Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

Racing Genk speelt zondagavond tegen Club Brugge. De jongste twee landskampioenen, beide aan het zwalpen.

Paul Heylen, de manager van Racing Genk, is een wandelend cijferkanon. Hij goochelt een uur lang met toeschouwersaantallen, entreeprijzen, klassementspunten en budgetprognoses. Vermenigvuldigt met gemak het gemiddelde van alle recettes van de afgelopen twee jaar maal dertien komma drieëntwintig, om vervolgens te berekenen hoeveel vierendertig en een halve procent daarvan is. En meldt kwansuis dat Anderlecht vorig seizoen na acht wedstrijden zes punten minder had dan Genk nu. Als je berekent hoeveel Anderlecht nadien heeft behaald, en Genk zou daarvan zeventig procent pakken, zou het met vier punten voorsprong op Club Brugge kampioen worden. Tenminste, indien Club in de laatste zesentwintig matchen evenveel punten sprokkelt als vorig jaar, te weten vijfenvijftig.

Terwijl uw verslaggever bij het afscheid een woud van getallen voor zijn vermoeide ogen heen en weer ziet dansen, trekt Heylen nog even aan zijn mouw: “Weet je dat we met onze drankinstallaties bij machte zijn om twaalfduizend vijfhonderd mensen tegelijkertijd van een pint bier te voorzien? Als je die twaalfduizend vijfhonderd een kwartiertje vroeger naar het stadion kan lokken en ze drinken elk één pint meer, brengt dat zeshonderdduizend frank extra op!”

Net voor wij beneden duizelig in onze auto stappen, gaat boven in het nieuwe Fenix-stadion een klein raampje open en roept Heylen ons op de valreep toe: “Pas op!! Je moet daar wel 21 procent BTW op betalen, dus dat is netto nog vierhonderdvierenzeventigduizend. Kom goed thuis.”

Als Paul Heylen dus zegt dat hij, na de recente successen, “rekening” had gehouden met een terugval van Racing Genk, dan bedoelt hij dat letterlijk. Kop eraf als hij niet tot op de centiem weet hoeveel elk eindklassement kost en opbrengt.

Paul Heylen: Iedereen wist dat we een zwaar seizoen zouden meemaken, na het tijdperk Anthuenis. De club heeft de voorbije vier jaar een enorme groei doorgemaakt. Zowel naast als op het veld. De verwachtingen in Genk zijn met onze bekerwinst, onze Europese campagne van vorig jaar, en onze landstitel al zodanig overtroffen dat er geen trap hoger meer is. Wij zijn pas in ’96 naar eerste gepromoveerd, en dan nog langs een achterpoortje. We waren tweede achter Lokeren, maar omdat Seraing werd opgeslokt door Standard, mochten er dat jaar drie ploegen over en konden ook wij rechtstreeks promoveren. In die periode was het voor Genk financieel kantje boordje, want we haalden die laatste twee jaar in tweede klasse één keer zeventig en één keer drieënzeventig punten. Dat kostte een fortuin aan wedstrijdpremies, bovenop de grote salarislast die we al hadden, want ons team bestond bijna volledig uit full-profs. Zoiets kan je alleen in eerste klasse bolwerken.

Dat eerste seizoen na de promotie was een rustig jaartje in de middenmoot.

Heylen: Dertien matchen gewonnen, twaalf verloren, negen gelijk. Negenentwintig punten thuis en negentien op verplaatsing. Negenenveertig goals gemaakt, drieënveertig tegen. Het ergste was de uitschakeling in de beker tegen tweedeklasser Kortrijk.

De mistmatch. Een plotse mistbank om tien voor acht, om vijfentwintig over acht was ze totaal verdwenen.

Heylen: Juist, maar op dat moment was de wedstrijd al afgelast. Die van Kortrijk zijn, zonder dat ze bagage bij zich hadden, zaterdagavond in Lummen op hotel gegaan. We hebben de match op zondagmiddag gespeeld, en met 0-1 verloren. Voor de rest was het een rustig seizoen. Op het einde ervan hebben wij ons kandidaat gesteld om de Intertoto te spelen. De meeste andere clubs haalden daar hun neus voor op, maar voor ons is het een goede zaak geweest. Die zes Europese wedstrijden zorgden niet alleen voor inkomsten, maar vormden ook de inleiding tot twee formidabele succesjaren. Eerst vice-kampioen en bekerwinnaar, nadien landskampioen.

Vooral de bekerwinst tegen Club Brugge, met een zee van Genkse supporters naar en van de Heizel, heeft grote geestdrift verwekt.

Heylen: Club Brugge was met een straat voorsprong kampioen geworden, vier speeldagen voor het einde al mathematisch zeker. Voor hen was de bekerfinale een uitlopertje. Voor ons is het een historische match geworden. 4-0, en dat zonder Kimoni, Van Geem en Strupar. Die overwinning liep uit op een eerste volksfeest in Genk: 16 mei 1998. Het tweede kwam er een jaar later nadat we in Harelbeke kampioen waren geworden: 16 mei 1999. Helaas valt 16 mei 2000 op een dinsdag. Merkwaardig is dat we in het seizoen waarin we tweede werden, tegen Anderlecht zes op zes pakten en tegen Brugge drie op zes. Negen op twaalf dus tegen de grote twee. Vorig jaar pakken we één op twaalf tegen de grote twee, maar we werden wel kampioen.

Merkwaardig.

Heylen: Dat komt omdat we tegen de mindere goden alle thuismatchen zeer geconcentreerd hebben afgewerkt. We hebben verloren tegen Anderlecht en gelijkgespeeld tegen Harelbeke en Club Brugge. Alle andere thuismatchen hebben we gewonnen: vierenveertig op éénenvijftig. Er hing vorig seizoen een winning mood rond deze ploeg die niet stuk kon. Nog versterkt door de Europese prestaties: Duisburg met 5-0 afgepoeierd en twee keer gelijk tegen het sterke Real Mallorca, dat doet niet iedereen ons na. Op de voorlaatste speeldag van de competitie konden we thuis tegen Anderlecht de titel veiligstellen. Alles was in gereedheid gebracht voor de grote viering: 2-5 verloren. Maar ondanks die nederlaag ging het feest gewoon door. Omdat iedereen ervan overtuigd was: dan doen we het volgende week wel op Harelbeke. En zo is het ook gebeurd. Weer feest. Ik heb eens berekend hoeveel die nederlaag tegen Anderlecht ons aan extra inkomsten heeft opgeleverd.

Na al die euforie was een terugval onvermijdelijk. Is het te snel gegaan voor Genk?

Heylen: Of het te snel was zullen de volgende maanden moeten uitwijzen. Die twee topseizoenen hebben van Genk een goed draaiende club gemaakt, met een prachtig stadion waarvan op dit moment nog slechts één kwart moet vernieuwd worden. In ’95-’96 werkten we met een budget van een kleine honderd miljoen frank. Dat is naar honderd en tien gegaan, dan honderd zeventig, vorig seizoen tweehonderd zeventig, dit jaar gaan we naar vierhonderd vijftig miljoen, en het moet nog omhoog. Als we het budget niet telkens verhogen, moeten we afhaken. We zaten met de door KS betaalde hoofdtribune, waarvoor iedereen ons met de vinger nawijst. Maar met niet meer dan tweeduizend zevenhonderd zitplaatsen, was die een vergiftigd geschenk. Gelukkig was de opbrengst van de uitbating voor ons. De club kampte met een deficit van tachtig miljoen frank. Met Remi Fagard, een man van groot aanzien in Midden-Limburg, zijn we dat beginnen weg te werken. Ook Edgard Troonbeeckx is toen de raad van bestuur komen versterken. Ik ben in ’96 manager geworden. Voordien was ik al twintig jaar bij de club actief in de jeugdwerking. Fagard heeft het imago van de club weer clean gemaakt, ikzelf heb de administratie en de commerciële uitbating kunnen structureren, en Aimé Anthuenis stond in voor succes op het veld, en promoveerde naar eerste. Alle elementen voor de heropbouw waren plotseling samen aanwezig. Na de bekerwinst heeft Fagard de fakkel overgedragen aan Troonbeeckx. Wij stonden voor een belangrijke keuze: blijven aanmodderen met een maximum capaciteit van achtduizend plaatsen, of een stap vooruit zetten. Met achtduizend man heb je in de topmatchen een recette van twee en een half miljoen. Over een heel seizoen gerekend kom je zo aan dik dertig miljoen van de tickets. Als je mee wil praten aan de top, is dat te weinig. Het directiecomité heeft dan beslist om de stap te zetten en om, met hulp van de gemeente Genk, het stadion uit te breiden.

Gelukkig houdt de voorzitter van bouwen.

Heylen: Het is bijna niet te geloven wat hier in vier jaar verwezenlijkt is. We hebben tachtig miljoen schuld weggewerkt en een waarborg van vijftig miljoen van KS afgelost. Om dat te kunnen betalen hebben we Bart Goor verkocht aan Anderlecht. De gemeente heeft dan de gronden van het stadion aangekocht, wij hebben zelf vijftien miljoen bijgelegd en vijftien miljoen in renovatie gestoken. Ondertussen hebben we het thema-café en een paar schitterende cafetaria’s geopend. En de fanshop, de merchandising, en de randanimatie rond de wedstrijden uitgebouwd. We verzorgen ook een uitgebreide catering in seats en loges. Op dat punt steken we samen met Anderlecht ver boven al de anderen uit. Ik denk dat wij uit onze restaurantservice zestig procent meer omzet halen dan grote Nederlandse clubs.

Een kroket met mayonaise brengt niet zoveel op natuurlijk. Wat zal het zijn, anderhalve gulden?

Heylen: Een broodje kroket? Twee gulden veertig. De verkoop van abonnementen voor dit seizoen liep zo verbluffend goed, dat we ons gemiddeld aantal toeschouwers in goed twee jaar tijd van achtduizend naar minstens achttienduizend optrekken. Vorig jaar hadden we tegen Lierse veertienduizend man, van wie achttienhonderd van Lierse. Dat wil zeggen twaalfduizend tweehonderd van Genk. Vorige week spelen we tegen Lierse voor éénentwintigduizend mensen, van wie duizend van hen. In vergelijking met vorig jaar hadden we voor dezelfde wedstrijd, bovendien op een zondagavond, dus zevenduizend achthonderd Genksupporters meer. Dat is ronduit fenomenaal. Die enorme explosie veroorzaakt wat groeipijnen, en de druk op entourage, spelers en trainers is groter geworden. Ook vanwege de pers. Een man als Branko Strupar weet op de duur niet meer wat hij nog mag zeggen. Ze vragen of hij een toptransfer zou overwegen, en hij antwoordt ja. Dat wordt dan op de voorpagina: “Strupar wil weg bij Genk.” Waarna hij de supporters moet gaan uitleggen dat hij het niet zo bedoeld heeft. En als er nu ineens een sensationele aanbieding komt en hij gaat er op in, zegt iedereen weer dat hij niet van zijn woord is. Zo blijven we bezig. We hebben dat met Oulare ook meegemaakt.

Na de moeizame start namen de supporters de nieuwe trainer Jos Heyligen op de korrel. Het is geen dankbare taak om een succescoach op te volgen. Jos Daerden heeft dat bij Lierse ook ondervonden.

Heylen: Aimé Anthuenis heeft hier iets unieks gerealiseerd. Al heeft hij in het begin ook met kritiek te maken gehad hoor. Maar Aimé liet zich daardoor niet van de wijs brengen en volgde zijn eigen idee, desnoods dwars tegen iedereen in. Hij had van tijd ook het geluk aan zijn kant. Wat veel mensen vergeten zijn, is dat wij het jaar van de bekerwinst ei zo na thuis werden uitgeschakeld door Lebbeke, een ploeg uit vierde klasse! Onder impuls van Aimé, en dankzij de inzet van het bestuur, hebben wij ook voor een moderne en professionele infrastructuur gezorgd. Goede trainingsvelden, en een revalidatiecentrum waar ze in heel België jaloers op zijn. Om een zo belangrijk element als Anthuenis te vervangen, moet je weloverwogen tewerk gaan. Wij hebben gekozen voor iemand die zelf een intelligent en verfijnd voetballer was, en die als trainer al zeven keer kampioen is geworden, zij het in lagere afdelingen. Wij blijven ervan overtuigd dat Jos Heyligen hier zal slagen. Het directiecomité en de raad van bestuur beseffen beter dan wie ook dat een lichte achteruitgang in de resultaten niet abnormaal is.

De kern van vorig jaar is zo goed als volledig intact gebleven.

Heylen: Alleen Oulare hebben we laten gaan, maar wel op onze voorwaarden. Vandaar dat het wat heeft aangesleept. Uiteindelijk heeft Fenerbahce rond de honderd veertig miljoen betaald. Een welgekomen injectie, want op dat moment lagen we al uit de Europabeker. We waren zo gewoon geraakt aan het succes, dat niemand in Genk het mogelijk achtte dat we problemen zouden krijgen met Maribor. Die uitschakeling is dus zwaar aangekomen. Ook financieel. Mochten we ons gekwalificeerd hebben, hadden we twee duels tegen Lyon gehad, en dan ofwel zes matchen in de Champions League of minstens twee in de Uefacup. Zelfs bij verlies had ons dat aan televisierechten en entreetickets, vele tientallen miljoenen opgebracht. Al wie iets met Racing Genk te maken heeft, was zich zeer goed bewust van waar we naast gepakt hadden. Dat heeft het enthousiasme een beetje gefnuikt en deed bij de fans en de spelers wat wrevel ontstaan. Gelukkig hadden we dat Europese voetbal niet mee gebudgetteerd.

Hadden jullie die match tegen Maribor beter moeten voorbereiden?

Heylen: Ach nee. We staan 1-1 op negenentwintig minuten van het einde, we hebben alles in handen, en dan laten we er ineens vier binnen. Waarvan drie onwaarschijnlijk domme goals.

Een constante in het Europese optreden van de Belgische ploegen. Brugge tegen Haifa, Lierse tegen Zürich… allemaal domme doelpunten. Maar wel een karton vol.

Heylen: Dat is waar. Wij hebben alle drie naïef gespeeld, de wedstrijd niet genoeg gecontroleerd. Blijkbaar is er een gebrek aan professionele koelheid en efficiëntie in het Belgische voetbal geslopen. Ook in onze terugmatch tegen Maribor. We maken perfect volgens schema drie goals, en we hebben een half uur over voor de noodzakelijke vierde. En die wil dan niet meer vallen. Mochten we in eigen stadion hebben gespeeld, denk ik dat de supporters hem erin hadden gebruld. Belgische ploegen moeten opnieuw Europees leren spelen. Alleen Anderlecht heeft het tegen Ljubljana slim aangepakt.

Bij de inhuldigingsmatch van het Fenixstadion op de vierde speeldag, 4-0 tegen Standard, leken jullie gelanceerd. Dat was weer een echte Genkse avond.

Heylen: Ook tegen Moeskroen was het goed, maar tegen Lierse hebben we slecht gespeeld. Dat had, voor twintigduizend supporters, de match van de aansluiting met de top moeten zijn, maar het is niet gelukt. Laten we hopen dat we tegen Club Brugge winnen. Dat zijn de galamatchen waarin je je publiek in vervoering kan brengen.

Heeft Genk, ondanks inspanningen om de kern samen te houden, te veel belangrijke spelers verloren? Eerst Goor. Vorig jaar Peeters-Clement-Oyen. Dit jaar Oulare.

Heylen: Dat denk ik niet. Het is normaal dat er een paar weggaan. Sommige aanbiedingen zijn zo uitzonderlijk dat je er moet op ingaan. Honderd veertig miljoen voor Oulare, dat mag je niet laten liggen. Daarmee kunnen we het stadion voltooien. En ondanks het vertrek van drie pijlers van de verdediging vorig seizoen, zijn we kampioen geworden. De aanpassingen van de nieuwelingen zijn toen vlotter verlopen dan nu, dat is juist. Maar in feite moeten we alleen Oulare vervangen. Daarvoor is Zoran Ban aangetrokken, maar die heeft zich tegen Malibor geblesseerd en was onmiddellijk drie maanden out. Ferenc Horvath doet het in zijn plaats niet slecht, maar komt terug van een jaar inactiviteit. En achterin moest het uitvallen van Reini en Delbroeck worden opgevangen. Dat heeft het Heyligen niet makkelijk gemaakt, en het is logisch dat hij wat moet zoeken naar de juiste speelstijl. Alleen zijn onze supporters intussen erg kritisch geworden.

Lierse heeft na zijn kampioenenjaar ook een terugval gehad, omdat ze te veel einde-contractspelers hadden en acht spelers de club verlieten. Daar heeft Genk zich tegen gewapend.

Heylen: Wij werken met langlopende contracten. Misschien hebben wij iets te veel contractspelers. We hadden eerlijk gezegd verwacht dat er meer zouden vertrekken, maar er is financieel niet veel zuurstof meer in ons voetbal. Tenslotte gaat het niet enkel om de transfersom, ze hebben hier ook een goed salaris en aantrekkelijke premies. Voor de buitenlanders is er huisvesting, een auto en zo meer. Dat zijn bijkomende kosten die men te gemakkelijk over het hoofd ziet, en waar je boven moet bieden om een speler-onder-contract weg te kopen.

De leeftijd van de Genkse basisploeg schommelt tussen de zesentwintig en de dertig jaar. Jullie missen de jonge garde die Lierse wel heeft.

Heylen: Wij hebben die ook, maar ze hebben het moeilijk om tot in de A-ploeg door te dringen omdat onze kern zo uitgebreid is. Een trainer stelt dus bij voorkeur ervaren mannen op. Rogerio, Van Hees, Pereira, twee van de drie Gudjohnssons, Vandael, Teelen… dat zijn al zeven kernspelers van rond de twintig jaar. Maar ik geef toe: wij dromen ervan om op termijn, net als Lierse, een betere doorstroming van de jeugd te bekomen. We zijn met een intensief jongerenprogramma gestart, waarbij ook A-spelers worden ingeschakeld, en we hopen in de nabije toekomst een stadion voor de jeugd te bouwen. Als er elk seizoen één eigen product in de A-ploeg geraakt, is het jaarbudget van de jeugdafdeling betaald.

Genk is één van de ploegen die achter de hervormingsvoorstellen voor de eerste klasse staat.

Heylen: Omdat het financieel broodnodig is, of we gaan allemaal tenonder. Het gemiddeld aantal toeschouwers in eerste lag vorig jaar rond de achtenzestigduizend. Als er één of twee ploegen als Genk bijkomen, halen we makkelijk vijfentachtigduizend. Dat is vijfentwintig procent bij. Als Anderlecht en Genk samen thuis spelen, zitten we al aan vijfenveertigduizend. En wij nemen volk mee op verplaatsing. Als wij op Sint-Truiden spelen: drieduizend man. Zij bij ons: driehonderd. Wij gaan naar Charleroi met drieduizend vierhonderd supporters. Naar Gent: tweeduizend zevenhonderd. Naar Westerlo en Geel: vier en een half duizend. Op Lommel: drie en half. Bij Germinal Beerschot kunnen ze tijdelijk weinig of geen bezoekende supporters ontvangen. De matchen tegen Harelbeke en Westerlo gaan gewoon door, maar die tegen Genk hebben ze omgewisseld. Waarom? Omdat ze wel weten dat wij een cheque van twee miljoen meebrengen. We moeten absoluut komen tot een regionale concentratie van clubs en tot een inkrimping van eerste klasse. Als we dan met play-offs werken, krijgen we veel meer interessante wedstrijden, meer entreetickets, en misschien ook hogere televisierechten, die bovendien onder minder gegadigden moeten verdeeld worden. Vorig jaar hebben wij Europees tegen Duisburg en Mallorca gevoetbald. Die vangen dertig keer meer televisiegeld dan wij. Dertig keer! Zelfs Maribor uit Slovenië puurt vier keer meer uit televisierechten. Wij moeten, op welke manier ook, onze wagon terug kunnen aanhaken of we tellen internationaal nooit meer mee.

Koen Meulenaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content