Ook na 100 jaar blijft radio springlevend. Het bepaalt het ritme van de dag en het humeur aan de ontbijttafel. Knack fêteert de jubilaris met een liefdesbetuiging van drie fervente radiomakers: Zaki, Jan Hautekiet en Linde Merckpoel. ‘Het fijnste uur om te presenteren, is tussen zes en zeven ’s ochtends.’

Precies een eeuw geleden brak in België het radiotijdperk aan. Officieel tenminste, want er werd al eerder met draadloze communicatie geëxperimenteerd. Pionier Robert Goldschmidt stuurde al in 1908 zijn eerste golven de ether in, via een gigantische antenne boven op de koepel van het Brusselse Justitiepaleis. Télégraphie sans fil zou snel de aandacht trekken van het koningshuis. Albert I was erg geïnteresseerd in de mogelijkheden om de communicatie in het onmetelijke Congo te verbeteren. Toch was het vooral zijn vrouw Elisabeth die als melomane bij de eerste officiële uitzending aan haar trekken kwam. Op 28 maart 1914 werd een concert live uitgezonden, exclusief voor de koninklijke familie, die in Laken een ontvanger had geïnstalleerd. Het Belgische radiotijdperk begon dus met een knaller: het allereerste radioconcert uit de Europese geschiedenis. Op de eerste Nederlandstalige uitzending was het wachten tot 1926.

Vanaf 28 maart verwelkomt de VRT in het Radiohuis in Leuven bezoekers voor een belevingsparcours langs de hoogtepunten van 100 jaar radio. Knack trok naar de Reyerslaan voor een gesprek met drie radiomakers die hun passie voor het ongrijpbare medium belijden. Jackie ‘Zaki’ Dewaele (68) en Jan Hautekiet (58) zijn nog net geen monumenten, maar een lemma in de encyclopedie van de Vlaamse radiogeschiedenis hebben ze al verdiend. Linde Merckpoel (29) heeft er acht jaar Studio Brussel op zitten. Vorig jaar was ze een van de drie presentatoren van Music for Life, en ze is met Linde Live een vertrouwde stem in de avondspits. Voor één keer moesten wij haar door de file loodsen: ze zat vast en kwam te laat. Dat gaf de twee heren wat tijd om nostalgisch te worden: ‘Vroeger was de koffie hier veel beter.’

Heren, hoe zijn jullie bij de radio verzeild?

ZAKI: Ik zat in Gent op Sint-Lukas, vastbesloten om de nieuwe Picasso te worden. Maar de opleiding was saai: de hele tijd etsen en schetsen. Er waren spannender dingen in het leven, zoals radio. Ik ben van 1945, groot geworden met de rock-‘n-roll. Op de Vlaamse radio viel er weinig van te horen, maar er bestonden gelukkig wel piratenzenders die helemaal mee waren. Daar heb ik zalige herinneringen aan. We waren thuis met vijf, ik was de jongste van drie broers die samen een jongenskamer deelden. Onze Willy, tien jaar ouder, had met een bouwdoos een kristalradio geknutseld. Magisch was dat, we kropen elke avond bij elkaar op de jongenskamer om naar Radio Londen, Radio Caroline of Radio Luxemburg te luisteren. Ik ben daar vaak in slaap gevallen met Fats Domino, Jerry Lee Lewis of Little Richard. Om maar te zeggen, ik heb niet geaarzeld toen ik op Sint-Lukas over een radiowedstrijd hoorde. Ik heb me ingeschreven, en tot mijn stomme verbazing won ik. Zo ben ik begonnen, in 1966 bij Omroep Oost-Vlaanderen. Na een jaar ben ik al verhuisd, weggeplukt door Jan Schoukens, die net een eigen popsectie had opgericht die voor verscheidene BRT-zenders programma’s maakte. Dat was een uniek experiment, een soort Studio Brussel avant-la-lettre.

HAUTEKIET: Ik ben er toevallig in gerold. Het was 1979, het jaar van het Brusselse millennium. Ik zat op kot in Leuven, en via via kreeg ik de kans om een column over Brussel te brengen in een nieuw programma, Liedjeskroeg. Ik ging naar de proefopname in studio 6 van Flagey, ook Toots Thielemans was er die dag. Bon, dat werd opgenomen en drie maanden later kreeg ik telefoon van Jan Schoukens, die me had opgemerkt. Ik kon beginnen bij Wie niet kijken wil, moet luisteren, een weekprogramma dat elke avond van tien tot tien over halftwaalf liep. Zo was het arbeidsreglement destijds bij de BRT: radioprogramma’s stopten om iets voor middernacht, zodat de technicus nog de tijd had om zijn jas aan te schieten, de lift te nemen en op de tram te springen, zonder dat er nachturen betaald hoefden te worden.

Is het toeval dat de naam van Jan Schoukens al twee keer is gevallen?

ZAKI: Jan Schoukens was erg belangrijk, hij had een feilloos oog en oor voor radiotalent.

HAUTEKIET: Ik heb alles van Jan geleerd. Hij kon streng uit de hoek komen, voor slordig taalgebruik was hij onverbiddelijk. Maar hij gaf ook vertrouwen, hij verstond de kunst om jonge mensen de ruimte te gunnen om zich te ontwikkelen, zonder in formats te denken.

ZAKI: Voor jonge radiomakers is het belangrijk dat ze in de juiste omgeving kunnen rijpen. Ik ben vrij snel bij Omroep Brabant beland, in de jaren zeventig een geweldige kweekvijver voor talent. Vooral de zondag van Omroep Brabant was legendarisch, onder meer dankzij het fantastische programma van Annemie Coppieters. Urbanus maakte er furore, Walter Capiau deed er zijn belspelletje, je liep er mensen als Jan Van Rompaey en Luk Saffloer tegen het lijf, ik heb er met Mike Verdrengh samengewerkt. Productieleider Guido Cassiman was een fenomeen op zich, hij was gebeten door elektronische muziek en draaide als eerste platen van Jean-Michel Jarre en Tangerine Dream op de Vlaamse radio.

Wist je trouwens, Jan, dat gewestelijke omroepen geboren zijn uit de lokale zenders die voor de oorlog welig tierden? Na de oorlog heeft de overheid beslist om die zenders en hun frequenties over te nemen, de ether was te belangrijk om aan particulieren over te laten.

HAUTEKIET: Ik heb daarvan gehoord. Dat verklaart ook het eigen karakter van de gewestelijke omroepen waaruit later Radio2 is ontstaan. Brabant stond als progressief bekend, Oost-Vlaanderen was popgericht. Omroep West-Vlaanderen was eerder volks, net zoals Omroep Limburg waar je niet naast het fenomeen Jos Ghysen kon kijken. Limburg bracht ook een Duits schlagerprogramma, en Met Raf aan de vleugel hadden ze een unieke liveformule. Ze draaiden een hit, en halfweg nam ene Raf op piano de melodie over.

ZAKI:(enthousiast) Maar de zondagavond was van Omroep Antwerpen. Dankzij Lutgart Simoens, misschien wel de populairste radiofiguur van haar tijd. Ze sloot elke uitzending af met hetzelfde nummer van Reinhard Mey: ‘Was ich noch zu sagen hätte, dauert eine Zigarette.’ Legendarische radio.

‘Wie niet kijken wil, moet luisteren’ klinkt als een sneer naar de televisie. Vanaf de jaren zeventig begon de tv de radio te overvleugelen. Zijn jullie de underdogs van het omroepbestel?

ZAKI: Zo werd het destijds wel aangevoeld. In de jaren zeventig waren sommigen er oprecht van overtuigd dat radio gedoemd was om te verdwijnen. Achteraf bekeken onzin, natuurlijk.

HAUTEKIET: De televisie heeft de avond overgenomen, en dankzij het televisiejournaal ook een stukje van de middag. Maar ons helemaal verdringen? Dat zal nooit gebeuren, want radio blijft bij uitstek het medium dat met ons dagritme meeleeft. Tijd behoort tot het wezen van de radio, we nemen de luisteraar bij de hand en begeleiden hem doorheen zijn dag, van uur tot uur.

ZAKI: De beleving is ook heel anders. Televisie kijken doe je in gezelschap, maar radio spreekt alleen tot jou, ook al luister je samen. Het is veel intiemer. Welk ander medium neem je mee onder de douche?

(Linde Merckpoel maakt onder een spervuur van plaagstoten haar entree. De jeugd van tegenwoordig, dat kent geen uur meer!) Wat is eigenlijk het geheim van goede radio? Is een programma pas geslaagd als er een community rond ontstaat?

ZAKI: Dat mag nooit het uitgangspunt zijn, maar het is wel een teken dat je goed bezig bent als er bij de luisteraars een soort clubgevoel ontstaat.

MERCKPOEL: Helemaal akkoord. Ik deed vroeger de ochtend, samen met Tomas De Soete. Het fijnste uur om te presenteren, was tussen zes en zeven. Die sfeer! We voelden dat we radio maakten voor lotgenoten, mensen die net als wij voor dag en dauw waren opgestaan om te werken. Dat bleek ook uit de feedback via telefoon of sms, de grapjes en opmerkingen van een kleine maar trouwe schare luisteraars. De ochtend is ook speciaal omdat radio erg bepalend is voor je humeur. Ik heb vaak luisteraars horen zeggen dat ze met het verkeerde been uit bed waren gestapt, maar dat hun humeur omsloeg zodra ze de radio opzetten en een leuk liedje hoorden, of een grapje van mij of Tomas. En weet je wat me zo treft? Luisteraars denken echt dat ze me kennen, ze komen me dat ook vertellen als ik bijvoorbeeld op Rock Werchter rondloop. Dan blijkt dat ze inderdaad weten van welke muziek ik hou, en waar ik om moet lachen. Als presentator geef je veel van jezelf bloot.

Heeft radio nog een toekomst als je constateert dat jongeren die met het internet zijn opgegroeid alleen nog naar YouTube en Spotify luisteren?

HAUTEKIET: Radio, ons basisproduct, blijft cruciaal. Maar het volstaat niet meer, we moeten overal aanwezig zijn waar onze luisteraars zitten: op Facebook, Twitter en Spotify. We geven die digital natives niet zomaar op, maar om ze te bereiken moeten we hun wereld doorgronden. Wie zijn ze, waar zijn ze mee bezig, wanneer zijn ze beschikbaar? Daarom is kwalitatief marktonderzoek zo belangrijk.

MERCKPOEL: De meeste jongeren beginnen pas echt naar de radio te luisteren als ze gaan werken, zo rond hun 22e. Weet je wat gek is? Veel mensen beschouwen Studio Brussel nog altijd als een jongerenzender. Uit marktonderzoek blijkt nochtans dat de gemiddelde leeftijd van onze luisteraars rond de dertig schommelt. We moeten realistisch zijn: radio is voor jongeren minder identiteitsbepalend dan vroeger. Pakweg tien jaar geleden waren wij nog onmisbaar om bij te blijven, radio was de plek waar je nieuwe groepen en muziektrends ontdekte. Vandaag zijn wij maar een van de vele bronnen, naast de smartphone, YouTube, Spotify of SoundCloud. Het is ook tweerichtingsverkeer geworden: wij krijgen nu ook tips van luisteraars die op YouTube of Spotify nieuwe dingen ontdekken. Heel boeiend vind ik dat.

Momenteel woedt een debat over het taalgebruik op de Vlaamse televisie. Verdedigers van Algemeen Nederlands staan lijnrecht tegenover liefhebbers van tussentaal en dialect. Leeft die kwestie ook bij de radio?

ZAKI: Er is op dat vlak veel veranderd. Ik ben begonnen op het hoogtepunt van de ABN-terreur. Als ik opnamen uit die beginperiode hoor, herken ik mezelf niet meer. Zo Hollands, het is gewoon vreselijk.

HAUTEKIET: Ik denk niet dat het alleen aan de ABN-terreur lag, er werd in die tijd huizenhoog naar Nederlandse presentatoren opgekeken.

ZAKI: Niet door deze jongen, hoor. Nee, het was van moetens. Je had hier toen zo iemand als Eugène Berode, de legendarische taalraadsman van de BRT die bij elke inbreuk op de standaardtaal een vlammende nota schreef. Maar hij stond niet alleen, overal werd op onze voorbeeldtaak gehamerd. Op de openbare omroep mocht en kon alleen Algemeen Beschaafd Nederlands worden gesproken, anders gingen onze kinderen en het hele onderwijs om zeep.

HAUTEKIET: Je mag natuurlijk nooit in steriele taal vervallen, maar ik blijf van mening dat de openbare omroep een voorbeeldtaal moet hanteren. Zeker op de radio, want taal is onze belangrijkste grondstof.

Hoe zie jij dat, Linde? Je was nog niet geboren toen de zogenaamde ABN-terreur losbarstte. Bij Studio Brussel zijn kreten zoals ‘amaai nie’ en ‘vree wijs’ niet van de lucht.

MERCKPOEL: Ik denk dat ik op dat vlak de seutigste van alle StuBru-presentatoren ben. Ik vind correct taalgebruik superbelangrijk. Mijn lief wees me onlangs op een fout. ‘Bedankt om te komen’, ik zeg dat inderdaad vaak. Zo’n fout, daar kan ik wakker van liggen. Maar ik heb niets tegen een scheut jongerentaal. Een ‘vree wijs’ of ‘keitof’, daar is niets mis mee.

HAUTEKIET: Ik wou net hetzelfde voorbeeld geven. ‘Bedankt om te komen’, dat is een fout die ik zelf nog te vaak maak. Ach ja, absolute zuiverheid is niet van deze wereld. Ik gooi er met opzet weleens een ‘ça va’ tussen, voorlopig nog met virtuele aanhalingstekens, al krijgt zo’n uitdrukking op de duur officieel bestaansrecht. Taal blijft een dynamisch gegeven, het zijn de gebruikers die er smaak en kleur aan geven.

Is een mooie stem noodzakelijk voor een presentator?

MERCKPOEL: Ik kan uren naar iemand met een spraakgebrek luisteren, zolang hij maar zinnige dingen vertelt.

HAUTEKIET: Het is dubbel. Laat een begenadigd pianist op een ketelpiano spelen, en er komt nog altijd muziek uit. Geef een matig pianist een Steinway, en hij stijgt boven zichzelf uit. Zo werkt ook de stem, je kunt er veel mee verdoezelen, maar niet alles. Anderzijds, van sommige stemmen hoor je meteen dat ze nooit zullen aanslaan. Radio blijft tenslotte een fysiek gegeven, een kwestie van vibraties. Een goede sound is belangrijk.

In 2001 werd het monopolie van de openbare omroep op landelijke radiozenders doorbroken. Hoe lastig is de concurrentie met Q-Music en Joe FM, commerciële stations die volgens de laatste CIM-peilingen in de lift zitten?

HAUTEKIET: Geen kwaad woord over onze concullega’s, maar hoe groot is hun marktaandeel? Tel alle zenders van de VRT samen, en je komt boven de 60 procent uit. Er zijn weinig Europese landen waar de openbare omroep in zo’n weelde baadt. Trouwens, je hoeft niet verder te kijken dan bij de overkant van deze gang. Onze radiocollega’s van RTBF hebben onlangs champagne ontkurkt omdat ze 33 procent halen.

Vorig jaar brak paniek uit bij Radio1 omdat het marktaandeel was gekrompen. Er werd te veel gepraat, was de diagnose. Hautekiet werd gehalveerd, het middagprogramma Joos werd geschrapt. Hoe kijken jullie naar die heisa?

ZAKI: Ik was toevallig in huis toen die cijfers bekend raakten, ik deed toen Zomerlief, een programma op Radio1 over het verhaal achter liefdesliedjes. De cijfers bleken achteraf minder slecht dan eerst gevreesd, maar dit geheel terzijde. Ik vond meteen dat de getrokken conclusies mank liepen. Radio1 is een zender voor meerwaardezoekers. Die hebben heus geen probleem met gepraat op hun favoriete zender, zolang het maar inhoud heeft.

HAUTEKIET: De waarheid is ietwat complexer, maar laat me volstaan met enkele kanttekeningen. Luisteraars haken niet af omdat één programma wordt afgevoerd. Een zender is een pakket van programma’s en presentatoren, waarvan ze de ene al beter vinden dan de andere. Het totale plaatje moet kloppen, daar komt het op aan. Wat niet wil zeggen dat het afvoeren van een programma de mensen onverschillig laat. Gelukkig maar, de heisa over het verdwijnen van Joos illustreert juist de betrokkenheid van onze luisteraars. Maar ik wil toch even relativeren. Verandering wekt per definitie weerstand op. Toen Ruth Joos destijds van Studio Brussel naar Radio1 verhuisde, werd er ook gemopperd, misschien wel door dezelfde mensen. Wat kwam dat meisje van die jongerenzender bij de serieuze Radio1 zoeken? Chantal Pattyn kreeg dezelfde commentaar toen ze naar Klara overstapte.

Klara heeft net geen 2 procent marktaandeel. Is dat het walhalla voor een radiomaker? Lekker in de luwte, zonder druk van cijfers of concurrenten?

HAUTEKIET: (schamper) Alsof ze bij Klara niet wakker liggen van de buitenwereld. Het tegendeel is waar, Klara heeft zich de voorbije jaren tot een erg dynamische zender ontpopt die buiten de lijntjes kleurt en voortdurend op zoek gaat naar een nieuw publiek. Een initiatief zoals Klara for Kids, dat is gewoon fantastisch.

ZAKI: Vroeger stemden Vlaamse liefhebbers van klassiek massaal af op buitenlandse zenders zoals Radio France Classique. Klara heeft die allemaal teruggehaald, toch wel een prestatie die respect afdwingt.

MERCKPOEL: Het is misschien wat oneerbiedig, maar bij Klara moet ik altijd aan dat mopje denken. De presentator komt uit zijn studio om een praatje met de technicus te maken. ‘Oei,’ zegt die laatste ineens, ‘ik hoor niets meer, de plaat is af.’ Waarop de presentator op zijn dooie gemak via de geluidssluis naar zijn stoel terugkeert, een microfoon aanvraagt en het stuk afkondigt.

HAUTEKIET: Zeer herkenbaar. Vroeger, in de tijd toen Klara nog Radio3 heette, sprak men van ‘de culturele blanco’. Ik verzin hier niets, het was echt de gewoonte dat een klassiek stuk door een stilte werd voorafgaan en gevolgd. Die paar seconden, dat heette ‘de culturele blanco’. Het was een manier om respect te tonen voor het cultuurproduct dat een klassieke compositie is.

Wat is het geheim van Radio2, een echte volkszender met een marktaandeel van 28,2 procent?

MERCKPOEL: Oude mensen!

HAUTEKIET: Niet alleen oude mensen. Radio2 is een warme familiezender, een gezellig nest waar veel mensen graag in vallen.

ZAKI: Nabijheid is het geheim. Radio2 woont letterlijk onder de kerktoren, er is geen enkele zender die zo dicht bij de luisteraar staat.

Slotvraag: wat is jullie meest memorabele radiomoment van eigen makelij?

MERCKPOEL: Daar hoef ik niet over na te denken: Music for Life 2013. Ik had het al vijf keer achter de schermen beleefd, maar toch werd het een overrompelende ervaring. De warme kerstsfeer, de teamspirit, de optredens, de steun van luisteraars en gasten. Alles was super, zelfs de uitputting was zalig.

ZAKI: Als ik toch een moment moet kiezen: ik heb ooit vier kinderen in de studio gehaald voor een aflevering van Er komt geluid uit het behang. Ze kregen allemaal een koptelefoon met een collage van geluiden, muziek en stemmen. De bedoeling was dat ze voor de luisteraar beschreven wat ze allemaal hoorden. Hoe ze daarbij hun fantasie de vrije loop lieten, dat was zo mooi en poëtisch. Voor mij het beste bewijs hoe persoonlijk radio werkt. Ze horen allemaal hetzelfde, maar in hun hoofd maken luisteraars er hun eigen radio mee.

HAUTEKIET: Vorig jaar hadden we in Hautekiet een item over homoseksualiteit versus heteroseksualiteit, meer bepaald over het feit dat niemand voor 100 procent homo of hetero is, maar dat we allemaal ergens tussenin zweven. Om twee voor elf, vlak voor de reclame, krijg ik te horen dat er nog iemand wil reageren, geknipt om het verhaal af te ronden. Het bleek een man te zijn. Ik verwelkomde hem, zei dat we nog precies één minuut hadden, en dat hij ook anoniem mocht getuigen. Dat laatste was niet nodig, hij gaf meteen al zijn persoonsgegevens prijs. Hij heette meneer zus en zo, was notaris in dorp x, al 35 jaar getrouwd, drie kinderen en een eerste kleinkind op komst. En oh ja, hij was voorzitter van de kerkfabriek en wist al van zijn dertiende dat hij homo was. Ik had nog net de tijd om hem te bedanken vooraleer de reclame begon. En weg was hij. Die keer bleef ik echt sprakeloos achter.

www.exporadio.be/nl

www.vrt.be/100-jaar-radio

DOOR ERIK RASPOET, FOTO’S SASKIA VANDERSTICHELE

‘Programma’s stopten vroeger om 23.40 uur, zodat de technicus nog zijn jas kon aanschieten, zonder dat er nachturen betaald hoefden te worden.’

‘Radio is tweerichtingsverkeer geworden: wij krijgen nu ook tips van luisteraars die op YouTube of Spotify nieuwe dingen ontdekken.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content