Motorcrossers behoren tot de meest atletische van alle sporters.

Dirk Draulans Foto’s: Wim Van Cappellen/reporters

‘Als er ooit een competitie zou komen waarin vedetten uit diverse sportdisciplines tegen elkaar uitgespeeld worden, zouden motorcrossers ongetwijfeld goed scoren’, vertelt dokter André Debruyne, voorzitter van de Vlaamse Vereniging voor Sportgeneeskunde. ‘Het is niet omdat ze op een machine zitten dat crossers minder inspanningen moeten leveren, integendeel. Het sportief profiel van een succesvol motorcrosser vereist uitmuntendheid op verschillende vlakken.’

Zo beschikken motorcrossers over een heel sterke uithouding en hebben ze een vetpercentage tussen 8 en 10 procent – ter vergelijking: voetballers scoren gemiddeld 15 procent, wat bijna overeenstemt met het vetgehalte van een dertigjarige die niet aan sport doet. Op een loopband halen motorcrossers tussen 18 en 20,5 kilometer per uur, alleen marathonlopers doen beter. Daarenboven moeten ze over kracht én lenigheid beschikken, geen evidente combinatie.

‘In vele andere sportdisciplines zouden motorcrossers net niet met de besten meekunnen,’ analyseert Debruyne. ‘Een wielrenner als Johan Museeuw zal beter zijn in de uithouding op lange termijn, een topbokser heeft meer weerstand op heel korte termijn. Voetballers zouden overal uit de boot vallen. Dat zijn luxepaardjes die veel compenseren door balbehendigheid en een verstandig ploegspel, maar het zijn geen échte sporters: een man in slechte conditie kan de beste op het veld zijn. Voetballers die op het wereldkampioenschap met krampen te kampen krijgen, zouden beboet moeten worden.’

De enige discipline die het atletisch vermogen in het motorcrossen benadert, is de roeisport. ‘Het is geen toeval dat er in fitnesscentra veel roeimachines staan,’ legt Debruyne uit. ‘Roeien is een heel complete sport. Jammer genoeg is ze weinig spectaculair. Van alle atleten zouden roeiers het gemakkelijkst als motorcrosser gerecycleerd kunnen worden.’

Topcrossers moeten dus veel trainen, op uithouding, weerstand, kracht en techniek. De meesten trainen per week vijftien tot twintig uur actief, zonder stil te staan zoals voetballers op een veld. Als een training goed wordt opgebouwd, zodat ze een lichaam niet opblaast, kan een crosskampioen gemakkelijk vijftien jaar meedraaien aan de top – ook in het wielrennen is dat mogelijk.

‘Een atleet zal tussen een leeftijd van 27 en 34 jaar op het maximum van zijn mogelijkheden zitten’, zegt Debruyne. ‘Voor snelheid ligt die leeftijd een stuk lager. Maar beginnende twintigers zullen op het einde van een cross niet de kracht meer hebben om hun motor nog goed vast te houden. Ze hebben onvoldoende weerstandsuithouding.’

Debruyne geeft toe dat de motorsport niet vrij van doping is: ‘Doping is helaas een bedrijf in de sport geworden. Zelfs liefhebbercompetities hebben eronder te lijden. De fair play en de geloofwaardigheid van de sport vereisen dat daar streng tegen opgetreden wordt. Ook in de motorcross worden elk jaar positieve gevallen opgespoord. Maar doping is er zeker niet zo algemeen als bijvoorbeeld in de wielrennerij. Vanuit medisch oogpunt gezien vraag ik me trouwens af of je zo’n Ronde van Frankrijk wel kán uitrijden zonder hulpmiddelen. Men zou die vraag eens aan de organisatoren moeten voorleggen. Als onze crossers twee keer per week een Grote Prijs moesten rijden, zou de druk om hulpmiddelen te gebruiken ook groter worden.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content