In de nacht van maandag 22 op dinsdag 23 juli, vorige week, kwam een Israëlische F-16 kort na middernacht over een dichtbevolkte woonwijk in Gaza-stad en schoot een projectiel ‘van een ton’ af dat een flatgebouw van twee verdiepingen plus een tweede huis vernielde, en nog vier andere zwaar beschadigde. In het geviseerde flatgebouw had sjeik Salah Shehada zijn appartement, de militaire chef van Hamas. Behalve Shehada zelf komen bij de luchtaanval ook zestien burgers om het leven, onder wie acht kinderen en Shehada’s vrouw en dochter. De Israëlische premier Ariël Sharon, die op de hoogte was van de raid, net als zijn minister van Defensie Benjamin Ben-Eliezer van de Labour-partij, noemde de actie ‘een groot succes’. In de VS liet George W. Bush de raid ‘onhandig en niet bevorderlijk voor vrede’ noemen. Bij de Palestijnen was verslagenheid troef, en meer dan honderdduizend woedende mensen kwamen dinsdag naar de begrafenis, dure eden van wraak zweren.

Maar er is een ander aspect. Sjeik Shehada stond bovenaan de lijst van door Israël gezochte ’terroristen’, als verantwoordelijke voor tal van aanslagen op militairen en kolonisten – en als opdrachtgever van zelfmoordaanslagen. Verscheidene keren was de moord op Shehada al uitgesteld vanwege omstandigheden. Dit keer dus niet, ondanks de ‘omstandigheid’ dat Hamas, bij monde van haar grote baas Sjeik Yassin, op 22 juli voorstelde te stoppen met het vermoorden van burgers als Israël zijn leger uit de steden zou terugtrekken.

Tegelijk was bij besprekingen op het niveau van de Palestijnse Autoriteit (PA) en andere organisaties – met hulp uit Arabische landen en de EU – een akkoord in de maak over een Palestijns staakt-het-vuren, de eerste stap zijnde een ‘moratorium’ in de zelfmoordbommen.

En bovendien had de PA op 20 juli een nieuw veiligheidsplan uitgewerkt met Israëli’s als ex-minister Shlomo Ben Ami – én voorgesteld aan onder andere Shimon Peres. Dat plan wil de ‘atmosfeer van geweld’ in de Palestijnse gebieden laten afnemen via een geleidelijke Israëlische terugtrekking en de opbouw van Palestijnse politieactiviteit. Het is evident dat de Israëlische regering – en ook Washington, als lid van het ‘kwartet’ dat het allemaal heeft zitten bespreken – van al deze plannen op de hoogte was. En dus ook Ariël Sharon. Men kan niet anders dan vrezen dat die de dreiging van al te opdringerige vredesvoorstellen al te dicht heeft zien komen, en dus een spectaculaire, drastische actie ondernam om daar paal en perk aan te stellen. Het is de eerste keer niet dat het gebeurt: in recente tijden werd, in augustus 2001, PFLP-leider Aboe Ali Mustafa vermoord; in januari 2002 de leider van de Al Aqsa-brigades, Raed Karmi. Telkens na een periode van relatieve kalmering van het geweld, en gevolgd door apocalyptisch bloedvergieten. Ook nu lijkt het gevaar voor vrede grotendeels bezworen.

Sus van Elzen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content