Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

Met Raymond Goethals verliest het Belgische voetbal zijn allergrootste voetbalkenner. Eén van de zeldzame coaches die met zijn tactische vondsten de beste ploegen ter wereld kon lamleggen. Het Nederland van Cruijff, en het Milan van Gullit en Van Basten. Of beter gezegd: van Gullik en Van Batsen.

Wij waren ooit op de nieuwsredactie van VTM toen Raymond Goethals, later die avond te gast in Stadion, daar al luid taterend rondliep en iedereen die hij kon vastpakken, vastpakte: ‘Excuseit hein, Boksic, niemand moest hem hebben hein. Tapie zeet: le Belge, il est devenu fou. Waar staat hem nu, Boksic? En wie heit er den Bask bij Bordeaux in de ploeg gezet? Menutje hein.’ Den Bask was Bixente Lizarazu, later linksachter van het Franse elftal dat wereld- en Europees kampioen werd, en van Bayern München.

En toen kwam Birgit Van Mol voorbij gedanst. Begeleid door nimfen en engelen die een godin nu eenmaal altijd begeleiden. Goethals trok zich niets aan van harp en schalmei, en greep Van Mol vast waar ieder van ons het had willen doen, maar waar niemand van ons het durfde: ‘Beziet hier juffra, de Fransen. Barthez in de goal. Vanachter Thuram rechts en Lirazilazu links, en in de center Blanc en Desailly. In de middel Deschamps défensive, Zidane offensive, Karembeu en Petit op de kanten. G’hebt gij geen spitsen vandoen hé juffra.’ En toen Birgit zich had vrijgemaakt, tegen ons: ‘G’hebt gijlie hier schoon marchandise, joengens.’

Raymond Goethals kon dag en nacht over voetbal praten. En hij kón het niet alleen, hij dééd het ook. Met een fenomenaal geheugen voor uitslagen, opstellingen en wedstrijdverloop. Al hielp het dat hij onvermoeibaar tienduizend keer hetzelfde verhaal opdiste. De matchen met België tegen Nederland in 1973 bijvoorbeeld, of de interland in Leipzig, in San Siro, de confrontaties tussen Marseille en het grote AC Milan… Het liefst vertelde Goethals over wedstrijden waarin het dankzij zijn onovertroffen tactische richtlijnen 0-0 was gebleven.

De dubbele confrontatie van de Rode Duivels met Nederland in de voorronde van het WK ’74 spande daarin de kroon. Oranje had, onder aanvoering van Johan Cruijff, een van de beste elftallen uit de geschiedenis van het wereldvoetbal. Maar twee keer hield Goethals die wonderploeg op 0-0. Op de Bosuil schoot Jean Thissen op de paal. En in Amsterdam werd een loepzuivere goal van Jan Verheyen door scheidsrechter Pavel Kazakov afgekeurd voor vermeend buitenspel.

De hel van Staaien

Raymond Goethals werd geboren op 7 oktober 1921. Hij bracht zijn jeugd door in de buurt van waar later de basiliek van Koekelberg zou worden opgetrokken, en werd keeper bij Daring en later bij Racing Brussel. Zijn trainerscarrière begon hij midden jaren vijftig bij Borgworm, maar de grote sprong voorwaarts kwam er in 1959, toen hij Sint-Truiden onder zijn hoede kreeg. Een provincieclub die dankzij hem uitgroeide tot een legende.

De grote ploegen, Anderlecht, Standard, en later ook Club Brugge, kwamen met de daver op het lijf naar Staaien. Niet alleen vanwege het fanatieke publiek, maar vooral vanwege het fanatieke elftal dat ze tegenover zich kregen. Met een ploeg middelmatige voetballers pakte Goethals toen uit met de door alle tegenstanders verfoeide buitenspeltactiek. Week na week perfectioneerde hij dat systeem, tot het tot in de puntjes perfect was. ‘Huug speile’, pressing op bal en tegenstander, en bij elke offensieve actie van de tegenpartij onmiddellijk de buitenspelval open. Met Leon Bosmans als kamikaze-keeper erachter. In 1966 werd Sint-Truiden vice-kampioen, achter Anderlecht.

Goethals werd bondstrainer, eerst als assistent van de ‘selectieheren’ Tuur Ceuleers en Constant Vanden Stock, vanaf 1968 stond hij alleen aan het roer. Hij kwalificeerde de Belgen voor het WK ’70 in Mexico ten nadele van het Portugal van Eusebio, en haalde twee jaar later de halve finale van het Europees Kampioenschap, waar hij op de Bosuil strandde tegen een oppermachtig Duitsland.

De omkoopaffaire

Goethals teerde graag op een vaste kern, wat hem fataal werd in de voorronde van het EK ’76. Toen vond hij geen antwoord meer op de superioriteit van Nederland. Christian Piot, zijn lievelingskeeper, was voor de zoveelste keer aan de knieën geopereerd en kon nauwelijks zitten, laat staan staan. Toch verkoos Goethals hem boven de opkomende vedette Jean-Marie Pfaff, met de historische uitspraak: ‘Een halve Piot is beter dan een hele Pfaff.’ Dat liep verkeerd af. Robbie Rensenbrink speelde zijn Belgische vrienden tureluurs, en Piot en Goethals kregen een droge 5-0 achter de oren. Goethals werd vervangen door Guy Thys, en ging opnieuw als clubtrainer aan de slag.

Bij Anderlecht nam hij in 1976 de plaats in van de excentrieke Nederlander Hans Croon, die de Brusselaars in de finale tegen West Ham op de Heizel (4-2) hun eerste Europese beker schonk. Goethals zou trouwens drie keer voor Anderlecht werken: van ’76 tot ’79, van ’87 tot ’89, en dan nog twee weken in 1995 om op zijn 74e, in afwachting van Johan Boskamp, de Duitser Herbert Neumann te vervangen.

Hij werd nooit kampioen met Anderlecht, maar speelde wel twee Europese finales. Eén in ’77, met 2-0 verloren tegen Hamburg. En één in ’78, met 4-0 gewonnen tegen Austria Wien. Hij won ook twee keer de Europese Supercup: in ’76 tegen het grote Bayern München, en in ’78 tegen het nog grotere Liverpool. Op dat moment behoorde Anderlecht zonder overdrijven tot de absolute topploegen in Europa.

Na de eerste periode Anderlecht verhuisde Raymond naar Bordeaux, en ontvluchtte daarna privé-problemen door een jaartje Sao Paolo in Brazilië te gaan leiden. In 1981 keerde hij terug naar België, naar Standard. Een schitterende ploeg, met alles wat Goethals op prijs stelde: een onwankelbare verdediging onder leiding van Walter Meeuws, een geraffineerd middenveld met de lepe Arie Haan, en in de aanval een tovenaar als de kleine Simon Tahamata.

Goethals werd twee keer kampioen, en bereikte in 1982 opnieuw de finale van Europacup II, die in en tegen Barcelona onverdiend verloren werd. Twee jaar later kwam aan het licht dat de spelers van Standard in de laatste match van dat kampioenschap, hun wedstrijdpremie hadden afgestaan aan de mannen van Waterschei. Standard had nog punten nodig, en moest bovendien geblesseerden vermijden omdat vier dagen later die Europese finale in Barcelona plaatsvond. De mannen van Waterschei hadden niets meer te winnen of te verliezen. Voor Goethals was zoiets geen corruptie, en bovendien was hij er niet van op de hoogte geweest. Elke keer dat hij het loog, raakte hij daar zelf meer en meer van overtuigd.

Europacup I

Niettemin werd hij geschorst, net als zeven spelers en de almachtige clubsecretaris Roger Petit, en verliet andermaal het land. Hij trainde in Portugal het bescheiden Vitoria Guimaraes, kwam na twee jaar terug, werd om de tijd te doden technisch directeur bij Racing Jet, en liet zich dan door zijn grote vriend Constant Vanden Stock overhalen om bij Anderlecht Georges Leekens te vervangen. Een carrière die voorbij leek, nam zo een nieuwe start, en wat voor een.

Goethals won twee keer de Belgische beker, maar botste zowel in de competitie als Europees op het sterke KV Mechelen van voorzitter John Cordier en trainer Aad De Mos, die hem bij Anderlecht zou opvolgen. Maar ‘de Tovenaar’ was wel helemaal terug. Hij trok een tweede keer naar Bordeaux, de club van de flamboyante voorzitter Claude Bez, die later wegens allerlei misverstanden de nor inging. Iets wat merkwaardig genoeg ook Bernard Tapie zou overkomen, de volgende Franse voorzitter op de erelijst van Goethals.

Raymond trainde Olympique Marseille van december ’90 tot ’93. Op zijn zeventigste boekte hij aan de Cannebière, gedreven als altijd, de grootste successen uit zijn carrière. Met l’OM werd hij drie keer kampioen van Frankrijk, en behaalde twee keer de finale van de Europabeker voor Landskampioenen.

In 1991 verloor Marseille nog met de strafschoppen tegen Rode Ster Belgrado. Maar in 1993 was het raak, en vierde Goethals een triomf die geen enkele andere Belgische trainer ooit mocht smaken: winst in Europacup I. Marseille won in München met 1-0 tegen het AC Milan van Gullit, Rijkaard en Van Basten. Een doelpunt van Basile Boli kort voor de rust. Goethals speelde met Marseille meermaals tegen het ongenaakbare AC Milan, en verloor niet één keer. Ook in Marseille brak trouwens een omkoopschandaal los, onder meer rond de match in Valenciennes, en voorzitter Bernard Tapie werd verdacht, beschuldigd en ook veroordeeld voor uiteenlopende vormen van bedrog.

Na het niet meer te evenaren hoogtepunt van 1993, zette een vermoeide Goethals een punt achter zijn carrière. Hij depanneerde nog één keer Anderlecht, maar sleet voor de rest een verdiende oude dag, waarin hij in zijn sappig Brusselse discours de voetbalwereld bleef amuseren, maar vooral bleef verrassen met zijn fabuleuze kennis van en inzicht in het voetbal. Raymond had altijd gelijk.

Koen Meulenaere

‘Beziet hier, juffra. Thuram op rechts, Lirazilazu op links…’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content