De Vlaamse regering wil het tabaksverbruik met tien procent verminderen. Naast preventie, betekent dat stoppen met roken. Psycholoog Hedwig Boudrez helpt mensen van hun verslaving af.

Psycholoog Hedwig Boudrez heeft net twee mensen ontvangen die willen stoppen met roken: de een is 65, de ander 71 jaar. Zij begonnen te roken rond hun achttiende. “Vandaag heeft een roker van achttien al een hele voorgeschiedenis als roker, want men begint er steeds vroeger mee”, zegt Boudrez die in het Gentse Universitair Ziekenhuis antirookconsultaties houdt en eind februari deelnam aan het internationale congres Smoke Free 21st Century in Las Palmas.

Boudrez, zelf een ex-roker, begeleidt sinds ’74 hartpatiënten voor wie stoppen met roken vaak levensnoodzakelijk is. Sinds enkele jaren kan echter iedereen die van de sigaret afwil, bij hem terecht. Op eigen houtje ontwierp hij een begeleidingsprogramma – bestaande uit een combinatie van verschillende technieken die individueel of in een groep worden toegepast – dat uniek te noemen is in Vlaanderen. Meer dan een ander vertrouwd met uitvluchten en drogredeneringen, is hij voor verstokte rokers een moeilijk te verslaan disputant.

Omvang en ernst van het rookprobleem kunnen volgens hem niet genoeg benadrukt worden. De prognoses die op het congres geformuleerd werden, noemt hij angstaanjagend. Boudrez: “Momenteel sterven er jaarlijks wereldwijd 3,5 miljoen mensen door ziekten die verband houden met roken. Als we aan hetzelfde tempo doorgaan en eenzelfde stijging van het aantal rokers blijven zien, zal dat cijfer binnen een paar decennia naar schatting tien miljoen bedragen. Omdat de leeftijd vervroegt, omdat steeds meer meisjes beginnen te roken en de bevolking in de ontwikkelingslanden stijgt, kunnen we in de komende decennia een explosie van deze epidemie verwachten. Er moeten dringend zowel stopmethodes worden ontwikkeld als preventiecampagnes opgezet.”

DOODSLAG OP DE PASSIEVE ROKER

Vlaams minister van Gezondheidsbeleid Wivina Demeester (CVP) kondigde begin deze maand aan dat het tabaksverbruik in 2002 tien procent lager moet liggen dan vandaag. Dat de campagne zich vooral naar jongeren richt, is volgens Boudrez de beste methode om het aantal rokers op relatief korte termijn naar beneden te halen. Maar de overheid moet ook een sociaal klimaat creëren waarin roken niet meer evident is. Boudrez: “Roken wordt bij ons nog te veel als een relatief onschadelijke en plezierige gewoonte beschouwd. Hoogstens ziet men het als een verkeerde gewoonte. Terwijl men er niet alleen longkanker maar ook nier-, pancreas-, darm-, maag-, tongkanker, enzovoort van kan krijgen. In Las Palmas bleek dat er zelfs een verband tussen roken en borstkanker zou bestaan. De bevolking moet meer zicht krijgen op de schadelijke gevolgen van roken, ook voor niet-rokers. Mediacampagnes en wetgeving zijn daar heel belangrijk bij.”

Maar hoever kan men, mag men daarin gaan? Onlangs stelde een Britse firma voor om werknemers die roken langer te laten werken dan de niet-rokers. Redelijk of absurd? Boudrez: “Uit studies blijkt dat rokers minder productief zijn dan niet-rokers, ze zouden ongeveer zeven procent minder werken. Of dat nu is omdat ze buiten moeten gaan roken of niet, maakt niet uit. Wie binnen rookt, belast de longen van mensen die niet willen roken. Het is een vaststaand gegeven dat passief roken tot dood leidt. Als doodslag aanleiding geeft tot een assisenzaak, kan men dit dan zomaar laten gebeuren? Het is toch logisch dat hier maatregelen worden genomen. Zoals de overheid de taak heeft zich te bekommeren om de hormonen in het vlees om de volksgezondheid te beschermen, moet zij ook alles doen om de gevolgen van passief roken te verhinderen en dus niet toelaten dat er op publieke plaatsen en op arbeidsplaatsen wordt gerookt.”

In eigen land werd onlangs nog voorgesteld om zelfs de voor rokers voorbehouden treinwagons af te schaffen. Wat rest er nog van onze rechten en vrijheden? Boudrez: “Iedereen heeft het recht om op de trein te zitten maar niet om mij ziek te maken zoals iemand ook niet het recht heeft mij een klap te geven. In Finland bepaalt een nieuwe Tobacco Act dat op het werk enkel nog gerookt kan worden wanneer dat in een volledig afgezonderde ruimte gebeurt, waar de persoon alleen zit en waar een ventilatiesysteem garandeert dat de rook niet in een niet-rokersplaats terechtkomt. In dergelijke omstandigheden zou ik zo’n rokerswagon nog kunnen tolereren.”

NICOTINE IS EEN SOFTDRUG

Wie bij ons al eens heeft plaatsgenomen in een rokerswagon, weet dat de walm en stank er – soms ook voor rokers – nauwelijks te harden is. De tijd dat roken synoniem was voor gezelligheid lijkt veraf. Of is dat misschien de bedoeling? Uit onderzoek blijkt immers dat hoe meer beperkingen er worden opgelegd, hoe meer rokers geneigd zijn te stoppen. Als je voortdurend in de kou of in een ongezellig hok moet gaan staan, zou op den duur zelfs de meest hardnekkige roker gaan denken dat het misschien zonder sigaretten wel net zo prettig leven is. Maar tussen het maken van dié overweging en effectief stoppen kunnen nog vele lichtjaren liggen. De verklaring daarvoor is bekend: verslaving.

Boudrez: “Het wereldwijd erkende handboek DSM 4 ( Diagnostical and Statistical Manual of Mental Disorders) bevat een overzicht van alle psychologische en psychiatrische aandoeningen. Een paragraaf over stoornissen in het gebruik van psychoactieve middelen vermeldt de producten die daarbij horen: alcohol, heroïne, cocaïne, maar ook nicotine. Zonder enige schroom kan je stellen dat roken een verslaving is en tabak een drug.”

Een roker is dus een drugsverslaafde? Boudrez: “Op voorwaarde dat men niet de enge visie op het begrip drug hanteert. Drugs worden nog altijd geïdentificeerd met harddrugs en nicotine is een softdrug. Eigenlijk is het onderscheid onbelangrijk: nicotine is een drug. Wie dat ontkent, moet maar het bewijs leveren en eens een maand stoppen. Sociale of occasionele rokers zullen dat misschien kunnen, zij vormen vijf à tien procent van het totale aantal rokers. De rest, 90 à 95 procent, is dus verslaafd – ook al bestaan er individuele verschillen. Die grote groep verslaafden kan niet meer terug naar sociaal roken. Wanneer een ex-verslaafde opnieuw één sigaret opsteekt, wordt het hele verslavingsmechanisme, dat ergens in het geheugen bewaard wordt, opnieuw in werking gezet.”

Aan nicotineverslaving zitten twee aspecten: een lichamelijk en een psychologisch-gedragsmatig aspect. De een kan meer lichamelijk, de ander meer psychologisch verslaafd zijn. Boudrez: “Fysieke verslaving betekent dat rokers roken om een bepaald nicotineniveau in het bloed te garanderen. Telkens dat nicotineniveau daalt, steken ze een sigaret op. Bepaalde signalen wijzen op die nicotine-afhankelijkheid: ’s nachts moeten opstaan om te roken, ’s ochtends na vijf minuten al een sigaret opsteken, zich na een uur in de filmzaal niet meer kunnen concentreren.”

“Bij de psychologische verslaving speelt conditionering een belangrijke rol. Wanneer de telefoon rinkelt, grijp je bijvoorbeeld eerst naar een sigaret voordat je de hoorn opneemt. Of wanneer je de deur van de wagen opent om in te stappen, zoekt je andere hand al naar een sigaret. Ook koffie en alcohol zijn conditionerende elementen, ze lokken rookgedrag uit. Bovendien verzwakt alcohol de mentale weerstand. Wie stopt met roken, moet daarop letten.”

HET KWAAD ZIT IN DE TEERDERIVATEN

Kandidaat-stoppers verwachten vaak ten onrechte dat ze vlug en zonder zelf een inspanning te leveren van hun verslaving verlost zullen geraken. Boudrez gelooft niet in methodes die geen enkel engagement van de betrokkene verwachten. Maar op dat verlangen om zonder craving ontwend te geraken, wordt door commerçanten wel handig ingespeeld. Folders beloven rokers dat zij dankzij het volgen van een kruidenkuur op korte tijd ontwend zullen zijn. “Waardeloos”, zegt Boudrez. “Die mensen zijn niet bevoegd. Ook een aantal vervangende sigaretten of pijpjes die je bij de apotheker kan kopen, hebben geen enkele waarde.”

Zelf is hij wel voorstander van nicotinesubstitutiepreparaten als pleisters en kauwgom. Pleisters zorgen voor een continue toediening van nicotine, kauwgom voor een piek. Momenteel zijn er ook inhaleertoestelletjes op de markt en wordt er geëxperimenteerd met muntjes. “Op de bijsluiter wordt nog steeds gewaarschuwd voor een aantal neveneffecten maar sinds die producten vijftien jaar geleden op de markt kwamen, werd voldoende onderzoek gedaan waaruit blijkt dat ze voor honderd procent veilig zijn en dus ook bij risicogroepen gebruikt mogen worden. Ze zijn nu ook zonder voorschrift te verkrijgen.”

Wie toch huiverig staat tegenover het zichzelf toedienen van nicotine, moet volgens Boudrez beseffen dat de schadelijkheid van sigaretten niet in de nicotine zit maar in de nevenproducten en voornamelijk in de teerderivaten. In sigarettenrook zitten meer dan 4800 chemische verbindingen, van meer dan vijftig daarvan is bewezen dat die kankerverwekkend zijn. De kwalijke eigenschap van nicotine is dat die verslavend werkt. Mensen roken dus om het nicotineniveau in het bloed op peil te houden, maar nemen tegelijk al die andere schadelijke producten op. Het principe van de substitutiepreparaten is dat men op een andere manier en enkel nicotine toedient en die dosis geleidelijk afbouwt. Het gevaar dat iemand aan die substitiepreparaten verslaafd geraakt, is volgens Boudrez weinig waarschijnlijk. In ieder geval weet men dat het gebruik van substitutiepreparaten in combinatie met om het even welke andere methode het succespercentage verdubbelt.

BLIJF EEN TIJD WEG UIT UW STAMCAFE

Zelf gebruikt Boudrez technieken uit de gedragstherapie. De verslaafde leert bijvoorbeeld eerst het eigen rookgedrag te observeren – kan door een dagschema bij te houden – en te controleren door zichzelf beperkende maatregelen op te leggen zoals in een andere ruimte of een ander merk roken. Boudrez: “Een roker heeft dikwijls het gevoel geen greep meer te hebben op sigaretten. Het is belangrijk dat aan het stoppen een fase voorafgaat waarin men vaststelt er wél een zekere controle op te hebben, men ziet dat het aantal vermindert. Daardoor groeit het zelfvertrouwen en kan makkelijker de stap naar nul worden gezet.”

Gedragstherapie kan ook betekenen dat aversietechnieken worden voorgeschreven. Door bijvoorbeeld de rook gedurende een bepaalde periode in de mond te houden, ontstaat een afkeer tegenover sigaretten. Die aversietechnieken op zich blijken echter niet zo succesvol te zijn als controletechnieken.

Naast gedragstherapie past Boudrez ook hypnotische methodes toe. Is dat niet wat vreemd voor een universitair ziekenhuis? Boudrez: “Vaak wordt hypnose nog als een magisch wondermiddel gezien terwijl het om een eenvoudige ontspanningstechniek gaat waarbij je een aantal suggesties meegeeft. De techniek wordt meer en meer gebruikt in de medische sector, ook door kankerspecialisten en verloskundigen. Momenteel zijn er echter nog onvoldoende onderzoeksgegevens om het succes ervan bij het roken aan te tonen. Maar uit uitgebreid, heel degelijk wetenschappelijk onderzoek blijkt de combinatie van gedragstherapie, met nicotinesubstitutiepreparaten en groepstherapie wel het meest effectvol te zijn. Dat is ook de reden waarom ik zo werk.”

“Verder moeten mensen beseffen dat motivatie belangrijk is, niet alleen om te stoppen maar ook om er zich gedurende een bepaalde periode voor in te zetten en tijdelijk wat last, wat craving te doorstaan. Roken is met zoveel andere leefgewoontes verbonden. De meeste rokers bewegen nooit, eten weinig groenten en fruit. Wie wil stoppen met roken, moet bereid zijn om daar een aantal wijzigingen in aan te brengen. Wie in de ontwenningsfase zit, kan ook best een bezoek aan het stamcafé mijden, want dat is het jezelf onnodig moeilijk maken. Je moet een aantal situaties met hoog risico uit de weg gaan. Sommige dingen hoeven niet eeuwig te duren: ga na de ontwenningsperiode eens terug naar het stamcafé om te testen hoe het voelt.”

Hoe kan een niet-rokende omgeving best omgaan met een roker? Boudrez: “De omgeving kan een roker nooit dwingen om te stoppen. Iemand die alleen op consultatie komt om partner of huisarts een plezier te doen, raakt niet ver. Je kan iemand niet dwingen om iets wat zo verslavend is op te geven. De omgeving kan wel proberen te motiveren, zonder te zeuren of te zagen maar door zachtjes te stimuleren. Waarschijnlijk duurt het enkele jaren vooraleer iemand overtuigd kan worden. Wanneer die omgeving zelf last heeft van de rook, moeten er akkoorden worden gesloten. Rokers hebben daar wel begrip voor zolang het over kinderen gaat – onder de dampkap roken, buiten gaan roken – maar niet meer als die vraag van volwassenen komt.”

“Eenmaal gestopt, dient de omgeving te beseffen dat roken een verslaving is en dat daar ontwenningsverschijnselen bijhoren zoals bij alcoholisme. Dus niet een pakje sigaretten gaan halen om van die prikkelbare huisgenoot verlost te zijn, maar een beetje geduld hebben. Na een drietal maanden is het voorbij.”

Johanna Blommaert

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content