Jacques Sys
Jacques Sys Jacques Sys is een Belgische sportjournalist

Het wielervoorjaar werd overheerst door tegenstellingen. José De Cauwer, de ex- ploegleider en coach van de beloften, volgde alles met gemengde gevoelens.

Zelden weren de contrasten zo groot als tijdens de voorbije lenteklassiekers. Enerzijds was er de ontluiking van het talent van Frank Vandenbroucke die met panache Parijs-Nice won, de zuivere en explosieve spurt waarmee Erik Zabel in Milaan-Sanremo uitpakte en de verschroeiende demarrage die een gefrustreerde en mentaal geblesseerde Johan Museeuw in de Ronde van Vlaanderen uit de benen schudde: stuk voor stuk sportieve pareltjes.

Maar terwijl Museeuw voor de derde keer de monumentale klassieker won, voerde ex-wereldkampioen Rudy Dhaenens na een ongeval in het ziekenhuis van Aalst een ongelijke strijd voor zijn leven. De dood van deze minzame Oost-Vlaming confronteerde iedereen met de relativiteit van het leven.

De wielercarrousel draaide intussen ongenadig verder. Frank Vandenbroucke bracht in Gent-Wevelgem een partijtje blufpoker tot een goed einde, Franco Ballerini danste in Parijs-Roubaix op een imponerende manier over de prehistorische kasseien, die voor Museeuw mogelijk het begin van het einde betekenden. Na een val in het beruchte bos van Wallers werd hij met een gebroken knie naar het ziekenhuis van Oostende gevoerd en later met spoed naar het Universitair Ziekenhuis van Gent, omdat complicaties tot een blokkering van de nieren leidden. Terwijl Vandenbroucke in de Waalse Pijl en in de bijna onmenselijke zware Ardense topklassieker Luik-Bastenaken-Luik zijn klasse bevestigde, lag Museeuw op de afdeling Intensieve Zorgen. Zijn val overschaduwde het voorseizoen en liet vele vragen onbeantwoord achter.

José De Cauwer volgde de lenteklassiekers met bewondering en verwondering, met blijdschap en smart. Ooit leidde deze voormalige meesterknecht Greg LeMond naar de Tour-zege, als sportdirecteur van de veelbesproken ADR-formatie waarin Johan Museeuw als helper het vak leerde. Drie jaar geleden trok De Cauwer (48) zich uit het peloton terug, startte een bedrijf op dat sportdranken produceert en combineert deze job vanaf dit seizoen met die van coach van de beloften. Dat de wielerbond aan hem dacht, dankt De Cauwer aan het imago dat hij opbouwde: hij is gewiekst en intelligent en dringt vanuit een grote mensenkennis gemakkelijk tot de psyche van de renners door. Naar zijn mening wordt graag geluisterd.

Het spordirecteurschap, dat nerveuze gevecht in de frontlijn, mist De Cauwer niet echt.

JOSÉ DE CAUWER: Behalve als ik zie hoe ploegen als Mapei en Casino domineren, wil het nog wel eens kriebelen. Anderzijds moeten er ook zoveel ploegen achterhoedegevechten leveren, hebben echt miserie om fatsoenlijk te werken – dan hoeft dit voor mij niet. Ik moet er niet ten koste van alles bij zijn.

Een van de frappante vaststellingen van dit voorseizoen is wel dat het verschil tussen topploegen en andere formaties groter is dan ooit tevoren. Dat heeft volgens mij alles te maken met de manier waarop je een ploeg omkadert, met het personeel dat je rond de renners zet, met de dokters. En het vermogen om met mensen te werken, om iedereen op dezelfde lijn te krijgen. Ik denk dat dit de grote kracht is van die Casino-ploeg, de absolute openbaring van dit voorseizoen. De manier waarop een derderangsrenner als Lavenu zich nu als ploegleider profileert, terwijl met Pascal Richard een van zijn speerpunten nog geen prijs heeft gereden, dat is bijzonder knap. Al blijft een sportdirecteur natuurlijk afhankelijk van het niveau van de renners. Dat zie je bijvoorbeeld aan Walter Godefroot. Ik moet zeggen: dat Walter in een Duitse ploeg met Belgisch personeel zo gemakkelijk overeind blijft, dat is een prestatie van formaat. Terwijl ze toch hebben geprobeerd om daar Duitse adjunct-ploegleiders, Duitse mechaniekers en Duitse verzorgers te zetten. Maar dat blijkt dus niet te lukken. Godefroot kan het afdwingen dat die Belgen blijven. Al komt het medisch team wel uit Duitsland. En werkt de Telekom-ploeg heel nauw samen met de universiteit van Freiburg.

En die medische staf is in het wielrennen belangrijker dan ooit te voren.

DE CAUWER: Absoluut. Omdat renners steeds meer naar wedstrijden, naar bepaalde periodes gaan pieken. Dat betekent dat ze dan honderd procent fit moet zijn. Vroeger was honderd procent vaak maar tachtig procent. Wij koersten een heel jaar. Je kan van Eddy Merckx niet zeggen dat die het hele seizoen door op honderd procent van zijn niveau zat. In het huidige wielerbestel zou Merckx nog altijd de beste zijn, maar hij zou ook verplicht geweest zijn te pieken. Begeleid door specialisten. Vroeger moest een ploegleider alles doen. Nu is dat nog ergens zo, maar besteedt hij toch een groot deel van de verantwoordelijkheden uit. De mechanieker bestelt het materiaal, de dokters worden betrokken bij het uitstippelen van trainingsschema’s en putten daarvoor uit de nieuwste wetenschappelijke en technologische bevindingen. Daarom ook is dat verschil tussen kleine en grote ploegen zo groot. En hebben de beloften het zo moeilijk met de overstap. Ze zijn te jong om van die medische begeleiding te genieten, en worden plots gekatapulteerd in een voor hen totaal nieuwe wereld. En dat in een wielerlandschap dat grondig is gewijzigd. Want tegenwoordig drijft een renner van 25 jaar zijn inhoud altijd nog op. Een renner die vroeger het vermogen had van 100 PK, die bleef op 100 PK steken. In de winter zakte dat terug naar 70 PK, en dan was hij al blij als hij dat het jaar nadien weer op 100 PK kon brengen. Nu laat een renner zich in de winter nog wegzakken tot 90 PK, maar het jaar nadien drijft hij zijn volume op tot 105 PK. En zo gaat dat maar door. Het is in vergelijking met mijn tijd gewoon een andere manier van sport bedrijven. Alleen al qua voeding, bijvoorbeeld. Bedrijven denken mee in de sport, ontwikkelen specifiek producten voor de sport, vragen zich bij wijze van spreken af: wat heeft een renner nodig tijdens de finale van een wedstrijd? In zo’n milieu komen de jongeren dan terecht. Alleen een supertalent kan dan meteen zijn motor op een even hoog toerental laten draaien als de profs.

Hoe valt die stap tussen beloften en profs te verkleinen?

DE CAUWER: Ik denk dat de jeugd langer amateur moet blijven, dat ze pas de stap mogen maken als ze echt volgroeid en volwassen zijn. Vooral ook omdat ze in de huidige structuur bij de beste amateurteams beter werken dan bij de kleine profploegen. De ploeg van Guy Nulens wordt gevolgd door de universiteit van Leuven, de teams van Piva en Frison bezitten het beste materiaal. Die ploegen beschikken over communicatiesystemen, gaan voor iedere grote koers in afzondering. Er wordt op dit moment bij de jeugd redelijk goed gewerkt: tot die constatering kom ik na twee, drie maanden rondgekeken te hebben. Op termijn moet dat resultaat opleveren. De renners worden niet meer, zoals vroeger, aan hun lot overgelaten.

Kleinere profploegen daarentegen hebben tegenwoordig niet meer de ambitie om naar een grotere wedstrijd te gaan, om naar een rondeke te trekken. Vele renners in die ploegen raken daardoor gedemoraliseerd, al ligt dat ook voor een stuk aan henzelf. Het mooiste voorbeeld is Ludo Dierckxsens. Die kweekte eerst als fabrieksarbeider de nodige mentaliteit, stoomde dan vanuit de Saxon-ploeg naar Lotto, waar hij bijna kopman gaat spelen.

Wat was voor jou hét moment van het voorseizoen?

DE CAUWER: De machtsontwikkeling van Johan Museeuw in de Ronde van Vlaanderen. De onvoorstelbare kracht en explosiviteit die hij in die ene demarrage stak. Ik denk dat dit een ontlading was van alle frustratie en ergernis die in zijn lichaam opgestapeld zat. Want in het voorjaar viel Museeuw niet op. Hier en daar rees twijfel, zijn beroepsernst werd ter discussie gesteld. Een renner van 32 jaar trekt zich normaal gezien aan dat soort uitspraken niet meer op, maar bij hem hebben ze duidelijk voor een stimulans gezorgd. Dat zag je na die overwinning in Harelbeke toen hij zei niet slecht gepresteerd te hebben voor een versleten renner. Eigenlijk is Museeuw een renner die zichzelf altijd maar moeten blijven waarmaken. Er wordt kennelijk snel aan hem getwijfeld, dat is heel vreemd. Terwijl hij toch een kampioen is. Maar geen vedette. Er zijn anderzijds genoeg vedetten die geen kampioen zijn. Die aanval van Museeuw in de Ronde van Vlaanderen, dat is het meest indrukwekkende wat ik hem ooit heb zien doen. Marc Sergeant zat als wedstrijddirecteur op de motor, hij liet een veilige afstand tussen hem en de renners, maar plots zag hij Museeuw opduiken, in zo’n kamikazevaart dat die motor geen tijd meer had om zich uit de voeten te maken. Vaak zijn demarrages een momentopname. Maar dat was nu zeker niet het geval. Anders kan er nooit sprake zijn van zo’n explosie. Het was echt alsof hij alle opgekropte woede uit zijn lichaam wilde stampen.

Dat een renner van dat gehalte nog zo gevoelig voor kritiek is.

MUSEEUW: Museeuw kropt dat allemaal op. Hij praat met niemand over die ergernis. Tenzij misschien met zijn vader. Dat is voor hem de belangrijkste man in zijn wielercarrière, de steun en toeverlaat. In goede en kwade momenten. Ik denk dat iedere topsporter in de toekomst zo iemand zal nodig hebben: een soort mentale mentor waarop hij te allen tijde kan terugvallen. Vader Museeuw is iemand die de zaken kalm houdt, die zijn zoon heel nuchter begeleidt. Het is ook door zijn vader dat Johan na die Parijs-Tours van vorig jaar snel zijn besluit inslikte om met koersen te stoppen. Die heeft hem toen dingen voorgehouden, die iemand anders wellicht nooit zou durven zeggen. Ook de ploegleider niet, die voor die rol als persoonlijke begeleider totaal ongeschikt is omdat hij zijn aandacht over verschillende renners moet spreiden. Zelfs een mentaal sterke renner als Museeuw zit constant met twijfels en vragen. Ben ik goed of toch net niet goed genoeg? Train ik hard of net niet hard genoeg? Zo iemand moet je niet met die twijfels alleen laten.

De prestatie van Museeuw in de Ronde van Vlaanderen werd hier en daar vergeleken met de krachtpatserijen van Eddy Merckx. Vond je dat niet idioot?

DE CAUWER: Dat is inderdaad belachelijk. Zelfs wie Museeuw zou willen vergelijken met Roger De Vlaeminck, is verkeerd bezig. Uiteindelijk heeft die vier keer Parijs-Roubaix en drie keer Milaan-Sanremo gewonnen. En zeven keer Tirreno-Adriatico. Bovendien is het altijd moeilijk om generaties met mekaar te vergelijken. Dat Museeuw net na de aankomst van de Ronde van Vlaanderen zei dat De Vlaeminck nooit wereldkampioen is geweest, dat vond ik van hem niet erg verstandig. Ik weet zeker dat hij intussen van die uitspraak spijt heeft. Trouwens: De Vlaeminck is wereldkampioen veldrijden geweest. En hij won verschillende zesdaagsen. Waarmee ik niet wil zeggen dat Museeuw minder goed is dan De Vlaeminck. Je moet alles in zijn tijdsgeest kaderen.

Toch kan De Vlaeminck het niet laten om Museeuw bij iedere mindere prestatie keihard te bekritiseren.

DE CAUWER: Ik denk dat dit uit frustratie gebeurt. De Vlaeminck moet leren afscheid nemen van een bepaalde periode. Hij moet kunnen verdragen dat andere renners nu worden opgehemeld en dat zijn periode een beetje vergeten geraakt. Anderzijds vind ik dat Eddy Merckx de prestaties van Museeuw een beetje te veel gaat bejubelen door na de Ronde van Vlaanderen te roepen: dit is beter dan ik ooit heb gedaan. Zo minzaam moet Merckx niet zijn. Zo’n uitspraak kan hij onmogelijk zelf geloven. Ik bedoel: een renner die in Parijs-Roubaix op honderd kilometer van het einde in de aanval gaat en met vijf minuten voorsprong wint. En dan praat ik alleen maar over die ene klassieker.

Het voorseizoen wordt overschaduwd door die val van Museeuw.

DE CAUWER: En nog veel meer door de dood van Rudy Dhaenens. Renners die in de Ronde van Vlaanderen om de overwinning knokken, terwijl Dhaenens in het ziekenhuis voor zijn leven vecht. Nooit heb ik de tegenstellingen en de rauwheid van het leven zo hard gevoeld als in die week. Het was allemaal een beetje onwezenlijk: die val van Museeuw, de begrafenis van Dhaenens, al dat verdriet in de kerk, het leven dat even stilstond. De dag nadien moest ik naar een wedstrijd voor beloften in Brustem. Ik stond die gasten voor de start wat raad te geven, welk verzet ze dienden te gebruiken en dat soort dingen. Maar ik voelde me slecht, ik dacht: wat sta ik hier eigenlijk te doen? En later dan, die verwikkelingen na die val van Museeuw. Want het is natuurlijk verrassend dat die zo ernstig zijn. Dat er een infectie in die knie komt, dat is normaal. Maar dat de nieren blokkeren…

Daar worden vragen bij gesteld.

DE CAUWER: Dat merk je inderdaad als je veel onder de mensen komt. Ik vind dat de medische staf van de Mapei-ploeg zo snel mogelijk met een voor iedereen verstaanbare verklaring moet komen. Ook al moet je natuurlijk voorzichtig zijn met allerhande insinuaties. Want de realiteit is: een renner in topconditie is heel gevoelig voor allerhande kwalen. Alleen ziet de buitenwereld dat vaak anders, wordt er bij het minste altijd weer over doping gesproken. Ik vind trouwens dat er dringend een lijst van verboden middelen moet komen die voor alle sportdisciplines geldt. Los daarvan: ik weet zeker dat Museeuw zich niet waagt aan producten die op de verboden lijst staan.

Zijn deze val en de lange revalidatie het einde van de carrière van Johan Museeuw?

DE CAUWER: Dat zou me niet verbazen. Want in het ziekenhuis heeft hij tijd om na te denken, om alles eens de revue te laten passeren. Of zijn vader nog in staat zal zijn om de stekker er weer in te steken, dat valt af te wachten. Voor mij hoeft hij dat niet te doen. Je bent 32, je hebt het leven aan je zien voorbijtrekken, je hebt iets neergezet, je denkt aan de gevaren van je vak, je ziet je kinderen opgroeien. Dan mag je best tot het besluit komen dat het nu voorbij is.

In die zin komt de grote doorbraak van Frank Vandenbroucke net op tijd.

DE CAUWER: Frank is een echt goudstuk. Hij heeft het karakter van een kampioen: hij trekt zich van niets of niemand iets aan. En misschien is dat maar best ook. Hoe meer je rekening houdt met je omgeving, hoe moeilijker het voor jezelf wordt. Het is niet gemakkelijk om op hem in te praten. Hij is echt heel eigenzinnig, reageert vaak erg instinctmatig. Vandenbroucke doet geen concessies, is nonchalant en grillig, doet me daarin een beetje denken aan De Vlaeminck. Hij heeft een heel andere ingesteldheid dan Museeuw, die een van de weinige toprenners is die altijd probeert te presteren. Ook dat heeft te maken met de stempel die zijn vader op hem drukte. Hij heeft hem geleerd te werken voor zijn salaris, respect op te brengen voor zijn bazen.

De manier waarop Vandenbroucke in Parijs-Nice schitterde, imponeerde.

DE CAUWER: Er zit panache in die demarrages, het is af. En hij gaat lichamelijk nog verder groeien, als hij blijft werken tenminste, want hij heeft natuurlijk dat probleem van die fragiliteit. Belangrijk voor Vandenbroucke is dat hij zijn carrière nu goed oriënteert. Dat hij bij wijze van spreken een wit blad papier pakt en zijn carrière plant, in een rustig moment en aan de zijde van iemand die er verstand van heeft. Het is belangrijk dat hij weet waar hij naartoe wil en daar niet meer van afwijkt. Anders gaat hij een paar keer met zijn kop tegen de muur lopen. Hij gaat op abnormale momenten te veel willen doen, hij gaat telkens opnieuw proberen op te bouwen met zijn klasse en agressiviteit. Hij lijkt me bij momenten wat te ongeduldig, hij heeft de neiging om na een ziekte of blessure te snel terug te komen. En soms is hij wat te overmoedig. De manier waarop hij Gent-Wevelgem wint, dat is toch echt pokeren. Als die Deen, Michaelsen, niet zo dom rijdt en blijft zitten in plaats van mee te werken, dan wint hij als de veruit snelste van de drie altijd.

De val van Museeuw leidde wat de aandacht af van de prestatie van Franco Ballerini in Parijs-Roubaix.

DE CAUWER: Terwijl die niet het lichaam heeft om zo over die stenen te dokkeren. Maar je kreeg de indruk dat Ballerini op de kasseien harder reed dan op de asfaltwegen. Ook Tom Steels heeft daar een sterk nummer neergezet. Alleen duwde hij een te groot verzet en reed daardoor te verkrampt. En op een gegeven moment nam hij zijn etenszakje niet aan. Dat zijn fatale fouten. Steels heeft me niet ontgoocheld tot dusver. Hij wint zeven koersen, hij heeft het als spurter niet gemakkelijk in de Mapei-ploeg. Maar als Zanini voor hem de spurt aantrekt, dan is hij door niemand te kloppen. Hij is intrinsiek de snelste van allemaal.

Sneller dan Erik Zabel?

DE CAUWER: Zabel is een van de meest onderschatte renners van het peloton. Die heeft onvoorstelbaar veel inhoud, dat is veel meer dan een renner die alleen maar spurten wint. Maar hij stond in de schaduw van eerst Bjarne Riis en dan Jan Ullrich. Als je ziet hoe de Telekom-ploeg zich voor hem te pletter rijdt in Milaan-Sanremo, als je nagaat hoe hij met een heel zuivere spurt dat ploegwerk afmaakt, niet één keer de ellebogen gebruikend: dat was schitterend. Nadien is de ploeg wel teruggezakt. Misschien heeft dat voor een deel te maken met de verdwenen euforie rond Ullrich.

Tot dusver de absolute tegenvaller.

DE CAUWER: Ik hoop dat hij zich tegen de Ronde van Frankrijk herpakt, anders zou dat zijn prestatie van vorig jaar een beetje ongeloofwaardig maken. Het probleem met renners als Ullrich is dat ze beginnen te denken dat het te gemakkelijk gaat. Ik heb dat vroeger met Greg LeMond ook meegemaakt. Ze nemen in hun voorbereiding meer risico’s, ze denken: wat kan er me nog gebeuren? Het gevolg is dat ze met overgewicht aan het seizoen beginnen. Maar vooral: dat ze veel te diep moeten gaan om die conditionele achterstand weg te werken. Twee jaar geleden moest Miguel Indurain zich in de Dauphiné ook forceren. Hij won die wedstrijd, maar haalde uit die zege veel meer schade dan profijt. Het moest te bruusk gaan. In de Ronde van Frankrijk zakte hij dan ook compleet door het ijs.

Ullrich maakt nu hetzelfde mee. Maar hij heeft nog voldoende tijd om zich te herpakken. Op voorwaarde dat hij vanaf nul herbegint. In de plaats van op een gejaagde manier achter zijn conditie aan te hollen.

Maar wie heeft nog greep op Ullrich?

DE CAUWER: Dat is vaak het probleem met renners die zo ontploffen. Die hebben zoiets onwaarschijnlijks neergezet dat ze denken: wie kan en durft er nog iets tegen mij zeggen? Ze zijn dikwijls niet meer geboeid door de mensen die hen begeleiden. Ik heb dat vroeger in de ploeg van Peter Post met Didi Thurau meegemaakt. Die droeg in de Ronde van Frankrijk tien dagen de gele trui, ging handtekeningen uitdelen tegen duizend mark per sessie, reed criteriums aan tienduizend mark per stuk. Daar viel niets meer mee te beginnen. Anderzijds : Ullrich is natuurlijk wel de man van de harde trainingsmethodiek, hij weet wat het betekent om te sterven op de fiets. Daarom zie ik hem ondanks alles terugkomen. Dat betekent dat hij de Ronde van Frankrijk weer gaat domineren.

Jacques Sys

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content