Europees parlementslid Bart Staes (Groen!) over het Franse ‘nee’.
‘Het is natuurlijk geen goede zaak’, zegt Bart Staes. ‘Het probleem met een referendum is dat de discussie altijd op verschillende lagen en niveaus wordt gevoerd. Wie intellectueel eerlijk is, maakt de afweging: zet die grondwet nu stappen vooruit of achteruit? Als ik dat doe, is mijn evaluatie positief. Maar veel mensen vergelijken de tekst met hun ideaalbeeld van Europa en komen dan natuurlijk tot een negatief oordeel.’
Is zo een tekst eigenlijk wel geschikt om er met een referendum over te beslissen?
BART STAES: Het is een dubbeltje op zijn kant. Er is in Frankrijk en in Nederland wellicht nog nooit zoveel over Europa gepraat als de voorbije weken. In België organiseren nu alleen scholen debatten en informatiedagen. Het probleem is natuurlijk dat mensen niet oordelen op basis van de tekst, maar volstrekt andere afwegingen maken. Het ging in Frankrijk over de balans van president Jacques Chirac, van premier Jean-Pierre Raffarin, de slechte sociaal-economische toestand, de niet-verwerkte uitbreiding van vorig jaar, de onderhandelingen met Turkije. We moeten ons ook geen illusies maken: als er in België een referendum werd georganiseerd, zou het ook over premier Guy Verhofstadt en Turkije gaan. Daar zou het Vlaams Belang wel voor zorgen.
Hoe moet het nu verder?
STAES: Zuiver formeel gesproken, lopen de ratificaties gewoon door. Maar ik vind dat verdere beslissingen niet door de staatshoof- den en regeringsleiders alleen mogen worden genomen. De tekst van deze grondwet kwam in een Europese Conventie tot stand, waarin de nationale parlementen en regeringen, het Europese parlement, de Europese Commissie en het Europese middenveld vertegenwoordigd waren. We moeten die methode van werken aanhouden. Misschien moeten we de Conventie zelfs opnieuw samenroepen – zo tegen het einde van het jaar als er met Nederland, Luxemburg, Polen en Tsjechië meer referendums zijn gehouden.
Wat kan er beter aan de tekst van de grondwet?
STAES: Het moet een tekst zijn die de spelregels, de doelstellingen en de waarden van de Europese Unie bepaalt en die de instellingen een plaats geeft. Het was ook goed dat het charter van de grondrechten in de tekst werd opgenomen. Maar het was, volgens mij, fout om daarnaast ook nog specifiek te willen vastleggen hoe het landbouwbeleid er moet uitzien, het sociale beleid, de economische politiek, de competitiviteit, en zo verder. Dat hoort niet thuis in een grondwet. Als het in Frankrijk dan toch een keer over de tekst ging en er kwam kritiek, dan ging het over dat deel. Bijvoorbeeld, omdat er neoliberale elementen in waren geslopen.
Hoe kan de burger toch nog met de tekst worden verzoend?
STAES: Het was de bedoeling dat het charter van de grondrechten via de grondwet kracht van wet zou krijgen. De staatshoofden en regeringsleiders zouden bij wijze van signaal kunnen beslissen om dat charter, ook zonder dat het in de grondwet verankerd is, meer gewicht te geven. Het charter geeft de mensen onder meer sociale rechten. Het kan aantonen dat Europa niet die huiveringwekkende constructie is die nu soms aan de burgers wordt getoond. We zouden trouwens al een eind opschieten als politici in minder abstracte termen over Europa zouden praten. Het is ook in Vlaanderen de gewoonte dat ministers de pluim bij goed nieuws op hun eigen hoed steken, terwijl ze de zwarte- piet bij slecht nieuws naar Europa doorschuiven.
Hangt het Franse ‘nee’ nu als een blok rond de nek van het Europese parlement?
STAES: De belangrijkste beslissing die nu moet worden genomen, heeft te maken met de meerjarenbegroting. Hoeveel geld krijgt Europa tot het jaar 2013? Ik ben bang dat het Franse ‘nee’, de Duitse verkiezingen in het najaar en het Britse voorzitterschap van de Unie in de tweede helft van het jaar voor vertraging zullen zorgen. We zullen een jaar verliezen. Maar dat wil niet zeggen dat het grote wetgevende werk zal stilvallen. Neem, bijvoorbeeld, de aanpassing van de omstreden dienstenrichtlijn van voormalig commissaris Frits Bolkestein. De rol die het debat daarover bij het Franse referendum speelde, kan helpen om er beter over na te denken.
Op 16 juni komen de staatshoofden en regeringsleiders in Brussel bijeen. Wat moet hun boodschap zijn?
STAES: Hun boodschap zou moeten zijn dat ze begrip hebben voor de twijfel van de mensen. Ze moeten er zich zeker voor hoeden om hautain op het ‘nee’ te reageren. Zoals enkele jaren geleden, na een referendum in Ierland. ‘Ho,’ zegden ze, ‘dan houden we maar een tweede referendum.’ Dat kan niet. Je toont ten minste respect.
Het vervolg moeten we afwachten. Er is afgesproken wat er moet gebeuren als landen de tekst niet goedkeuren. Als dat in meer dan vijf landen het geval is, moet er weer worden onderhandeld. Die kans wordt nu groter en groter.
H.v.H