Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

De Rode Duivels spelen zaterdag tegen Bulgarije hun eerste match in de voorronde van het EK 2004 in Portugal. Knack, uw blik op het verleden, waarschuwt.

Inzake het Belgische voetbal is Knack de frisse tenor in een koor vol naargeestige bassen. Het zonnetje in een burcht van donkere duisternis. Terwijl anderen constant de uitzichtloze situatie van ons voetbal onderstrepen, de schuldenbergen, het gerommel en gestommel, en het schrijnende gebrek aan talent, wijst Knack met evenveel energie op al het goede, op een indrukwekkende hoeveelheid puike resultaten, op de vele jonge talenten die op ontbolstering lopen te wachten, en op het oude vakmanschap in de schoot van onze topclubs dat zich met recht en reden niet zo maar aan de kant laat zetten door voorbarig geprezen nieuwlichters zonder praktijkervaring. Wij zijn zo: met een positieve mentaliteit geboren.

Wil een theorie meer zijn dan wat zinloos geklets in het ijle, dan zal men ze toch aan de hand van een maatstaf moeten kunnen toetsen. En in de sport, beste lezer, wordt die maatstaf gevormd door de resultaten. Mocht het met ons voetbal echt zo slecht gesteld zijn als de professionele kankeraars van de pers beweren, dan zou geen enkele nationale ploeg zich voor wat voor eindronde ook kwalificeren, geen enkel clubelftal zou nog op de Europese scène klimmen, en geen Belgisch voetballer zou het waard zijn bij een buitenlandse club van enig niveau aan te sluiten. Wel, het tegendeel wordt nu al enkele jaren met een bijna sarcastische regelmaat aangetoond.

Dat bij vele clubs een hopeloos wanbeleid wordt gevoerd, staat vast. Dat de clubs gebukt gaan onder de schulden, daaraan twijfelt geen zinnig mens. Ook al mag het enige verbazing wekken dat de meeste media zonder één kritische voetnoot de schatting overnemen van ons zusterblad Trends, dat zijn negentig miljoen euro baseerde op de rekeningen van slechts drie van de achttien clubs. En op één natte vinger. Zo kunnen wij ook schattingen maken.

Dat het in de profliga een zootje is, de heren demonstreren het dagelijks. Dat er in een klein land als België plaats is voor hooguit tien tot veertien financieel gezonde profclubs, het is door econometristen onweerlegbaar bewezen.

Maar dat alles zijn universele verschijnselen, niet alleen Belgische. Als de UEFA-licentie over twee seizoenen verplicht wordt, met een doorgevoerde controle van de boekhouding en de begroting, zullen de buitenlandse RWDM’s en Eendracht Aalsten met trossen tegelijk neerstorten uit de weelderige kruinen der Europese voetbalbomen. (Nog even en wij worden Hugo Camps.)

Een club als Real Madrid krijgt van de overheid driehonderd miljoen euro cadeau, ziedaar een voorbeeld van echt wanbeleid. De Italiaanse competitie kon niet eens op tijd beginnen omdat het televisiegeld op is. De twee grote Roma’s, en dan hebben we het niet over de zigeunerkoningen maar over AS en Lazio, worden slechts door een kunstlong, een kunstnier en een kunsthart in leven gehouden. De schuldenput van Olympique Marseille is zo diep dat er olie uit spuit. En ga zo maar door.

In dat scheef hangende internationale circus doet het kleine Belgische voetbal het, alle verhoudingen in acht genomen, lang niet zo slecht als sommige criticasters graag zouden willen. Dat hebben wij in deze kolommen de voorbije jaren bij herhaling verkondigd. Maar, opgelet: bij het begin van de voorronde van het EK 2004 willen wij op onze beurt het optimisme temperen dat links en rechts is gegroeid na de meegevallen oefeninterland in Polen. Want de voortekenen, die nooit onderschat mogen worden, zijn slecht. Het is immers al twintig jaar geleden dat België zich nog eens kon kwalificeren voor de eindronde van een EK, en bij voetballen tegen Bulgarije gaan onze gedachten automatisch terug naar de gebeurtenissen in Firenze, zoals men weet de hoofdplaats van Toscane. Waar Paul Goossens, als overtuigd proletariër, vier villa’s bezit.

We schrijven eind 1965 en het ging om de voorronde van de wereldbeker 1966 in Engeland. In die dagen moet het voetbalbeleid in ons land beter zijn geweest dan nu, want de Belgen plaatsten zich toen zo goed als nooit voor de eindronde van het WK. In de eerste vijf van na de oorlog slechts één keer, dat was voor Zwitserland ’54 met de fameuze 4-4 tegen het Engeland van Stanley Matthews. Nu, nu het beleid zo rampzalig is, hebben de Duivels zich zes keer na elkaar gekwalificeerd. Toegegeven, ondertussen doen ook veel meer landen mee aan de eindronde. In Engeland ’66 waren het er zestien.

BULGAARSE RAPSODIE

In de voorronde zaten de Belgen in een groep van drie met Israël en Bulgarije. De winnaar ging door. België won met 1-0 en 0-5 van Israël, verloor met 3-0 in Bulgarije maar won op de Heizel met liefst 5-0. Twee keer Paul Van Himst, twee keer Johnny Thio, en één keer Jacky Stockman. Belgen en Bulgaren eindigden met evenveel punten, en omdat het doelsaldo niet beslissend was, moest een barragewedstrijd worden gespeeld. Die vond plaats op 29 december 1965 in het stadion van Fiorentina.

De Belgen verloren met 2-1, twee goals van Georgy Asparoukhov voor de Bulgaren en eentje, een own-goal, van Aleksander Chalamanov voor ons. Wie het destijds heeft meebeleefd, sluit nu de ogen en probeert zich de afschuwwekkende namen van de elf Bulgaren voor de geest te halen. Naidenov, Chalamanov, Largov, Vutzov, Gaganelov, Abadjiev, Jetschev… hier stokken wij. Vastgelopen. Compleet geblokkeerd.

Een jeugdtrauma, weken aan een stuk zijn wij als jonge en nog veelbelovende knaap ’s nachts wakker geschrokken van dromen waarin deze woeste barbaren een hoofdrol speelden. ‘Schoppen naar wat beweegt’, ziedaar de tactiek van de Bulgaarse coach Rudolf Vytlacil. Levski Sofia, Spartak Sofia, Slavia Sofia, CSKA Sofia… het zou ons verbazen mochten er Bulgaren van buiten Sofia hebben meegedaan. Het zijn clubnamen die ons voor eeuwig met een angstsyndroom hebben opgezadeld.

Dit waren onze mannen. De elf dapperen: Nicolay, Heylens, Verbiest, Plaskie, Baré, Michiels, Jurion, Thio, Stockman, Van Himst en Puis. Coach, nee selectieheer, was Constant Vanden Stock. Trainer was Tuur Ceuleers. Er gaat een huivering door Paul Van Himst, slechts te bedwingen met een kop Brésor extra, als hem zo nu en dan wordt gevraagd die match nog eens op te rakelen.

‘Ze schopten inderdaad naar alles wat bewoog’, vertelt Paul. ‘Ik heb dikwijls gespeeld tegen ploegen die op het randje zaten, maar dit was erover. Nochtans hadden we die mannen een paar maanden voordien met 5-0 verslagen, maar dat had hen alleen maar gestimuleerd. We hebben ons toen laten intimideren, en dan hadden we de pech dat die Asparoukhov na een kwartier twee keer in dezelfde minuut scoorde. Asparoukhov was een speler van Levski. Ik herinner me zijn naam omdat hij tegen Laurent Verbiest stond, en net als Lorenzo korte tijd nadien in een auto-ongeluk om het leven is gekomen. Dat was een wel zeer bizar en wrang toeval.’

De Bulgaren gingen dus in onze plaats naar Engeland, en kwamen daar terecht in een groep met het Brazilië van Pelé en Garrincha, het Portugal van Eusebio en Simoes, en het Hongarije van Florian Albert. Drie keer op hun kas natuurlijk. Nul punten.

‘Ik denk dat wij beter zouden gepresteerd hebben’, wikt Van Himst zijn woorden. ‘Wij hadden een heel getalenteerde groep, Engeland was niet ver, het klimaat was hetzelfde als bij ons, en er was slechts een miniem uurverschil. Dat waren betere speelomstandigheden geweest dan vier jaar later in Mexico, waar we bij wijze van aanpassing wekenlang opgesloten zaten in een hotel zonder ontspanningsmogelijkheden, ver van huis, broeierig warm… We hadden ons met de generatie van toen eigenlijk ook al drie keer op rij moeten plaatsen. Want in de voorronde van de wereldbeker ’74 verloren we geen enkele match en stonden we zelfs geen enkele tegengoal toe. Desondanks ging Nederland, dat dankzij een 9-0 tegen Noorwegen en 5-0 en 1-8 tegen IJsland een veel beter saldo had. Ik moet u er niet aan herinneren dat het doelpunt van Jan Verheyen…’

We zijn ze nadien nog één keer tegengekomen in een officieel toernooi, de Bulgaren, dat was in de voorronde van het EK ’88 in Duitsland. In de Heizel werd het 1-1 met een goal van Pier Janssen, in Sofia gingen de Duivels opnieuw voor de bijl, met 2-0. Het waren toen de Ieren van trainer Jack Charlton en van vedetten als Liam Brady, Frank Stapleton en John Aldridge die zich plaatsten.

Vergeten we ten slotte ook niet dat matchen in Roemenië of Bulgarije voor iedere ploeg een hel zijn, alleen al door de diepgemeende haat die van de plaatselijke supporters afstraalt. Niet zelden worden zelfs buitenlandse verslaggevers gehoond en bespuwd. En als men geen ontzag meer heeft voor verslaggevers, zeg ons: voor wie of wat heeft men dan nog wel ontzag?

DE OMKOOPZAAK

Wij waarschuwen dus voor de Bulgaren, en wij waarschuwen zeker voor voorrondes van een EK. Het is effectief twintig jaar geleden dat België zich daarin nog eens kon kwalificeren. Jaja, Euro 2000, dat weten wij ook wel, maar toen was België als co-organisator automatisch geplaatst. Met een dramatisch resultaat als gevolg, maar daar gaan we niet op terugkomen. Voor de EK’s van in omgekeerde volgorde ’96 in Engeland, ’92 in Zweden en ’88 in Duitsland grepen de Rode Duivels er telkens naast, en zonder discussie.

Aan de tot nu toe laatste kwalificatie, voor Frankrijk ’84, hebben we trouwens ook niet veel vreugde beleefd. De Belgische ploeg van die tijd was er nochtans één met grote kwaliteiten. Het was de lichting die vier jaar voordien, op het EK ’80 in Italië verrassend tweede was geworden. In de finale met 2-1 verloren van West-Duitsland. Een wonder, die tweede plaats, want in de aanloop naar dat toernooi had Guy Thijs vier jaar lopen sukkelen. Probeerde meer dan vijftig kernspelers uit maar slaagde er niet in om een consistent elftal op de been te krijgen. Ging zelfs Wilfried Van Moer terughalen in tweede klasse, waar hij bij Beringen aan het uitlopen was. België plaatste zich met veel moeite, ten koste van Noorwegen, Oostenrijk, Portugal en Schotland. En plots, op het eindtoernooi, klikte het allemaal in elkaar. De Belgen gingen ’s avonds pinten pakken in plaats van in hun hotel te zitten kniezen zoals echte profs doen, speelden gelijk tegen Engeland en gastland Italië en versloegen Spanje, en stonden tot verbazing van heel Europa in de finale.

Diezelfde kern stootte twee jaar later door naar de Mundial in Spanje, waar wereldkampioen Argentinië werd verslagen en de tweede ronde werd bereikt, en daarna ook naar het EK in Frankrijk. In die voorronde waren Zwitserland, Schotland en Oost-Duitsland een maatje te klein voor de Duivels.

En toen kwam woensdag 29 februari 1984, de dag waarop ’s avonds een vriendschappelijke wedstrijd tegen West-Duitsland met 0-1 zou worden verloren, en waarop bij het krieken van de ochtend Eric Gerets aan onderzoeksrechter Guy Bellemans toegaf dat die van Standard in de laatste competitiematch van het seizoen ’81-’82 hun wedstrijdpremie aan de vrienden van Waterschei hadden gegeven.

Het omkoopschandaal was losgebarsten, zeven internationals werden geschorst, en Guy Thijs zag zich verplicht om in minder dan anderhalve maand tijd een zo goed als nieuwe nationale ploeg uit de grond te stampen. Dat leek hem nog te zijn gelukt ook. Enzo Scifo debuteerde in Lens met veel brio als achttienjarige in de eerste eindrondematch tegen Joegoslavië, en leidde de Belgen naar 2-0 winst. Maar tegen Frankrijk in Nantes werd het een 5-0-afstraffing, en tegen Denemarken in Straatsburg een 3-2 nederlaag.

EEN VLOEK OP HET EK

Na die teleurstelling bouwde Thijs een nieuw elftal op dat tijdens de wereldbeker ’86 in Mexico het grootste succes uit de geschiedenis van de nationale ploeg behaalde, en dat op de wereldbeker ’90 in Italië opnieuw sterk zou presteren. Maar terwijl België zich vanaf ’82 zes keer op rij kwalificeerde voor de eindronde van het WK, lukte dat voor het EK niet meer. Niet onlogisch overigens, omdat er op een WK doorgaans vijftien Europese landen aanwezig waren en op een EK lange tijd maar vier of acht. Pas vanaf Engeland ’96 waren het er zestien. Maar er is meer aan de hand dan dat: op het EK rust voor de Rode Duivels sinds de gebeurtenissen van ’84 een vloek: de vloek van Bellemans.

Zet ze maar op een rijtje. Over ’88 hebben we het al gehad: voorronde met Ierland, Schotland, Bulgarije en Luxemburg. Uitgeschakeld. Zweden ’92: voorronde met Wales, Luxemburg en… Duitsland! Uiteraard uitgeschakeld. En tot slot Engeland ’96: voorronde met Armenië, Cyprus, Denemarken, Macedonië en… Spanje. Daar moet ook geen tekeningetje bij. Iedereen herinnert zich de 1-4 vernedering op Anderlecht tegen de Spanjaarden. Zeker Franky Van der Elst die door de Brusselse supporters negentig minuten lang werd uitgefloten en besloot om als Rode Duivel te stoppen. Drie maanden later gingen de Duivels in Sevilla 1-1 gelijkspelen maar toen was het kalf al half verdronken, en toen de Denen met 1-3 kwamen winnen helemaal. Denemarken en Spanje gingen door.

In de laatste wedstrijd van die kwalificatiegroep, op 15 november 1995, dag van de dynastie nota bene, speelden de Belgen zelfs maar 1-1 gelijk in Limassol. Terwijl ze potdomme zeventig minuten met elf tegen tien stonden na de uitsluiting van Charalambous. En dan zullen wij niet eens vermelden dat Elia in de slotminuut nog op de paal schoot, of we hadden met elf tegen tien verloren tegen Cyprus! Uit verhalen die later schuchter aan de oppervlakte kwamen, bleek dat op de vooravond van de match vier spelers tot laat in de nacht hadden zitten kaarten.

‘Een vriendenclubje van het ministerie’, brieste toenmalig secretaris-generaal Alain Courtois boos. ‘Een schrijnend tekort aan fysiek, karakter, mentaliteit en professionele eerzucht.’ Bondsvoorzitter Michel D’Hooghe ging nog verder: hij organiseerde prompt vier colloquia over de vraag of ons voetbal nog te redden viel, één zelfs met de journalisten. Dat was een merkwaardige bijeenkomst waarover wij u ooit zullen vertellen maar nu niet.

Het is dus bijna zeven (!) jaar geleden dat we een voorrondematch voor het EK hebben gespeeld, en de voorlopig laatste was allesbehalve een succes. Dat, gecombineerd met het trauma van Firenze, zijn slechte voortekenen voor de match van zaterdag. Voor één keer zit uw dienaar in de hoek der pessimisten.

Koen Meulenaere

29 december 1965 in firenze: een trauma voor het belgische voetbal.

15 november 1995 in limassol: een schande voor het belgische voetbal.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content