Als je alle reisdagen in Mozarts korte leven optelt, kom je ongeveer aan 250. Met de reismiddelen van vandaag maal je in die tijd honderdduizenden kilometers af, maar met de koetsen, boten en trekschuiten van de 18e eeuw ligt dat anders. De naar ruwe schatting 20.000 kilometer die Wolfgang aflegde tijdens zijn twintigtal reizen naar zo’n tweehonderd Europese steden maken hem als mens en als musicus uniek.

Nog geen zes is hij als zijn vader Leopold hem op 12 januari 1762 de eerste keer in Salzburg naast zich in het rijtuig zet voor een trip naar München. Een afstand die je vandaag met een sneltrein aflegt in 90 minuten. In 1762 dokkerde je met 5,5 tot 7,5 kilometer per uur van de ene halte naar de andere, gemiddeld telkens zo’n 25 kilometer verder. Daar wisselde je van paarden, wat een paar uur kon duren. In totaal moest voor dezelfde afstand toen twee dagen worden uitgetrokken, met inbegrip van een overnachting in een groezelig poststation.

Reizen ging bovendien niet rechtlijnig. Op de tweede trip van de Mozarts, in september van datzelfde jaar, was de eindbestemming Wenen, maar dan wel met een grote bocht via Passau, vanwaar met de postboot drie dagen lang werd doorgereisd over de Donau tot de hoofdstad. Vader Leopold stelde voor het eerst Wolfgang en diens vier jaar oudere zus Nannerl aan het Weense hof voor. Met hun virtuositeit in het samenspel en Wolfgangs innemende kinderlijkheid pakten ze keizer Frans I Stefan en keizerin Maria Theresia moeiteloos in. Nadien voeren ze nog door tot Bratislava.

De belangrijkste tocht begint op 9 juni 1763. Nu Oostenrijk na een zevenjarig conflict met Pruisen en Engeland weer vrede kent, is het veilig om door Europa te reizen. Leopold beslist zijn eigen carrière aan het aartsbisschoppelijk hof in Salzburg te bevriezen. Het hele gezin – Leopold, zijn vrouw Anna-Maria, Nannerl, Wolfgang en huisknecht Sebastian Winter – neemt in het rijtuig plaats voor een trip naar Versailles en Londen.

Dat ze uiteindelijk pas meer dan drie jaar later, op 29 november 1769, zullen terugkeren en ook een hele tijd in België, Nederland en Zwitserland zullen verblijven, vermoedt waarschijnlijk geen van de inzittenden. Maar in elk geval is de reis goed voorbereid. Op een van de eerste haltes, Augsburg, koopt Leopold bij instrumentenbouwer Stein een reisclavichord voor Wolfgang en Nannerl.

Voor een reis als deze zijn aanbevelings- en kredietbrieven onontbeerlijk. De Mozarts krijgen ze van hun huisbaas, de steenrijke koopman Johann Lorenz Hagenauer. Aan hem legt Leopold via brieven voortdurend rekenschap af, en dankzij die brieven en aantekeningen van Leopold en Nannerl zijn veel details van die reis vandaag bekend.

Op financieel vlak houdt Leopold voor zijn sponsor een kasboek bij, maar hij raakt al gauw de tel kwijt door de vele muntsoorten en wisselkosten. ‘Het is gewoon niet bij te houden wat je uitgeeft en hoeveel je verliest’, zucht hij. Het had hem vast getroost dat vandaag elke inwoner van de eurozone met dezelfde munt betaalt en bovendien vroeg of laat met de beeltenis van zijn zoon in zijn zak rondloopt, want die staat op het Oostenrijkse stuk van 1 euro.

POEDERS EN DRANKJES

Het reizen moet voor het gezin Mozart een intense beleving geweest zijn. Leopold liet de kinderen onderweg niet alleen oefenen op het klavier, hij gaf hen ook les, onder meer Frans en Engels, maar ook aardrijkskunde, rekenen en schrijven. Een andere scholing dan die van hun vader hebben Wolfgang en Nannerl nooit gehad. Leopold had intussen ook kennis opgedaan van geneeskunde, want niet alleen had hij in zijn bagage een aanzienlijke hoeveelheid poeders en drankjes, uit zijn aantekeningen blijkt dat hij zeer goed op de hoogte was van de samenstelling van alle mogelijke geneesmiddelen en een aardig woordje kon meepraten met de dokters.

Van ziekten bleven de reizigers trouwens niet gespaard. Verklaringen daarvoor zijn er in overvloed. Hoewel de toenmalige koetsen al veringen hadden, hielden de inzittenden wel eens kneuzingen aan de verplaatsing over. De meeste rijtuigen hadden geen ramen, het kon er koud zijn en in de postkoetsen waar de Mozarts ook noodgedwongen in reisden als ze niet met hun eigen rijtuig verder konden, regende het soms binnen. Dat de inzittenden elkaar met ziekten aanstaken, was eerder regel dan uitzondering. Met andere voertuigen verging het de Mozarts niet beter: tijdens de overtocht naar Dover met een gehuurd bootje bewees de Noordzee haar slechte reputatie en leverde het hele gezin doodziek aan de Engelsen over.

Ook de hygiëne op de stopplaatsen en in sommige steden liet veel te wensen over. In Parijs moest je naar een waterverkoper als je drinkwater wilde, het goedje kwam volgens Leopold recht uit de Seine, was zeer drabbig en moest gefilterd worden. Tijdens hun verblijf in Parijs in februari 1764 klaagt Wolfgang plots van hevige keelpijn, zo erg dat hij dreigt te stikken. In Den Haag krijgt Nannerl buiktyfus, en nadat zij dankzij de hofarts van prinses Caroline net aan de dood is ontsnapt, doet ook Wolfgang de ziekte op.

Op een latere reis in 1767 zouden de Mozarts Wenen mijden omdat daar een pokkenepidemie woedde. In plaats daarvan begaf het gezin zich naar Olmütz. Maar de kinderen kregen de ziekte toch, en Wolfgang hield er littekens in zijn gezicht aan over. Verder klaagde hij geregeld over aanvallen van gewrichtsreuma. Zoals veel van zijn tijdgenoten deed hij als volwassene trouwens overvloedig aan zelfmedicatie.

VARKENS IN DE EETZAAL

Leopold maakt van deze grote Europa-reis een muzikale toer, maar ook een culturele. Overal noteren hij en Nannerl de bezienswaardigheden die ze bezochten. Leopold heeft veel commentaar op de bewoners. Tijdens een gedwongen verblijf bij Luik – op de verharde postweg Luik-Parijs brak een van de wielen van de koets – beschrijft hij geamuseerd hoe in een herberg de varkens in de eetzaal binnenkomen. Ontzet over de stevige rekening voor de reparatie noemt hij de Luikenaars ‘het meest kwaadaardige volk ter wereld, vooral tegenover vreemdelingen’. De Nederlanders noemt hij ‘een beetje lomp’, maar later, als ze hem ook diep in de zakken laten tasten voor de verblijfskosten, schrijft hij: ‘Je pikt van elk land iets mee, en in Holland leer je simpelweg zelfzuchtig te zijn.’

In Brussel moet prins Karl van Lotharingen het dan weer ontzien. Deze broer van de Oostenrijkse keizer heeft hem een concert beloofd, maar na drie weken is daar nog steeds niets van in huis gekomen. ‘Zijne prinselijke hoogheid is alleen maar bezig met jagen, vreten en zuipen en als het erop aankomt heeft hij geen cent’, luidt het. Uiteindelijk gaat het concert toch door.

Veel positiever staat Leopold tegenover het kunstpatrimonium van de Lage Landen. Van Tienen onthoudt hij de vestingruïnes en het stadsplein, in Leuven bezoekt hij het stadhuis en kijkt hij met open mond naar Het laatste avondmaal van Dirk Bouts, in Brussel bewondert hij de bestrating en de straatverlichting, het grote kanaal (van Willebroek) dat Hollandse twee- en driemasters tot midden in de stad brengt en Rubens’ schilderij De overdracht van de sleutels aan Petrus, dat op dat ogenblik nog in de Sint-Michielskathedraal hangt.

Het jaar nadien, als de Mozarts terugkomen van Londen, doen ze Gent aan. Wolfgang gaat er in de Bandeloo-abdij het nieuwe orgel van Van Peteghem bespelen. Verder bezoeken ze ook het stadhuis en een toren met een beiaard. In Gent wordt vandaag beweerd dat het om de belforttoren gaat, die op dat ogenblik een nieuwe beiaard met 52 klokken had. Maar Nannerl vermeldt in haar dagboek dat ze de trappen heeft geteld, en het aantal klopt niet. Vermoedelijk bezochten ze de Sint-Baafskathedraal die toen 25 klokken had.

Na Gent komen ze in Antwerpen aan. Leopold verbaast zich enerzijds over het verval – de Scheldemonding is sinds de val van Antwerpen in 1585 afgesloten en de stad sterk verarmd – maar ook over de vele kerken en hun kunstschatten, vooral de schilderijen. In de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal speelt Wolfgang op het orgel, terwijl Leopold de Kruisafneming van Rubens bestudeert.

MADAME DE POMPADOUR

Het belangrijkste doel van deze Europa-reis is natuurlijk toch de muziek. Tijdens deze tocht zal de familie zo’n zestig steden aandoen waar Mozart en Nannerl concerten geven. Overal verbazen ze het publiek. Daaronder bevinden zich opmerkelijke gasten, zoals de dan veertienjarige Goethe die hen in Frankfurt ziet. Overal ontmoeten ze ook musici, die Leopold in zijn aantekeningen weegt en soms genadeloos veroordeelt.

Vader Mozart slaagt er telkens weer in met zijn beide kinderen toegang te vinden tot de hoogste hoven, door een combinatie van aanbevelingen en slimme public relations. Enkele van de hoogtepunten zijn de grote successen in Versailles – waar Wolfgang Madame de Pompadour ontmoet – en in Londen. Daar worden de Mozartkinderen met eer overladen én aan een proef onderworpen die ze met glans doorstaan. Wolfgang heeft volgens Leopold intussen een vaardigheid aan het klavier verworven die het verstand te boven gaat. Dat slaat dan vooral op het fenomenale improvisatietalent van zijn zoon. Die is bovendien volop beginnen te componeren, volledig uit het hoofd, zonder instrument. Onder zijn werken – deels nog door zijn vader genoteerd – horen een motet dat hij voor het British Museum schreef, God is our refuge (KV 20), zes vioolsonates (KV 10-15) en twee symfonieën (KV 16 en 19). Bijzondere, maar daarom nog geen grote composities.

De familie is intussen al veel langer weg uit Salzburg dan gepland, en Leopold doet het uiterste om zijn mecenas Hagenauer te sussen. Ondanks de toenemende druk en ongetwijfeld niet met de volle goedkeuring van de zeer katholieke Hagenauer trekken ze daarna naar het protestantse Nederland, op aandringen van de entourage van prins Willem V en prinses Caroline. Vader Mozart zegt toe, vooral omdat hij hoopt er geld te kunnen verdienen. Want de zakelijke Leopold is intussen begonnen met het organiseren van privéconcerten, die flink wat kunnen opbrengen. Hij vindt een partner in muziekuitgever Hummel, die later ook de Nederlandse versie van zijn vioolhandboek zal drukken. In slim opgestelde krantenadvertenties laat Leopold zijn kinderen de hemel in prijzen, waarbij hij wel eens durft te sjoemelen met hun leeftijd. Aanvankelijk valt het allemaal tegen: de kinderen worden ziek en kunnen twee maanden lang niet optreden. De verblijfskosten blijken ook een stuk hoger dan gepland. Bovendien waren de winterjassen al naar Parijs gestuurd. Maar uiteindelijk komen de concerten er, aan het hof, in Den Haag, Utrecht en Amsterdam. Op 8 maart 1766 wordt Willem V meerderjarig, en Mozart schrijft een grappige potpourri. Verder componeert hij variaties op twee Nederlandse liederen die Leopold meteen laat drukken en verkopen door Hummel. Stilaan vat de familie Mozart nu de terugtocht naar Salzburg aan, via Antwerpen, Mechelen, Brussel, Parijs, Dijon, Lyon, Genève, Lausanne, Bern en Zürich.

GEWRICHTSREUMA

Deze reis kan zonder meer worden bestempeld als een triomftocht voor het wonderkind Wolfgang en zijn zus Nannerl. Er zullen nog enkele van die reizen volgen, naar Wenen en Italië. In Rome geeft Wolfgang opnieuw blijk van zijn verbluffende talent als hij na een opvoering van Allegri’s Miserere in het Vaticaan (een stuk waarvan de partituur toen nog steeds geheim werd gehouden) de muziek volledig uit het hoofd neerschrijft. Hij ontvangt als veertienjarige ook de ridderstitel uit handen van paus Clemens XIV. Maar dan verandert de aard van de reizen stilaan. Op de derde Italië-reis verloopt de opvoering van de opera Lucio Silla in Milaan door een samenloop van omstandigheden catastrofaal. In München wordt de door de keizerin bestelde opera La finta simplice vanwege allerlei intriges nooit opgevoerd en evenmin betaald.

De lange reis naar Parijs in 1777-1779 wordt een volledig keerpunt. Wolfgang vertrekt samen met zijn moeder. Leopold had immers geen toestemming gekregen om mee te gaan, maar tracht van op een afstand de touwtjes in handen te houden. Doel is nu het verwerven van een post aan een van de Duitse of Franse hoven. Dat mislukt: de triomferende jongen van weleer is nu een concurrent en vooral zijn collega’s ontvangen hem bijzonder koel. Bovendien sterft Wolfgangs moeder op 57-jarige leeftijd in Parijs. Intussen was hij zelf verliefd geworden op de vijftienjarige zangeres Aloysia Weber en wou met haar familie naar Italië reizen. Zijn vader slaagt er nog in om hem daarvan te weerhouden, maar verliest toch stilaan zijn greep op zijn zoon. In 1784 trouwt Wolfgang met Aloysia’s zus Constanze, zonder Leopolds toestemming.

Het reizen en de successen hebben vader en zoon Mozart intussen een andere kijk op het wat benepen Salzburg gegeven. De vroegere aartsbisschop von Schrattenbach, Leopolds eerste werkgever en groot muziekliefhebber, was al in 1772 opgevolgd door graaf Colloredo, een man waarmee vader noch zoon goed overweg konden en die hen als lakeien behandelde. Na zijn vergeefse zoektocht naar een betere baan in het buitenland komt Wolfgang in 1777 met hangende pootjes naar Colloredo terug, maar de sfeer wordt er niet beter op. Het eindigt met een grove ruzie in mei 1781, waarbij de graaf Mozart junior letterlijk het paleis laat buitentrappen. Wolfgang heeft er genoeg van: hij vertrekt naar Wenen en zal amper nog naar Salzburg terugkeren. Ook die gebeurtenis blijkt een belangrijk keerpunt: Mozart wordt een van de eerste zelfstandige componisten uit de geschiedenis, en het zal hem geen windeieren leggen. In Wenen verwerft hij een voor zijn tijd riant inkomen, dat hij en Constanze misschien niet altijd op de meest verstandige manier beheren.

Vanuit Wenen reist Wolfgang een stuk minder. In 1787 gaat hij twee keer naar Praag voor de opvoering van Figaro en Don Giovanni. In september 1790 gaat hij naar de keizerskroning van Leopold II in Frankfurt. Op eigen kosten, want Leopold had Salieri boven hem verkozen als begeleider. Salieri dirigeerde de kroningsmis in de Dom, Mozart dirigeert twee kroningsconcerten voor een vrijwel lege zaal. Nog eenmaal zal hij daarna de baan op gaan, in augustus 1791, om in Praag de première van La clemenza di Tito te organiseren. Op dat moment openbaart zich stilaan de ziekte – mogelijk de complicaties van de gewrichtsreuma waaraan hij al zo lang lijdt – die hem geen vijf maanden later het leven zal kosten.

STOOMTRAM

Wolfgang Amadé Mozart stierf op maandag 5 december 1791 om 1 uur ’s morgens. Hij leefde 35 jaar, 10 maanden en 9 dagen. Daarvan was hij 10 jaar, 2 maanden en 8 dagen op reis. Een van de opmerkelijkste vaststellingen is dat de ongemakken van het reizen, zijn ziektes en zelfs de zwartste gebeurtenissen uit zijn leven hem nooit van het componeren afbrachten en zelfs amper invloed leken te hebben op de aard van zijn composities. Reeds op de eerste Europese tocht verbeterde Wolfgang niet alleen zijn clavecimbelspel op een opzienbarende manier, hij begon ook te componeren. Op het einde van zijn leven nam dat vermogen tot overstijgen zelfs onwaarschijnlijke proporties aan. Zo weten we dat de opera La clemenza di Tito werd gecomponeerd in amper twaalf dagen, waaronder drie op reis tussen Wenen en Praag. Gloednieuw materiaal, een partituur van driehonderd bladzijden op een libretto dat hem nog maar net was overhandigd. De spanning moet enorm geweest zijn, en toch levert hij net dan een van zijn meest complexe en rijkste werken af. Het getuigenis van een criticus dat Mozart in die periode voortdurend medicijnen slikt, roept wel een aantal nog niet volledig beantwoorde vragen op. In elk geval heeft deze zware inspanning vrijwel zeker bijgedragen tot zijn vroegtijdige dood.

Mozart, een echte kosmopoliet die het reizen niet kon missen, leefde op de rand van een nieuw tijdperk. Na de verlichting die een politieke omwenteling veroorzaakte, zouden wetenschap en industrie het aanschijn van de westerse wereld veranderen. Vier jaar na Mozarts dood was de vaccinatie tegen pokken een feit, nog eens vier jaar later (in 1799) werd de batterij uitgevonden en geen vijf jaar daarna (in 1804) bracht de eerste stoomtram een evolutie teweeg die de koets uiteindelijk volledig van de weg zou vegen. Het leven van een van de geniaalste componisten ooit had er helemaal anders kunnen uitzien als hij dertig jaar later was geboren

Op www.mozartways.com kan het tracé van elke reis van Mozart op de voet worden gevolgd.

Over de Europa-reis van Mozart verscheen van Jos van der Zanden het boek ‘Mozart in de Lage Landen’, uitg. Pimento, 160 p.

Twee verhelderende werken over het leven en de reizen van Mozart: H.C. Robbins Landon, ‘Wolfgang Amadeus Mozart. Volledig overzicht van zijn leven en werk’, uitg. Tirion, 463 p.

Fons de Haas, ‘Mozart, mijn vriend. Flarden uit een boeiend leven’, uitg. Roularta Books, 287 P.

PETER VANDEWEERDT

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content