Met het puntige en ironische ?Le Désir? sluit Jan Lauwers zijn ?Snakesong Trilogy?.
SEKS EN DOOD, eros-thanatos is een oud, sluimerend zeer in de westerse cultuurgeschiedenis. Soms, zoals in dit door aids gegeselde tijdperk, barst de rijpe puist open en moet de pus eruit. Het thema van de gevaarlijke cocktail seks-dood is weer helemaal terug van weggeweest en staat bovenaan de artistieke agenda van een aantal belangrijke kunstenaars. Of het nu om de film ?Crash? van de Canadese cineast David Cronenberg gaat of Gerard Reve’s ironische mystificatie ?Het Boek van Violet en Dood?, altijd komen de ?tweelingbroertjes Eros en Thanatos? (Reve) om de hoek kijken.
Ook in het werk van de Vlaamse theatermaker Jan Lauwers en zijn Needcompany werd het dubbelthema de voorbije jaren een rode draad. Vooral in de ?Snakesong Trilogy? die in 1994 met ?Le Voyeur? van start ging. Drentelde dat eerste beklemmende deel nog enigszins vanuit een voyeuristische positie zoals een kat om de hete brij, in het tweede deel ?Le Pouvoir? belandt de toeschouwer recht in de kokende ketel. Aan de hand van de mythe van ?Leda en de Zwaan? wordt de donkere relatie tussen geweld, erotiek en dood van verschillende kanten belicht, maar een uitweg uit het verstikkende kluwen is er voor Lauwers niet. Dat maakte ?The Snakesong/Le Pouvoir? tot een bijzonder pessimistische en duistere theaterervaring.
Met ?Le Désir?, het derde deel dat zopas in Kopenhagen Culturele Hoofdstad ’96 zijn wereldpremière beleefde, is er opnieuw een sprankeltje hoop. De ironie is niet van de lucht, het acteerwerk- en weerwerk is vinnig en ook het tempo van de voorstelling ligt aan de hoge kant. Met zijn tekstkeuze uit de laat-negentiende-eeuwse wereldliteratuur, die indirect de vraag stelt naar de verhouding tussen kunst en leven, geeft Lauwers de suggestie dat kunst en schoonheid in staat zijn om het pijnlijke dilemma tussen natuur en cultuur, tussen erotiek en dood op te lossen. ?The Snakesong Trilogy? mondt dus uiteindelijk toch uit in een happy end, van het ironische soort weliswaar.
In een trilogie duiken vaak dezelfde personages op, zo ook in ?The Snakesong Trilogy?. In dat opzicht zou je het driedelige opzet met een beetje goede wil als een wat aparte en enigszins latente familiekroniek kunnen bestempelen. In het eerste deel duikt bijvoorbeeld een oude professor (vertolkt door Mil Seghers) op, een personage dat Lauwers uit een roman van Alberto Marovia haalde. De boeken van de Italiaanse schrijver vormden overigens een belangrijke voedingsbodem voor ?Le Voyeur?, het eerste deel van de trilogie.
GLASPLATEN.
In ?Le Pouvoir? ontpopt de professor zich tijdens het eerste luik van de productie tot een scheidsrechter in het dispuut over de dodelijke liefdesdaad tussen Leda en haar Zwaan. Hij is tevens de raadsman van de Koningin (rol van Vivianne De Muynck) die de rechtszaak op de voet volgt en op de duur onder het leed lijkt te bezwijken. De tweede helft van ?Le Pouvoir? kantelt vervolgens in een klein-realistisch familiedrama met neurotische trekjes. Het verplaatst het mythische gebeuren uit de eerste helft naar een provincialistische, maar ook grimmige context. De professor wordt een familievader, de rol van de Koningin verandert in een gevoelige moeder met een zwak hart en Leda (gespeeld door Carlotta Sagna) ontpopt zich tot Claudia, de schoondochter van de familie.
Ook in ?Le Désir?, het derde deel van ?The Snakesong Trilogy?, duikt dezelfde familie op die voorts geen structurende of leidende rol speelt in de voorstelling. Het familieverband is veeleer een onderhuidse laag, die af en toe als een uitgedoofde vulkaan rommelt en van zich laat horen maar weer tot rust komt. Seghers behoudt in ?Le Désir? de dubbelrol van de zieke professor/vader, De Muynck blijft de moeder en Sagna (rol van de verpleegster van de professor) en Ina Geerts vertolken bijwijlen de rol van de dochters met de typische voornamen Claudia en Ingrid.
Het is natuurlijk intellectueel leuk om de ontwikkeling van de familiestructuur en het eros-thanatos-thema doorheen de verschillende delen van de trilogie te volgen. Toch kunnen het derde en het laatste deel best op eigen benen staan, zonder dat we het gevoel krijgen een deel van het verhaal of de essentie ervan te missen. Integendeel zelfs. ?Le Désir? is zo verschillend van de twee voorgaande delen, waardoor ons even het gevoel bekruipt dat het laatste trilogiedeel een buitenbeentje is en eigenlijk niet bij zijn wat meer zwaarwichtige voorgangers hoort.
Toch verschilt ?Le Désir?, tenminste wat de scenografie betreft, niet zo veel van andere producties van Needcompany. Enkele stoelen, wat microfoons en verder een leeg podium. Opvallend zijn wel de verschillende lage zuiltjes in faux marbre. Ze vormen de poten van een lang doorzichtig tafelblad dat een centrale plaats in de voorstelling inneemt. Een ander zuiltje fungeert later als een voetstuk waarop Sagna met glasplaten en glazen flesjes een kunstig en wat groot uitgevallen versie van een kaartenhuisje opbouwt.
Die glazen voorwerpen (ook de glazen kralen op het met fluweel bedekte tafelblad) bezorgen ?Le Désir? een overdadig esthetisch karakter. Dat sluit op zijn beurt aan bij de tekstkeuze die Lauwers heeft gemaakt. Voor deze productie putte hij gretig uit drie klassiekers : de surrealistische dichtbundel avant-la-lettre ?Les Chants de Maldoror? van Comte de Lautréamont, ?A rebours? van Karl-Joris Huysmans, zowat de bijbel van de decadente literatuur, en het toneelstuk ?Salomé? van die andere meester van de decadente literatuur, Oscar Wilde.
HILARISCH.
Het materiaal uit die verschillende tekstbronnen wordt niet her en der over de voorstelling verspreid, maar vormt aparte boeken zoals ze door de acteurs tijdens de voorstelling worden omschreven. Zoals gewoonlijk bij Needcompany vermelden de acteurs nadrukkelijk wanneer een bepaald boek aan bod komt. Die uitdrukkelijke aanduiding van het materiaal mag op het eerste gezicht een pedante indruk maken, het gaat Lauwers toch om wat anders dan puur cultuursnobisme of het uitpakken met namen van kunstenaars.
De ironische proloog waarmee ?Le Désir? aanvangt, is in dat opzicht verhelderend. In een uiterst snedige en snelle samenspraak, die overkomt als een ironische variant op een liturgische litanie, vragen de acteurs zich af wat cultuur en kunst hen eigenlijk heeft bijgebracht : we hebben zoveel boeken gelezen, zoveel schilderijen bekeken en films gezien, maar is de door driften verscheurde natuurmens in ons er wel een donder mee opgeschoten ?
Ondanks de ronduit hilarische proloog waarin Lauwers die vraag formuleert, kan de rest van de voorstelling gezien worden als een half ernstig, half speels zoeken naar een antwoord aan de hand van de verschillende boeken. Dat verklaart ook het veeleer demonstratieve karakter van die delen, een aanpak die door de jaren heen zowat het watermerk van Needcompany is geworden. Het gaat niet om een mise-en-scène van het materiaal uit de betreffende boeken, maar om een theateronderzoek naar de vragen die het materiaal aankaart.
De meerduidige antwoorden die Lauwers formuleert, geven noch een bevestigend noch een ontkennend antwoord op de vraag of om de bekende slagzin van Antwerpen ’93 te parafraseren kunst de wereld of de mens kan redden. In de epiloog van ?Le Désir?, na het luik omtrent Wildes ?Salomé?, laat Lauwers Carlotta Sagna een wankel kaartenhuisje van glas bouwen. Beslist een mooi en betekenisvol beeld dat echter niet van enige kitsch is gespeend. Kunst trekt met andere woorden aan, maar stoot ook af. Tegelijk betrapt de toeschouwer er zich op dat hij het langzame opbouwen van dat precaire beeld met een zichtbaar genoegen heeft gevolgd. Misschien is de esthetische blik die voor Lauwers onvermijdelijk voyeuristisch is, is die esthetische gewaarwording de enig mogelijke en weliswaar escapistische uitweg, weg van de gapende kloof van de natuurmens.
Paul Verduyckt
Van 4 t/m 7/12 in Brussel (Lunatheater), 13-14/12 in Gent (Vooruit), 30/1 t/m 1/2/’97 in Antwerpen (deSingel), op 4/2 in Kortrijk (Stadsschouwburg), 6/2 in Brugge (Stadsschouwburg) en 9/2 in Tongeren (De Velinx).
Snakesong/Le Désir : Eros-thanatos als een oud sluimerend zeer.