Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

In Antwerpen trainen onderzoekers Afrikaanse ratten om landmijnen te detecteren. Een uniek project.

Over de hele wereld liggen naar schatting 110 miljoen landmijnen. In zestig landen samen verminken of doden die jaarlijks vijftienduizend burgers. Elk half uur loopt er ergens iemand op een mijn. Een derde van de landbouwgrond in de getroffen gebieden is onbruikbaar als gevolg van de aanwezigheid van mijnen.

Ontmijning is een dure aangelegenheid. Een industriële landmijn kost in aanmaak gemiddeld dertig tot honderd frank. De factuur voor het onschadelijk maken van dezelfde mijn kan oplopen tot dertigduizend frank. Bovendien is de job riskant. Per duizend gedetecteerde mijnen komt een professionele ontmijner om het leven.

“De bestaande ontmijningstechnologieën zijn absoluut niet afdoend”, zegt Bart Weetjens van de gespecialiseerde VZW Apopo in Antwerpen. “Voor humanitaire ontmijning, die mensen moet toelaten terug naar hun dorpen of hun velden te keren, eist de Verenigde Naties een efficiëntie van 99,6 procent: per duizend mijnen mogen er slechts vier blijven liggen. Maar om dat te bereiken, moet elk grassprietje van een terrein worden weggeknipt, en moet de klassieke metaaldetectie van mijnen in perfecte omstandigheden kunnen gebeuren. Een werk dat vreselijk lang kan aanslepen. Per aanwezige mijn vangt zo’n detector tussen duizend en tienduizend valse signalen op, van andere stukjes metaal in de bodem, die allemaal geverifieerd moeten worden. Verder worden signalen van plastic en andere minimal metal-mijnen niet of moeilijk opgepikt. Om de efficiëntie van ontmijning te verhogen, moeten we dus zoeken naar andere technieken.”

Naast metaaldetectoren worden soms mechanische middelen ingezet, zoals rollers, vlegels en bulldozers, die bij een eerste doortocht een efficiëntie van slechts zestig procent hebben. Men sleutelt druk aan hoogtechnologische middelen om mijnen vanuit de lucht te ontdekken. Onder meer met infraroodtechnieken die verschillen oppikken in de snelheid waarmee respectievelijk metalen voorwerpen en de grond ’s ochtends opwarmen. Of met luchtfoto’s die anomalieën in de vegetatie als gevolg van de aanwezigheid van mijnen tonen. Een mijn in de grond beïnvloedt de plantenwortels, en de nitraten die uit mijnen sijpelen doen lokaal de vegetatie sneller groeien.

“De meeste van deze methoden moeten hun deugdelijkheid op het terrein nog bewijzen”, benadrukt Christophe Cox van Apopo. “Alle onderzoeksgeld dat de Europese Commissie in mijndetectie pompt, gaat naar zulke gesofisticeerde technieken. Ontmijningacties worden trouwens vooral vanuit het rijke Westen gedirigeerd. Het valt echter nu al te vrezen dat deze dure technieken vooral voor militaire doeleinden gebruikt zullen worden, en niet om mensen te helpen. De realiteit van de derde wereld is dat in vele regio’s de boer niet naar zijn veld kan, en geen brandhout kan gaan halen. Hij moet wachten op ontmijners en is zolang afhankelijk van voedselhulp. Als er geen hulp komt, moet hij het risico nemen om toch op zijn veld te stappen. Daarom wilden wij zoeken naar een goedkope ontmijningsmethode, aangepast aan die realiteit. Een goede metaaldetector kost algauw veertigduizend frank.”

Apopo, onder voorzitterschap van socioloog Mic Billet van het departement Productontwikkeling in Antwerpen, begon de mogelijkheid te exploreren om eenvoudige biosensoren in te zetten bij de mijndetectie. De Amerikaanse marine gebruikt dolfijnen voor het opsporen van onderwatermijnen, en op vele plaatsen worden labradors en Mechelse schepers getraind om mijnen te detecteren. De honden werken veel sneller dan de klassieke detectoren, hoewel ze een klein aantal mijnen missen. Maar met hun dikke vacht zijn ze slecht aangepast aan een leven in de tropen. Daarenboven blijken ze heel vatbaar voor tropische ziekten. Het is een ramp als een hond na anderhalf jaar van intensieve training kort na de aankomst in een mijnengebied door ziekte geveld wordt.

DE STRESS VAN TERRORISTEN

Het idee ontstond om ratten te conditioneren om mijnen op te sporen. Ratten zijn veel goedkoper dan honden, veel minder veeleisend inzake onderhoud, en veel lichter, zodat ze bijna geen kans lopen om zelf de lucht in te vliegen. Ze ruiken doorgaans ook beter dan honden, en ze zouden met velen tegelijk getraind kunnen worden. In de wetenschappelijke literatuur vonden de onderzoekers beschrijvingen van experimenten, waarin ratten getraind werden om explosieven in luchthavens op te sporen door ze te conditioneren op TNT. Er werden ook al gerbils getraind om te reageren op de adrenaline die mensen onder stress produceren, in de hoop dat ze er terroristen of smokkelaars zouden kunnen uithalen.

De hamvraag was welke van de ongeveer tweeduizend soorten ratten in de wereld voor het project geselecteerd zou worden. Uiteindelijk wees bioloog Ron Verhagen van de Universiteit Antwerpen op de voordelen van de Afrikaanse hamsterrat. Ze komt voor over heel Afrika – het continent met de zwaarste mijnenproblematiek ter wereld; ze is resistent tegen de meeste tropische ziekten; ze is een natuurlijke hamsteraar, zodat ze het gewoon is met haar neus naar ingegraven materiaal te speuren; en ze leeft acht jaar in de plaats van twee jaar zoals de meeste rattensoorten, zodat ze na training lange tijd kan worden ingezet. Apopo voerde een aantal dieren uit Tanzania in en trok een biologe en een dierenarts aan om de ratten te kweken en te trainen.

“De opzet was tweeledig”, legt Weetjens uit. “Eerst moesten we nagaan of de ratten gekweekt konden worden. Vervolgens moesten we onderzoeken op welke manier we de dieren best bij de ontmijning kunnen inzetten. Het is een utopie dat iedereen ooit zijn eigen rat zal kweken en trainen om zijn veld te ontmijnen. Zelfs ons project zal in het brede kader van de professionele ontmijning blijven steken. De ratten kunnen, bijvoorbeeld, alleen worden gebruikt voor het detecteren van mijnen, en niet voor het onschadelijk maken van de tuigen. Maar we zullen natuurlijk wel lokale mensen moeten inhuren om de dieren te kweken en te trainen. Zo zullen we in ieder geval werkgelegenheid verschaffen.”

RATTEN IN EEN ZANDBAK

De grote hamsterratten bleken zich alvast in Antwerpen behoorlijk voort te planten. Sommige koppels kweekten heel goed, andere echter helemaal niet. Voor de mijndetectie werd een driedubbel trainingsprogramma opgestart. Een no-tech-behandeling, waarbij een loslopende rat in een zandbak ingegraven potjes TNT moet opsporen. Een black box-aanpak, met een rat die in een mobiele conditioneringskooi luchtstromen, die soms TNT bevatten, moet evalueren. En tenslotte een vast laboratoriumconcept voor onderzoek van aangevoerde stalen. In dit laatste schema zullen finaal stalen van de lucht boven een potentieel mijnenveld naar ratten in hun kooien worden gebracht voor detectie van eventueel aanwezige explosieven. Een proces dat vooral zal moeten dienen om de negentig procent van de verdachte gebieden waar uiteindelijk toch geen mijnen blijken te liggen, versneld van de lijsten te schrappen.

“Na een jaar zijn de resultaten meer dan behoorlijk”, zegt Cox. “We hebben ratten die in hun zandbak perfect TNT kunnen opsporen. Binnenkort beginnen we op een terrein van de ontmijningsdienst van het Belgisch leger, dat een uitstekende reputatie heeft, met veldexperimenten waarin onze ratten hun waarde over een grote oppervlakte moeten bewijzen. Zo zullen we ook kunnen nagaan welke omgevingsomstandigheden het succes van de detectie eventueel beïnvloeden. Voor de twee andere experimenten zijn we in de fase van de herkenning van TNT beland. We sleutelen nog wat aan de configuratie waarin we de luchtstalen, de geurprikkels en de beloning voor een succesvolle determinatie aanwenden. We maken ons sterk dat we binnenkort de optimale trainingscondities bepaald zullen hebben.”

Het is de bedoeling dat het project volgend jaar naar Afrika verhuist voor een definitieve evaluatie. Twee jaar later willen de onderzoekers van Apopo weten hoe krachtig hun techniek zal zijn. Misschien zullen de ratten volstaan om met voldoende hoge efficiëntie mijnen te detecteren. Maar zelfs het eenvoudig toetsen van de analysen van honden zou al een verbetering betekenen. Er wordt ook gedacht aan een soort “appartementsblok” van geconditioneerde ratten, waarin tien dieren naast elkaar eenzelfde staal evalueren, wat de betrouwbaarheid van de mijndetectie moet verhogen.

“We willen uiteindelijk een systeem dat volledig in handen komt van lokale niet-gouvernementele organisaties (ngo’s)”, besluit Weetjens. “We willen onze methode dus zeker niet commercieel uitbuiten. Daarom hebben we zoveel aandacht voor de haalbaarheid van ons project op plaatselijk niveau. Maar we blijven nuchter. We zullen het mijnenprobleem niet uit de wereld helpen. Terwijl wij en vele anderen sleutelen aan de optimalisering van de ontmijning, vinden veldonderzoekers in Mozambique mijnen terug die al eens ontmijnd werden. In Cambodja worden zones die het Belgisch leger tijdens de week ontmijnde, soms in het weekeinde weer ondermijnd. De Chinezen hebben mijnen ontworpen die pas ontploffen als ze onschadelijk worden gemaakt. En Japan prutst aan zogeheten intelligente mijnen, die niet permanent actief blijven, en dus niet vallen onder de definitie van een mijn in het internationale protocol dat productie en gebruik van landmijnen bant. Maar de tuigen blijken lang niet zo intelligent te zijn als ze worden verkocht. Het risico van onschuldige slachtoffers zal dus blijven bestaan.”

Dirk Draulans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content