Tien jaar na de historische revoluties maken tien Oost-Europese landen zich klaar voor het Europese lidmaatschap. Maar tussen de Oostzee en de Zwarte Zee heersen werkloosheid, sociale onrust en politieke angst.

Elke ochtend om zeven uur komen op het grote plein voor de scheepswerf van Szczecin (Polen) zesduizend arbeiders samen. Allemaal werkloze ex-werknemers van de failliete onderneming. Sommige dagen wordt er alleen maar gefloten en geroepen. Op andere dagen trekken de betogers woedend naar het kantoor van de Voivode (gevolmachtigd gouverneur). Bij hun betogingen dragen ze opnieuw het oude vaandel. Een witte vlag met in rode letters Solidarnosc, Solidariteit. Net als ruim twintig jaar geleden. Toen betoogden ze samen met hun collega’s uit Gdansk voor vrijheid en werk in het Polen van staatsmonopolies en socialisme. Vandaag gaat het om overleven in een land van postsocialisme en kapitalisme.

Al maanden ligt de werf plat. Wekenlang zijn de arbeiders niet betaald, nu wordt onderhandeld welk stuk van de Stocznia Szczecinska Porta Holding misschien nog kan worden gered. ‘Wij verliezen onze baan omdat de Chinezen voor lagere lonen schepen bouwen’, zegt een boze arbeider. ‘De staat moet helpen.’

Tien jaar lang is het goed gegaan in de ex-Oostbloklanden die zich nu opmaken om lid te worden van de Europese Unie. Na de revoluties en de vreugde van de bevrijding kwam een ware economische boom op gang en nog steeds groeit de economie met 5 procent per jaar. Maar de haperende wereldeconomie treft de prille vrije markten hard. De werkloosheid stijgt. In 2001 was 12,9 procent van de mensen werkloos, in Polen is dat nu al 19 procent. De wrevel groeit, de roep om meer staatsinterventie in de economie ook.

Terwijl in West-Europa overal conservatieve en rechts-liberale regeringen aan de macht komen, wordt Oost-Europa bestuurd door postcommunistische of linkse regeringen. Ze hebben allemaal dezelfde beloftes gedaan: meer sociale voorzieningen, een beter leven voor iedereen. Nu moeten ze de gecreëerde verwachtingen inlossen.

Dus lopen ze hun kiezers achterna en geven toe aan de nostalgie naar vroegere, zekere tijden, toen iedereen werk had. Dus wordt de privatisering van de grote staatsbedrijven uitgesteld om niet nog eens tienduizenden mensen werkloos te maken. De overheidsbedrijven – vooral de grote in de staal- en energiesector – blijven onder staatscontrole. Dat is een vicieuze cirkel: in plaats van hun landen klaar te maken voor lidmaatschap van de Europese Unie en zo toe te treden tot een markt van 500 miljoen consumenten, halen ze hun eigen concurrentievermogen onderuit en stellen ze hun toetreding zelf uit.

OVERJAARSE WINKELDOCHTERS

Warschau wilde de werf in Szczecin redden door ze opnieuw te nationaliseren. De banken weigerden. De werf ging failliet, de regering kreeg de schuld. In opiniepeilingen zakte haar populariteit tot 30 procent. Negen op de tien Polen vinden dat de economie er slechter aan toe is sinds de privatisering; 69 procent wil failliete bedrijven weer nationaliseren.

De regering van premier Leszek Miller heeft nog niet toegegeven. Geen enkel bedrijf is teruggekocht. Maar de verkoop van overheidsaandelen loopt niet meer. In 2000 haalde de staat uit privatiseringen nog 27 miljard zloty (6,75 miljard euro). Dit jaar hoopt Warschau op een opbrengst van 7 miljard zloty (1,75 miljard euro), de laagste opbrengst in dertien jaar.

Polen is met 40 miljoen inwoners het grootste kandidaat-land. Maar de situatie is dezelfde in de kleinere landen. In de meeste ex-Oostblokstaten zijn tussen de 70 en de 90 procent van de verwerkende bedrijven weliswaar geprivatiseerd, maar de politiek heikele sectoren zijn wel onder staatscontrole gebleven. Ze zijn duidelijk overjaarse winkeldochters en vormen een zware last voor de Oost-Europese regeringen. ‘Het gaat om chemie, staal, mijnen’, zegt Krzysztof Dzierzawski, een econoom van het Adam Smith Centrum in Warschau. ‘Wie koopt er nog zware industrie?’

Van die staatsbedrijven hangen nog altijd miljoenen jobs af. Het is alsof er geen historische revoluties hebben plaatsgevonden. In Bulgarije werkt de helft van de 2,7 miljoen actieven in niet-winstgevende staatsbedrijven. Dat is een sociale tijdbom: privatisering zal leiden tot massale werkloosheid. En dat kan de bevolking niet alleen tegen de regering, maar ook tegen de markteconomie in het verweer drijven.

Zelfs zonder sociale rampen is het vertrouwen in de democratie in vrijwel heel Oost-Europa drastisch gekrompen, zo wijzen opiniepeilingen uit. Andreas Polkowski van het documentatie- en researchinstituut Weltwirtschafts-Archiv in Hamburg: ‘De generatie die zich in de eerste jaren na de revolutie kapot heeft gewerkt, wil nu eindelijk resultaten zien.’

Maar die zijn er niet, toch niet voor de meesten van de 104 miljoen inwoners van de tien kandidaat-landen. Na de harde jaren van wederopbouw is maar een kleine minderheid er beter op geworden. De Wereldbank signaleerde dat het aantal armen in Oost-Europa sinds 1990 van jaar tot jaar toeneemt. In Bulgarije leeft één op de drie onder de armoedegrens, in Roemenië is dat zelfs één op de twee.

De regeringen lopen op eieren. Ze willen bij verkiezingen niet worden weggeveegd door de ontevreden meerderheid en temporiseren. Warschau gooide vier hoogovens samen tot één gigantisch staalconglomeraat: Polskie Huty Stali. De voormalige minister van Privatiseringen Janusz Lewandowski veroordeelde die maatregel als een ‘poging om de controle over de economie te behouden’. Investeerders vinden dergelijke maatregelen een gruwel: in Polen hebben de fusies in de staalsector een internationaal consortium van overnemers afgeschrikt.

De Tsjechische regering gebruikt dezelfde trucs. CEZ, het nationale energiebedrijf werd met regionale elektriciteitsbedrijven tot een superbedrijf samengevoegd. Duitse en Oostenrijkse bieders die interesse toonden voor de energiebedrijven, trokken zich terug toen bleek dat ze met de bedrijven ook de kerncentrale van Temelin moesten overnemen. Die is door westerse experts als onveilig veroordeeld en Oostenrijk heeft al krachtig geprotesteerd: als Temelin openblijft, zal Oostenrijk tegen de toetreding van Tsjechië stemmen. Maar Praag heeft een andere slag thuisgehaald: het megabedrijf is onverkoopbaar geworden, al staat het in de aanbieding. Zelfde verhaal met de staalfabrieken van Noord-Moravië. Dat economische rampgebied is een wingewest voor de communisten. Nog meer ontslagen en nog meer werkloosheid spelen enkel in hun kaart. Dus gebeurt er niets.

In Slovakije heeft de coalitieregering van Mikulas Dzurinda het bijzonder lastig met de privatisering van het aardgasmonopolie. Oorzaak: Bratislava kon, via dat monopolie, goedkope energie leveren aan de andere staatsbedrijven. En zo arbeidsplaatsen in stand houden.

Zelfs in voorbeeldland Hongarije signaleert de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling vertragingen bij de verkoop van staatsondernemingen. Boedapest liet in december 2001 een joint venture met Canadese investeerders springen.

BOCHTENWERK

Roemenië bengelt helemaal achteraan. De Roemeense regering trekt zich uiterst traag terug uit de economie. Vandaag zit nog zo’n 80 procent van alle grote industriële bedrijven in handen van de staat. De balans die de postcommunistische regering van premier Adrian Nastase kon voorleggen, stuitte bij de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds niet louter op protest. In mei werd de betaling van een tweede deel van een bijstandskrediet opgeschort.

Buitenlandse investeerders zijn ondertussen uiterst bezorgd over de rechtszekerheid van hun nieuwe bedrijven. Boze arbeiders van het staalbedrijf Resita kwamen verschillende keren in opstand tegen de Amerikaanse investeerder Noble Ventures. Toen op hun looneisen niet werd ingegaan, sloegen ze de vertegenwoordiger van de nieuwe eigenaar in elkaar. De regering twijfelde lange tijd, maar greep uiteindelijk in. Begin juli nam Apapas – de staatsdienst voor privatiseringen – de meerderheid van de aandelen weer over. Dat is een de facto renationalisering, waartegen Noble Ventures protesteert. Voor de Amerikanen gaat het om een ‘onteigening’ die ze voor de rechter willen aanvechten.

En zelfs bij modelleerling Slovenië, dat overal vertelt dat het de hervormingen zo gunstig gezind is, loopt de verkoop van staatsbedrijven niet zo goed als verwacht. Hier is het vooral de angst voor totale uitverkoop die de privatiseringen hindert. Laatste voorbeeld: de plotseling afgewezen privatisering van de Nova Kreditna Banka Maribor, de tweede bank van het land en een begeerde bruid. Zowel het Italiaanse Unicredito als de Bank Austria waren bijzonder geïnteresseerd. Maar president Milan Kucan zelf heeft de onderhandelingen openlijk getorpedeerd.

Het is de bekende kwadratuur van de cirkel. Om toe te mogen treden tot de EU moeten de Oost-Europese landen privatiseren en politiek stabiel zijn. Maar economische hervormingen en politieke stabiliteit staan elke dag meer haaks op elkaar. Vandaar de economische trucs die de regeringen tenminste enige adempauze geven. Voor korte tijd dan. Want de failliete staatsbedrijven stapelen verlies op verlies. En terwijl iedereen weet dat er geprivatiseerd moet worden, worden inefficiënte structuren gebetonneerd. De regeringen kunnen de noodzakelijke hervormingen niet op tijd doorvoeren en maken door hun bochtenwerk de weg van de hervormingen nog langer.

Ondertussen komt de langverwachte datum voor toetreding steeds dichterbij. Dat verhoogt de druk op alle regeringen. De West-Europese regeringen krijgen af te rekenen met angst voor de concurrentie van lagelonenlanden vlak bij de deur; de Oost-Europese met steeds harder protest tegen privatiseringen. Günter Verheugen, Europees commissaris voor de Uitbreiding, wil geen concurrentievervalsing toelaten. Ruilsubsidies – goedkope steenkool voor goedkope elektriciteit bijvoorbeeld – en alle andere middelen om de staatsbedrijven boven water te houden, moeten van de EU verdwijnen. Gebeurt dat niet, dan dreigt commissaris voor de Concurrentie Mario Minti met hoge boetes.

POPULISTEN SPINNEN GAREN

Verschillende landen proberen van Brussel overgangsmaatregelen, uitzonderingen en hulp voor hun noodlijdende industrie los te krijgen. Van de tien Oost-Europese landen hebben maar vier een akkoord bereikt met de Europese Commissie over het heikele artikel inzake concurrentie in het verdrag.

Hoe later de regeringen overgaan tot privatisering, hoe hoger de verliezen opgestapeld worden. Hoe zwaarder ook de politieke prijs die op termijn betaald moet worden. Nu al brokkelt overal de aanhang voor het EU-lidmaatschap af. In Polen steunt nog maar 66 procent de toetreding. In Tsjechië nog 63 procent. En populisten aan de uiterste rand van het politieke spectrum roepen steeds luider tegen de Europese koers van de regeringen. Met één oog op de opiniepeilingen dondert de Slovaakse demagoog Vladimir Meciar tegen de door het Westen geëiste privatisering. In Polen heeft de nationalistische boerenleider Andrzej Lepper het over de uitverkoop van het land. In Roemenië jaagt de louche leider van de Groot-Roemeense partij Corneliu Vadim Tudor iedereen angst aan voor een nieuwe slavernij, ‘onderwerping aan de kosmopolitische machten’ uit Brussel.

Al dat soort populisten haalt winst uit de maatschappelijke breuk die Oost-Europa teistert: een kleine groep stedelingen die het dankzij de modernisering beter heeft en de rest van het land, waar het allen maar slechter gaat. In groeisteden als Boedapest of Bratislava worden dezelfde lonen betaald als in Brussel en Berlijn. Werkloosheid is er vrijwel onbestaande. Maar in de Oost-Slovaakse industriegebieden of de Silezische koolmijnen is het diepe ellende. De kloof die na de onafwendbare faillissementen in de zware industrie nog groter zal worden, is de voedingsbodem waar Meciar en co gedijen, waar ook het anti-Europese nationalisme welig tiert.

Europa houdt zich ondertussen bezig met een niet aflatende strijd rond landbouw en landbouwpolitiek. Het ziet blijkbaar niet dat er zich een nieuw front vormt. ‘Vandaag protesteren de boeren, morgen staan de kompels en de staalgieters daar’, waarschuwt een invloedrijk europarlementslid dat bang is dat de hele uitbreiding op de klippen loopt. In de Europese Commissie houdt de haperende privatisering niemand bezig. Er is geen noodplan voorhanden.

De arbeiders van Szczecin hebben, samen met vertegenwoordigers uit meer dan honderd andere bedrijven, een ‘Algemeen Pools Protestcomité’ opgericht. Hun eerste resolutie is al gestemd: ‘We zijn tegen misdadige privatiseringen’.

‘Vandaag de boeren, morgen de kompels en de staalgieters.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content