Bij zijn eerste proces staat meteen de toekomst van het Internationaal Strafhof op het spel.

Het zit Luis Moreno-Ocampo niet mee. De openbare aanklager van het Internationaal Strafhof in Den Haag kreeg vorige week weer een tik, toen een kroongetuige in de zaak tegen Thomas Lubanga na de zitting zijn verklaring introk. Lubanga is een Congolese militieleider die van misdaden tegen de menselijkheid wordt beschuldigd omdat hij in de oorlog in Oost-Congo kindsoldaten zou hebben ingezet. Het proces tegen Lubanga is het eerste dat voor het Internationaal Strafhof wordt gevoerd. Er wordt dus fel naar uitgekeken: slaagt de internationale gemeenschap erin om de zwaarste misdaden te laten bestraffen?

De basis voor het Strafhof werd in 1998 gelegd in het Statuut van Rome. Op de achtergrond speelden nog de oorlog in ex-Joegoslavië en de genocide in Rwanda. Er hebben ondertussen 108 lidstaten van de Verenigde Naties het verdrag geratificeerd. Dat is ruim genoeg om te kunnen werken, ook al ontbreken grote landen zoals de Ver-enigde Staten, Rusland en China op het appel. Het is de bedoeling dat het Strafhof de daders aanpakt van misdaden tegen de menselijkheid, oorlogsmisdaden en genocide, als die in hun eigen land niet worden vervolgd.

Voorlopig concentreert de Argentijnse aanklager Moreno-Ocampo zich op conflicten in Afrika. Hij werkt aan processen tegen Congolese, Ugandese en Sudanese militieleiders en politici. Thomas Lubanga viel hem in 2006 in de schoot, toen die in Congo werd gearresteerd voor de moord op enkele VN-blauwhelmen. Hij verkoos om de Congolees te vervolgen voor het gebruik van kindsoldaten. Dertig procent van de militie van Lubanga zou hebben bestaan uit kinderen van geen 15 jaar oud.

Het valt alsnog niet mee. Om te beginnen, nemen de procedures voor het Strafhof tijd in beslag. Er wordt niets aan het toeval overgelaten. Bovendien koos Moreno-Ocampo ervoor om met kroongetuigen te werken, die voldoende bescherming moeten krijgen om later weer in hun gemeenschap te kunnen terugkeren. Het gaat nog altijd om jonge mensen, die zelf ook door de oorlog getekend zijn. Vorige zomer viel de hele zaak haast in het water omdat de aanklager belastende informatie wou gebruiken die hij van de Verenigde Naties kreeg, op voorwaarde van vertrouwelijkheid. Dat bracht de rechten van de verdediging in het gedrang, in die mate dat de rechtbank ermee dreigde om de beklaagde gewoon vrij te laten.

Dat probleem werd met enkele kunstgrepen overwonnen, maar toen het proces begin vorige week eindelijk van start ging, liep het weer mis. De beloofde anonimiteit leek niet zo absoluut als de jonge getuige had verwacht, want op de zitting stond hij oog in oog met Lubanga. Toen hem bovendien duidelijk werd gemaakt dat hij de kans loopt om thuis zelf te worden vervolgd – hij is zelf niet alleen slachtoffer maar ook dader – koos hij eieren voor zijn geld.

Moreno-Ocampo houdt meerdere getuigen en ander bewijsmateriaal achter de hand. Maar als de hele zaak in het honderd loopt, zit hij niet alleen zelf in zak en as. Van een voorbeeldproces is ondertussen allang geen sprake meer. Op het spel staat, noch min noch meer, de toekomst van de instelling zelf. Mislukken is in die zin geen optie.

door Hubert van Humbeeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content