Sommige volkse beelden dienen om over te wrijven en een wens te doen of de fantasie aan het werk te zetten. Beelden met druiven, een appel en een pruim op bronzen sokkels prijken in het pas geopende Vlaams Administratief Centrum in Hasselt. Jef Geys, de maker, liet bij die gelegenheid een schets-van-drie-stuivers maken over de mirabel. Het verhaal ‘Appel’ verschijnt in De Tijd/Cultuur.

Een analoge tekst ‘Appel’ verschijnt in De Tijd/Cultuur van 30 april. ‘Druiven’ verschijnt in een speciale editie van het Kempens Informatieblad. Een pocket met teksten van Walter van den Broeck (druiven), Joris Note (appel) en Leo Pleysier (pruim) is verspreid onder de bezoekers van het Vlaams Administratief Centrum in Hasselt.

H et is kort na de middag als Jasper komt binnenlopen van bij de overburen. ‘Mama,’ zegt hij enthousiast, ‘straks bakken ze pruimentaartjes bij de De Keersmaekers en Charlotte wil heel graag dat ik kom helpen. Mag ik?’

‘Pruimentaartjes bakken, is dat wel iets voor jou, Jasper?’, vraag ik half verstrooid, opkijkend van de laatste bladzijden van mijn zomerroman.

‘Ja, mama. Ze doen dat altijd op het eind van de grote vakantie, en alle kinderen van de buurt mogen meehelpen.’

‘Natuurlijk mag je gaan lieverd û je wordt misschien nog een uitstekend banketbakker’, plaag ik hem, goed wetend dat het niet meteen zijn ambitie is.

Het is hem meer te doen om zijn roodharige klasgenootje van vorig jaar, Charlotte, dan om de goudgele pruimpjes en de daarmee te bereiden taartjes. Ik vergeet hem bijna te vragen om enkele van zijn bakoefeningen mee te brengen. Maar hij komt zelf met het voorstel op de proppen, zonneklaar blij dat er geen verdere voorwaarden verbonden zijn aan zijn uitje. Binnen de minuut is hij opnieuw met zijn fietsje in de weer, de achtertuin uit, recht naar Charlotte. Ik kan er nog moeilijk omheen: de jongen is verliefd! Mooi toch? Hopelijk komen er geen tranen van, wanneer op 1 september blijkt dat het meisje niet meer bij hem in de klas zit.

Mijn boek geeft niet de ontknoping waar het honderden pagina’s lang op aangestuurd heeft. Dat laat mij een zee van ruimte om er zelf van alles bij te verzinnen. Heerlijk. Ik leg het boek terzijde en neem nog een slok koffie.

Mijn gedachtendwalen af naar mijn verliefde zoon, en levendige beelden van mijn eigen eerste kalverliefde schieten er ineens doorheen. Het waren ook de laatste dagen van augustus, een lijzige lange zomer, en ik was elf. Onstuimig, een en al onschuld, een rusteloos verlangen dat bleef knagen. Maar helaas vooral het misprijzen van mijn grootouders. Ze smoorden de prille ervaring in de kiem. Wat ze zich voorstelden, was de onromantische situatie van een tienermoeder en de daarbij horende schande. Vele jaren zijn sindsdien voorbijgegaan, ik kweekte genoeg eelt op mijn ziel om te leren omgaan met familiale druk, en die een plaats te geven in mijn bestaan.

Ik bedenk dat ik misschien moet kijken wat ik straks mijn echtgenoot kan voorzetten als hij thuiskomt. Behalve het gewaagde dessert van zijn zoon dan. Zoals altijd zal hij tegen het uur van achten opdagen. Zoals altijd zal hij er rustig en beheerst uitzien, zelfs als het werk zijn oren uit gekomen is, de problemen zich torenhoog hebben opgestapeld. En ik verlang niets anders dan een intiem aperitief met of zonder kaarsen, bij valavond op het terras.

De hele verdere zachte zomerdag lang geniet ik. Jasper doet me uit mijn mijmeringen opschrikken. Met twee taartdozen in zijn armen staat hij wankelend bij mijn ligstoel. Wanneer de bovenste doos gevaarlijk wegschuift, ben ik alert genoeg om hem te pakken. Een ongelukje is vermeden.

‘Ze zien er overheerlijk uit, Jasper, heb je ze zelf gebakken?’, vraag ik, mijn neus bijna in de doos.

‘Ja, mama, samen met Charlotte en opa De Keersmaeker’, glundert hij.

‘Jasper, weet je toevallig ook hoe die pruimen heten?’ Geen antwoord, en daar zijn de moderne media verantwoordelijk voor.

Ik verwacht elk ogenblik het bekende gemorrel in het sleutelgat, het geluid dat een blik op de klok op dit uur eigenlijk overbodig maakt.

‘Dag Spookje.’

‘Dag Spookje. Alles goed?’

‘Ja hoor! Is je schrijfsel over pruimen al af?’

‘Bijna. Laten we aperitieven op het terras.’

‘Waar is Jasper?’

‘Waar denk je, op dit uur?’

We hebben geen haast en wachten tot de jongen uitgekeken is om gedrieën van zijn zelf bereide pruimengebak te proeven.

‘Heel lekker, Jasper, zelfs voor een niet-zoetbek als je pa. Eet snel dat laatste taartje op, dan kan ik het verhaaltje over Charlotte verder vertellen.’

Ineens kan het niet vlug genoeg gaan voor de jongen.

Als dit geen voorteken is van een fantastisch vervolg van de avond.

‘En? Is het verhaaltje over Charlotte uit?’

‘Ik weet het niet.’ Hij zegt het glimlachend, en er trekt een frons over zijn voorhoofd.

We drinken de jonge wijn uit onder de ontluikende sterrenhemel. Hazelnootbruine ogen kijken me teder vragend aan.

Wanneer zijn gebronsde hand naar de hem vertrouwde warme plekken glijdt, vraag ik me af of hij soms nog terugdenkt aan Mirabelle.

Elsje Van Tmeer

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content