook Trees Dehaene, voorzitster van het Interdiocesaan Pastoraal Beraad, pleit voor de afschaffing van het verplichte celibaat en de wijding van vrouwen. Alleen houdt ze er een andere strategie op na dan dissidente priesters zoals Rudy Borremans. De strategie van ‘het koppige geduld’.

De manier waarop het conflict is geëscaleerd, vindt ze ‘bedroevend’. Maar dat het vorige week is uitgemond in een kerkrechtelijke procedure tegen Rudy Borremans, begrijpt ze wel. ‘Kardinaal Danneels had geen andere keuze. De aanpak en opstelling van Borremans werken de dialoog tegen. De communicatie binnen de kerk verloopt moeizaam, dat is gebleken. Maar Borremans is even star en spreekt alleen vanuit zijn eigen gelijk. En wie uitsluitend in de aanval gaat, is niet constructief.’

Trees Dehaene is voorzitster van het Interdiocesaan Pastoraal Beraad (IPB), een overlegorgaan dat in 1971, zes jaar na het Tweede Vaticaans Concilie, in het leven werd geroepen om leken structureel in de kerk te laten participeren. Dat een dialoog structuur niet vanzelf een dialoog cultuur impliceert, geeft ze toe. Maar de vragen die dissidenten zoals Rik Devillé en Rudy Borremans stellen, komen ook op tafel tijdens de IPB-vergaderingen, waar de bisschoppen trouwens – zonder stemrecht – aan deelnemen. ‘Alleen hebben wij een andere stijl’, zegt ze. ‘Bepaalde vragen kúnnen de bisschoppen niet beantwoorden, omdat ze in het spanningsveld zitten tussen centraal gezag en basis, en niet gemachtigd zijn om bijvoorbeeld het verplichte celibaat af te schaffen. Ze weten wel wat er leeft, maar het huidige pontificaat oefent een serieuze druk op hen uit. Op bepaalde punten zitten ze zelf op de lijn van de paus en de curie. Maar ze moeten de verzuchtingen van de basis wel in Rome aankaarten. Zeker rond thema’s zoals seksualiteit, waarover inmiddels door nieuwe filosofische en wetenschappelijke inzichten aan de basis een andere houding is gegroeid – zonder dat het fundament van ons geloof wordt geraakt. Het IPB blijft herhalen: u bent onze vertegenwoordigers, u moet opkomen voor de diversiteit in die universele kerk.’

DE BEZIELING IN GEVAAR

De erkenning van die diversiteit was essentieel in Vaticanum II: ‘Elke kerkprovincie moest een zekere autonomie kunnen hebben. De dominantie van het centrale gezag vandaag is daarmee in tegenstrijd. Rome heeft het nog altijd moeilijk met dat nieuwe kerkbeeld, dat zegt: De kerk, dat zijn wij allemaal, de kerk is het volk Gods. Dat impliceert geen gelijkheid – want je kunt niet zonder een hiërarchie – maar wel de gelijkwaardigheid van alle gelovigen. Helaas bleef Vaticanum II dubbelzinnig, waardoor de hiërarchie aan het oude kerkbeeld kan vasthouden. Een tweede punt in Vaticanum II was de erkenning van de mondigheid van de gelovigen. Ook een keerpunt, dus ik begrijp dat het even duurt voor alle consequenties daarvan doordringen. Dat ligt ook aan ons: de ruimte die voor leken is gecreëerd, moeten we beter innemen.’

‘Maar een agressieve aanpak helpt ons niet echt vooruit. We hoeven uiteraard niet te wachten op de toelating om iets te zeggen, wij mogen onze deskundigheid op bepaalde vlakken vooropstellen: leken kunnen de kerk leren omgaan met pluralisme, hebben de waarden van een democratie beter doorleefd, zijn overtuigd van de gelijkwaardigheid van man en vrouw, enzovoort. We moeten niet verwachten dat vernieuwing van bovenaf komt. Dat steeds meer leken priesterlijke taken opnemen, is precies omdat ze niet willen dat de kerk doodbloedt. De bisschoppen weten dat, het gebeurt dus helemaal niet zo verborgen als wordt beweerd. Alleen wordt het te weinig erkend – wel getolereerd, omdat het niet anders kan. De manier waarop de leiding officieel met het priestertekort omgaat, daar heb ik moeite mee.’

‘Er wordt niet alleen krampachtig over priesterschap en celibaat gesproken, maar ook over de invulling van dat priesterschap: de eenzijdige koppeling aan het sacramentele is historisch gegroeid. Het is niet altijd de essentie of de prioriteit geweest. Er is een priestertekort, en wat gebeurt er? Die sacramenten moeten ze behouden, de rest verdwijnt op de achtergrond. Met als gevolg: gefrustreerde priesters die van het ene sacrament naar het andere trekken, maar niet meer het gevoel hebben pastoraal bezig te zijn. Priesters die te veel parochies hebben en leken die pastorale taken overnemen. Die leken worden niet alleen onvoldoende gevaloriseerd, er worden ook te weinig voorwaarden aan hen gesteld qua vorming en achtergrond. Of neem priesters die soms tot hun tachtigste aanblijven: waarom mogen die niet vroeger met pensioen gaan? Al die factoren dreigen de bezieling in gevaar te brengen. Terwijl er heel wat alternatieve pistes denkbaar zijn.’

VARIËTEIT AAN WIJDINGEN

Het priesterschap is te veel een kwestie van ‘alles of niks’, vindt Dehaene. ‘Waarom geen tijdelijke wijdingen? Of wijdingen voor een bepaald sacrament? Ik denk aan mensen die in ziekenhuizen werken: waarom moet er een priester komen, psychologisch toch een buitenstaander in zulke situaties, om het ziekensacrament toe te dienen? Waarom kunnen vrouwen in bepaalde omstandigheden de biecht niet afnemen? Dat het priesterambt op termijn wordt opengesteld voor vrouwen, vind ik haast vanzelfsprekend. Al lijkt mij een eerste, gemakkelijkere stap de afschaffing van het verplichte celibaat. Binnen het IPB lopen de meningen uiteen, maar persoonlijk zou ik dat erg graag zien gebeuren.’

‘Ik kan me voorstellen dat je kiest voor het celibaat, maar het is geen voorwaarde om een goede priester te zijn. Sommigen zullen hun priesterschap beter beleven als niet-celibatair, doordat ze een thuishaven hebben. Het celibaat kan mediërend zijn in het geloof, maar dat geldt ook voor een relatie. En vanuit de bron, het evangelie, zie ik geen enkele reden om vast te houden aan het verplichte celibaat. Als we dat internationaal bekijken, denk ik dat die vraag in Afrika nog sterker leeft. Omdat het daar voor een man cultureel gezien veel moeilijker is om kinderloos te blijven. Zo kom ik weer terug op die diversiteit: waarom moet Afrika het westerse model overnemen? Zulke vragen moeten we stellen. We gaan er te makkelijk vanuit dat bepaalde elementen van onze cultuur onlosmakelijk bij het christendom horen.’

Maar dat blijft de bierkaai. Wat met de haalbare projecten? ‘Wij streven naar de ontkoppeling van wijding en leiding’, zegt Dehaene. ‘Waar dat kan, moeten vrouwen benoemd worden in fora waar beslissingen worden genomen. Zo kan de functie van vicaris perfect door een vrouw worden waargenomen. Ze krijgt weliswaar de titel niet, (lacht) maar vrouwen hebben minder behoefte aan titels. Er zijn al twee Vlaamse bisdommen met een vrouwelijke vicaris. Erg belangrijk, want een vicaris zit in de bisschopsraad. Ook in kerkelijke rechtbanken worden al vrouwen benoemd. Dat is dus haalbaar. Wij stoppen onze energie dus vooral in deelaspecten die in Vlaanderen wél al kunnen veranderen. Al betreuren we dat daarrond weinig echte beleidsopties worden genomen.’

Er klinkt vaak kritiek op het IPB. Dat ze dichter bij de hiërarchie dan bij de basis staan. Dat ze zelden openlijk standpunten innemen. ‘Wij zijn nu eenmaal een binnenkerkelijk overlegorgaan’, reageert Dehaene. ‘En hoe kun je nu met de bisschoppen in dialoog treden als ze niet aan de vergaderingen deelnemen? Wie de hiërarchie niet bij het gesprek betrekt, is zeker niet democratisch. Het proces waaraan wij meewerken, is een langzaam proces, maar voor mij is geduld een belangrijke eigenschap. Geen gelatenheid, maar een geduld dat niet loslaat, een koppig geduld.’

STRENGERE REKRUTERING

Hoewel het tekort aan priesters groeit, vindt Dehaene de huidige toelatingsvoorwaarden eigenlijk niet streng genoeg. ‘Er worden celibataire mannen geselecteerd, maar dat is een criterium om mensen uit te sluiten, het impliceert dat vrouwen en gehuwden niet over de juiste kwaliteiten beschikken. Als gehuwde vrouw kan ik dat niet aanvaarden. Dan vind ik serieuze kwaliteitscriteria belangrijker. Ik vraag mij af of het wel goed is dat men op achttien jaar voor het priesterschap kiest. Of dat een rijpe keuze kan zijn. Of het niet veel wijzer zou zijn om late roepingen te stimuleren, van mensen die eventueel getrouwd zijn, die al geleefd hebben. Dat sommige priesters hun persoonlijkheidsproblemen lijken af te reageren op de kerk, is misschien te begrijpen: er wordt veel van hen gevraagd, het is niet makkelijk om geestelijke leiding te geven. Of de lat qua intellectueel niveau niet te laag wordt gelegd, is ook een vraag die zich stelt. Niet dat hoogstaande intellectuele capaciteiten voor alle taken noodzakelijk zijn, maar een priester moet de nodige achtergrond hebben. Al zijn menselijke kwaliteiten voor sommige deeltaken minstens zo belangrijk.’

In weerwil van de huidige crisis, vindt Dehaene het ‘een boeiende tijd’: ‘We zitten op een keerpunt. Als Borremans claimt dat net Rent-a-Priest ‘dicht bij de oorspronkelijke kerk van Jezus’ staat, ga ik niet akkoord. Alsof alleen Rent-a-Priest rituelen aanreikt waar aan de basis vraag naar is. Zo stellen ze het voor en dat is niet helemaal eerlijk. Ook binnen de kerk zijn er priesters die gescheiden mensen een ritueel aanbieden bij een nieuw levensengagement. Daarvoor hoef je niet uit de kerk te stappen. Integendeel, dat moet een binnenkerkelijke discussie zijn: een huwelijk is een menselijk project dat kan mislukken.’

Dat Borremans al maanden geschorst is en dus de facto met één been buiten de kerk staat, is voor Dehaene geen argument: ‘Vóór zijn schorsing was dat huidige engagement kennelijk zijn zorg niet, dat is toch een tegenstrijdigheid. En overigens vind ik het bedenken van alternatieve rituelen niet voldoende. Het succes van Rent-a-Priest kan de kerk wel doen nadenken over de ontoegankelijkheid van bepaalde rituelen voor onder meer holebi’s en gescheiden mensen. Maar wij zijn allen het volk Gods en moeten samen grondig nadenken over de toekomst van de kerk. En dan gaat het over veel meer dan alleen maar rituelen. Dus wat Borremans doet, gaat in zekere zin niet ver genoeg.’

Joël De Ceulaer

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content