De seriemoordenaar van Bergen lijkt moeilijk te vatten. Een reconstructie van de vondsten van zijn slachtoffers.

Mogelijk loopt de seriemoordenaar van Bergen nooit tegen de lamp. Het lijkt ondenkbaar dat iemand die keer na keer, en bijna steeds in dezelfde streek, lichaamsdelen van slachtoffers langs de openbare weg achterlaat, niet vroeg of laat gevat wordt. Maar in de geschiedenis ontsnapten diverse seriemoordenaars – met Jack the Ripper als meest illustere voorbeeld – aan elke zoektocht. Als anderen toch geklist worden, gebeurt dat soms stomweg. Bijvoorbeeld, bij een routineuze verkeerscontrole, waarbij de politie een hele folterkit uit de koffer opduikelt.

Zolang een seriemoordenaar op vrije voeten rondloopt, kan men er vergif op innemen dat zijn lijst van slachtoffer zal aangroeien. De studie van FBI-specialisten Roy Hazelwood en John Douglas liegt er niet om: wie een kick krijgt van doden volgens een uitgestippeld scenario, gaat altijd maniakaal op zoek naar nog meer slachtoffers.

De seriemoordenaar van Bergen vertoont alle kenmerken van een goed georganiseerde lustmoordenaar, die al jarenlang de speurders om de tuin leidt. Een overzicht van de belangrijkste vondsten van lichamelijke resten van (vermoedelijk zijn) slachtoffers.

* 20 oktober 1993. Het hoofd en rechterbeen van de 37-jarige prostituee Liliane Sek worden gevonden in Philippeville.

* juni 1993. De ontdekking van een in stukken gesneden, ongeïdentificeerd lichaam van een vrouw in Anderlecht.

* 6 juli 1994. Een onthoofd, stukgesneden vrouwenlichaam steekt in vuilniszakken, die worden aangetroffen in een wildpark, dicht bij de grens met Nederland.

* december 1994. Een afgesneden hand en voet worden gevonden in de buurt van Luik.

* 25 juli 1996. In een rivier tussen Bergen en Jemappe drijft een vuilniszak met daarin een vrouwentorso waarvan de borsten afgesneden zijn. Het slachtoffer wordt naderhand geïdentificeerd als de transseksuele prostituee Martine Bohn, die zich ophield in de Bergense stationsbuurt.

* augustus 1996. In Piringen, nabij Tongeren, wordt het verminkte torso van een vrouw teruggevonden.

* 22 maart 1997. In Cuesmes, nabij Bergen, liggen negen zakken met vrouwelijke lichaamsdelen: rompen, armen en benen. De zakken zijn allemaal op een soortgelijke manier dichtgeknoopt; een tip is van de zakken geknipt.

* 24 maart 1997. Drie kilometer verder bevinden zich nog drie zakken. Eén bevat een vrouwelijke romp, de andere herkenbare kledingsstukken.

* 12 april 1997. In Havré, nabij Bergen, worden nog twee zakken gevonden met een voet, een deel van een bil en een hoofd.

* 18 april 1997. Drie zakken in Havré: met billen, één hand en een voorarm.

Afgaande op de staat van het gras denken de speurders dat de zakken, die tussen 22 maart en 18 april gevonden werden, mogelijk op dezelfde dag gedeponeerd zijn. De optelsom van de verschillende lichaamsdelen – te beginnen met de vondsten van 1996 – brengt het dodenlijstje op minstens vier vrouwen.

* 24 april 1997. Een van de slachtoffers wordt geïdentificeerd als Nathalie Godart. Ze leefde in de Bergense stationsbuurt.

* 19 juni 1997. De naam van een ander slachtoffer raakt bekend: Jacqueline Leclercq, een vrouw die vaak in de buurt van het Bergense station verbleef, en ook een tijd in de psychiatrische instelling van Chène-aux-Haies.

* 18 juli 1997.Carmelino Russo – een vrouw die begin 1996 verdween uit de buurt van het Bergense station – wordt herkend. Zij is de vrouw van wie op 21 januari 1996 in een rivier in het Franse Château l’Abbaye, de romp werd teruggevonden.

* 20 en 27 augustus 1997. PS-Kamerlid Patrick Moriau ontvangt verschillende postkaarten met lugubere referenties naar de moorden, en een boek, getiteld “36 bewijzen van het bestaan van de duivel”. Ook La Nouvelle Gazette krijgt post.

* augustus 1997. Begonia Valencia en Jennifer Decueninck, een patiënte en een ex-patiënte van de instelling van Chène-aux-Haies, verdwijnen.

* 17 oktober 1997. Spelende kinderen vinden een schedel in verregaande staat van ontbinding, in de chemin de Bethléem in Hyon.

* mei 1998. Bij graafwerken in de chemin de Bethléem in Hyon worden verscheidene tanden en halswervels, met sporen van een zaag erop, aangetroffen.

* juni 1998. De stoffelijke resten in Hyon worden toegeschreven aan Begonia Valencia. Als zij al ten prooi viel aan de moordenaar van Bergen, dan is die wel van methode veranderd. De lichaamsdelen van Valencia waren begraven en niet verpakt, en ook haar hoofd lag in de buurt.

SOCIAAL VAARDIG

De kenmerken van de slachtoffers, de plaats van de vondsten, de manier van bewerking van de lijken, het zoeken van publieke belangstelling via verzendingen, het bevat allemaal sleutels voor het opstellen van een profiel van de dader.

Heel wat zakken liggen op plaatsen met namen als “De haat”, “Dodemansstraat”, “Dumpstraat”, “Angst”, “Weg van de Ongerustheid”, “Weg van de Eenzaamheid”, en “Kaai van de verdwenen personen”. De selectie en het stuksnijden van lichaamsdelen bevestigen het beeld van een narcistische lustmoordenaar die meer kickt op de opwinding van het vernietigen van vrouwen, dan op seksuele daden met hen.

Uit alles blijkt dat deze man in de samenleving een plaats inneemt, die hem boven verdenking doet staat, en dat hij over sociale vaardigheiden beschikt om niet in zijn kaarten te laten kijken. De psychopaat lijk ook op de hoogte te zijn van bepaalde acties, zodat hij weet wanneer hij zich gedeisd moet houden en wanneer hij weer kan toeslaan.

Ria Goris

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content