Slechts iets meer dan dertig auto’s aan de start van de seizoensopener, komend weekend in Monte-Carlo: het wereldkampioenschap rally ligt op apegapen. In dat moeras van onzekerheid tracht François Duval door te stoten naar de top.

Het zou wel eens kunnen dat ze zich vergaloppeerd hebben, bij de FIA. Niet eens zo lang geleden koesterden de bonzen van de Internationale Autosportfederatie grote plannen. Hun wereldkampioenschap rally zou een tweede paradepaardje worden, na de Formule 1. Het World Rally Championship zou de wereld aan de buis kluisteren tijdens de weekends dat het volk geen Formule 1 te zien kreeg. De agenda werd uitgebreid, eerst naar veertien en dan naar zestien manches. Er kwamen verre bestemmingen bij zoals Japan en Mexico, naast de exotische landschappen van Australië en Nieuw-Zeeland. De televisie ging met een nieuwe aanpak alles magistraal in beeld brengen. Zo betoverend en opwindend dat de wereld zou vallen voor die telegenieke rallysport.

Een perfect scenario waarin één factor helemaal verkeerd werd ingeschat. Rally blijft, zelfs op het hoogste niveau, voer voor de diehards. Niet voor het grote publiek, zoals Formule 1. Wie denkt dat ooit te kunnen veranderen, gaat evengoed hortensia’s kweken op de maan. Formule 1 is sexy. En hoewel het een van de veiligste sporten is – er sterven veel meer mensen op het voetbalveld of op de fiets – blijft er dat vermoeden van loerend gevaar. Het maakt de Schumachers en Raikkonens tot échte gladiatoren. Formule 1, dat is brood en spelen. En duels ook. Jongens die elkaars bloed kunnen drinken. Lauda tegen Hunt, Prost tegen Senna, Hill tegen Schumacher: in écht spannende seizoenen spreken zelfs huismoeders op zondagochtend bij de bakker over ‘de autokoers’, die ze op de buis hebben gevolgd.

Het grote geld zit bij de televisie, iets dat Formule-1-baas Bernie Ecclestone in de jaren zeventig al wist: de kijkdichtheid vormt de hoeksteen van de miljardenbusiness van de Formule 1. Rally daarentegen is een sport die je als toeschouwer ter plekke moet beleven. Daar en nergens anders snuif je die speciale sfeer op en geniet je van het spektakel. Klok in de hand om de tijden bij te houden.

Bij de Internationale Autosportfederatie zagen ze het niet alleen té groot met die rallysport, ze zijn er ook koppig. Door de neuzen niet meteen in dezelfde richting te zetten, werd het World Rally Championship in het slop geduwd. Zozeer zelfs dat Citroën en Peugeot, twee topspelers, aankondigden dat ze er eind 2005 mee stoppen. Het resultaat van een krachtmeting tussen beide constructeurs – die deel uitmaken van hetzelfde autoconcern, de PSA-groep – en de FIA. Het potje bikkelen begon ergens in september, tijdens het autosalon van Parijs. Daar bleek dat Renault misschien in de rallysport zou stappen, en zelfs al flink aan het lobbyen was bij de FIA. Om vanaf 2006 de huidige auto’s, de zogenaamde WRC’s, te dumpen en te vervangen door een nieuwe technische configuratie, de Super 2000. In de bestuurskamer van Peugeot en Citroën werd het menig heerschap plots heel zwart voor de ogen. Omdat de PSA-groep met twee teams inderdaad flink wat geld in het WK-rally pompt. Omdat de Peugeot 307cc WRC amper een jaar oud is en, economisch gezien, nog enkele jaartjes mee kan. En niet het minst omdat bij Citroën net het prototype van de nieuwe C4 WRC van de band was gerold. Moest die na 2005 al plaats maken voor een Super 2000-machine, die sowieso kansloos zou zijn tegenover het beproefde tuig van Renault, onklopbaar in de vergelijkbare Super 1600?

PSA ergerde zich trouwens ook aan andere beleidslijnen van de FIA: met verplaatsingen naar Japan en Mexico is de sport minstens 20 procent duurder geworden. Temeer daar de kalender allesbehalve logisch in elkaar steekt: terwijl in april al naar Nieuw-Zeeland wordt getrokken, komt Australië pas in november aan de beurt. En tussendoor doet de rally Japan nog eens aan. Onbegrijpelijk voor wie weet dat zelfs de geldverslindende Formule 1-races op eenzelfde continent groepeert.

Naast Peugeot en Citroën verzetten ook Mitsubishi en Subaru zich tegen de Super 2000-plannen. De FIA haalde bijgevolg bakzeil. De WRC’s konden blijven en er werd een nieuw voorstel gelanceerd. Om de sport goedkoper te maken, zou vanaf 2006 alle elektronischerommel uit de WRC-auto’s moeten verdwijnen. Dat was een brug te ver voor de PSA-groep: de nieuwe Citroën C4 zat immers vol elektronica. Wie hoopte dat de Fransen maar wat dreigden, kreeg eind december een duidelijk signaal: Citroën zal ook in 2005 met de Xsara rijden, waarmee Sébastien Loeb vorig jaar wereldkampioen werd. De nieuwe C4 blijft dus op stal.

Petit Belge

Twee topteams bollen dit seizoen uit. Een ongeluk komt nooit alleen. Want daarnaast zit ook het charismagehalte van de helden in een serieuze dip. Tommi Mäkinen? Al twee jaar met pensioen. Colin McRae? Vorig jaar thuisgelaten wegens te duur in verhouding tot zijn prestaties. Richard Burns? Ook afwezig verleden jaar, helaas voor hem met een hersentumor. Carlos Sainz? De helm intussen aan de wilgen gehangen. De toppers heten nu Sébastien Loeb, Markko Märtin, Marcus Grönholm en Petter Solberg. Jongens die aan het stuur kunnen draaien, maar het grote publiek niet aanspreken. Maar wat niet is, kan nog komen.

Dat denkt ook François Duval. De jonge Belg beëindigde vorig jaar zijn contract met Ford, bij gebrek aan een deftig toekomstperspectief. Het bestuur van de Amerikaanse constructeur had immers besloten met de rallysport te kappen. Maar teambaas Malcolm Wilson kon het tij alsnog doen keren, met de belofte dat zijn rallyteam zich de komende vier jaar – de tijd dat Ford nog mee wil – flink zal laten bedruipen door gulle sponsors. Duval kreeg meteen een nieuw contract aangeboden, als eerste rijder van het team. Zijn management gaf hem de raad te tekenen en voor vier jaar veiligheid te kiezen. Maar Duval koos voor de grote onzekerheid en tekende voor één seizoen bij Citroën. Eind 2005 belandt hij dus zeker weer op de transfermarkt, met kleppers als Martin, Grönholm (beide Peugeot) en Loeb (Citroën). Met het vertrek van de PSA-groep zullen er bovendien vier topwagens minder zijn. Maar Duval gelooft dat hij dit seizoen rally’s zal winnen, en dat iedereen eind 2005 naar zijn gunsten zal dingen.

Citroën geeft Duval alvast de beste auto van het moment, waarmee hij het zal opnemen tegen regerend wereldkampioen Loeb. Een Fransman, in een Franse auto, in een Frans team: niet meteen de makkelijkste combinatie voor een petit Belge. Maar Duval laat zich niet snel uit zijn lood slaan. Bovendien is hij na twee jaar in het wereldkampioenschap klaar om de zege te behalen. Vorig jaar kon de 23-jarige Belg ook al twee rally’s winnen, als hij niet met mechanische problemen had gekampt. Duval is zowel op het asfalt als op het onverharde wegdek snel, zodat hij in minstens acht van de zestien rally’s kan meedingen naar de winst. Hij hoeft ook niet noodzakelijk te vereenzamen bij het Franse Citroën: sinds vorig jaar is een andere Belg, Yves Matton, er teammanager. Kan helpen. Duval voelde zich trouwens nooit écht goed in de anglofiele wereld van Ford. In die zin bood Citroën Duval een soort ontsnappingsroute: de Belg uit Cul-des-Sarts kan straks opnieuw in het Frans met zijn ingenieurs overleggen. En dat zint hem wel.

In 2005 behaalt België dus zijn eerste overwinning ooit in het wereldkampioenschap rally. En die zal niet van Freddy Loix komen. Die werd vorig seizoen al na twee rally’s opzij geschoven door Peugeot als gevolg van een interne, politieke strijd. Een lang en somber verhaal, waardoor Loixs carrière op een zijspoor zit. Loix zoekt momenteel naar een mogelijkheid om deel te nemen aan het Europees kampioenschap. Iets waarvan het grote publiek niet eens weet dat het bestaat.

Jo Bossuyt

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content