Radiojournalist Jef Lambrecht las de roman ?Van het Nieuwland? van Pjeroo Roobjee en zag dat het goed was. En wel hierom.

HOE moet ik verdediger van het vaderland en zijn meest eerbiedwaardige instellingen, recht doen aan een boek dat de revolutie bezingt, een echte ouderwetse omwenteling van de meest radicale strekking ? Een revolutie naar het model van die der montagnards die het terribele trio Robespierre, Saint-Just en Couthon aan de macht bracht en met hen de Terreur en l’Etre Suprême, horresco referens ? Dat de revolutie mislukt, kan ik derhalve alleen maar toejuichen maar juichen brengt mij niet verder.

Blijkens de nu al legendarische openingszinnen van het boek speelt de revolutionaire handeling zich af in een jaar met veel zessen en zevenen en in het land van de lange, trage, lage wolk. Na verloop van vele tientallen bladzijden onderhoudende maar toch ook verontrustende lectuur, verneemt de lezer dat het broeinest dezer samenzwering tegen de natie en haar hoogste instellingen, de stad van weegluizen, solfer en van muggen, zich situeert in de Zuid-Oost-Vlaamse heuvelen. Daar is dus niet alleen goede landbouwgrond voor handen.

Dit ogenschijnlijk bevallige heuvellandschap is inderdaad ook een geschikte bodem voor oproer. Toen de verloving bekend werd gemaakt van wijlen Zijne Majesteit koning Boudewijn met de Spaanse Doña Fabiola di Mora y Aragon braken in Ronse en alleen in Ronse relletjes uit. Daar waren wij niet goed van, Zijne Majesteit en mezelf. Maar we waren niet verbaasd. In datzelfde door God vergeten gebied, tussen Ronse en Oudenaarde, tussen het bedevaartsoord Kerselare en Zegelsem om meer precies te zijn, ligt ook Sint-Maria-Horebeke, sinds meer dan vier eeuwen een burcht van Spaans- en Roomsvijandige beeldenstormers, waar tevens het aartsvaderlijk huis van Abraham Hans staat, de volksverteller van Het Laatste Nieuws. En vergeet ook Nukerke niet. Niet dat al deze plaatsen in het boek voorkomen. De niet nader genoemde stad van weegluizen, solfer en van moggen, met zijn groezelige wijken en onhygiënische stegen en beluiken vult het volledige scherm.

TEXTIEL.

Zoals het een oplettend en waakzaam waarnemer past, heb ik recentelijk een zeer discreet bezoek gebracht aan de betrokken streek. Alles scheen er peis en vree en er was minder automobielverkeer dan in vele andere achtergebleven gebieden van het vaderland. De kerken zijn er opgetrokken uit sterke, ijzerhoudende natuursteen met korte, massieve torens die de aangeboren vernietigingsdrang van de lokale bevolking kunnen weerstaan. Monumenten zijn het, van macht, stabiliteit en stilstand.

De afspanningen heten er ?Klaver Vier? of ?Rozenhof? en verraden het verlangen naar een geluk dat de inboorlingen in hun heethoofdige moedwil hebben verspeeld. Maar in het arendsnest waar de auteur hoofdkwartier houdt, toont de naam van een overigens welvarende herberg de ware aard van deze drankgelegenheid. ?Het Boerenparlement? heet het café en rumoerige, broeierige assemblees zijn ze ongetwijfeld allemaal, de kroegen in deze ogenschijnlijk zo vreedzame uithoek.

Daar heeft de aanblik van de blonde waardin van het Boerenparlement mij van overtuigd. Haar gemaal is vrachtwagenchauffeur op het internationaal transport en de zaak ging dicht omdat hij net was thuisgekomen van weer een lange, avontuurlijke reis in een ver en gevaarlijk land. Wij menen te mogen aannemen dat deze drankgelegenheid wordt heropend wanneer de heer des huizes goed en wel voor een nieuwe opdracht achter de kim is verdwenen.

Ofschoon dit de streek van spinners en wevers is, was de waardin van het Boerenparlement bij mijn bezoek gehuld in een minimum minimorum aan textiel. Het was nu wel een mooie zomerdag, maar toch. Niet een gezonde, ja, prijzenswaardige spaarzin dreef deze jeugdige en temperamentvolle gelegenheidsweduwe tot het zuinig gebruik van weefsels die alhier sinds eeuwen overvloedig worden voortgebracht. Het was zonder meer duidelijk dat haar aanwezigheid achter de tapkast, van het Boerenparlement in een ommezien een Comité du Salut Public kan maken. Om het met de auteur te zeggen : ze zag eruit als een tank op wielen. En het was augustus, de maand waarin de calamiteiten plaatsvinden.

Het Boerenparlement ligt bij de kunstenaar om de hoek en weliswaar kent de auteur aan de uitbaatsters van deze en vergelijkbare drankgelegenheden geen hoofdrol toe, maar vanuit het achterplan drijven ze de protagonisten tot het stellen van de infame daden die hier staan geboekstaafd. Alleen de Robespierre van de samenzwering, de voorstander van de bloedigste hervormingen, hoewel zelf het voorwerp van de smachtende verering ener deerne, laat zich niet afleiden : ?Het gestreel der liefde,? zo waarschuwt hij zichzelf en de lezer, ?is voor de revolutionair de kwalijkste aanraking.? Betroffen ze niet de etiquette van de rebel, het zouden behartenswaardige woorden kunnen zijn en een lering voor ons allen.

LEVER.

Helaas veel minder vermanende aandacht is er voor een andere maatschappelijke gesel : de drankduivel. Vrijwel zonder onderscheid onderwerpen hoofdrolspelers en figuranten zich aan het bewind van Koning Alcohol. Hij en hij alleen verenigt orthodoxen en salonrevolutionairen, bourgeois en proleten, syndicalisten en terroristen. Zijn tempels worden bezocht door alle gezindten zonder eerbied voor rang of stand. Persoonlijk moet ik dat betreuren. Het wil mij voorkomen dat het in dit orgiastisch fin-de-millénaire niet opvoedkundig is de tapkast aan te wijzen als laatste maatschappelijke bindmiddel en ultieme altaar.

Het plengoffer aan de schenktafel mag de sociale en ideologische verschillen dan al verdoezelen, wij kunnen toch niet doof blijven voor de hartverscheurende klacht van het kind dat de torenklok hoort slaan en angstig de thuiskomst verbeidt van de alweer beschonken vader. Spijts het indrukwekkende drankmisbruik weerklinkt deze treurzang in dit verhaal op geen enkel ogenblik.

Des te meer aandacht besteedt de romancier aan de lever van zijn personages. Het zijn levers van zo’n toxisch niveau dat jonge elanden bij het nuttigen ervan op slag doodvallen als waren zij getroffen door een virus van Ebola. Het is niet mijn bedoeling hier de gewichtige betekenis van de lever voor de menselijke stofwisseling in twijfel te trekken. Maar het zijn niet de verwoestende gevolgen van overdadige alcoholconsumptie die de aandacht van de auteur wegdragen. Het aantal keren dat de lever in het verhaal voorkomt, is niet te tellen. Als een wegwijzer leidend naar verdoemenis en ondergang is het orgaan kwistig doorheen het verhaal gestrooid, telkens met mededelingen omtrent de vochtigheidsgraad ervan en die is in geen enkel vermeld geval erg hoog.

De lezer dient er evenwel rekening mee te houden dat de schrijver in eerder werk blijk heeft gegeven van een ontwikkeld gevoel voor symboliek alsmede van een meer dan modale eruditie. Bijgevolg is het niet denkbeeldig dat het benadrukken van de lever ten koste van alle andere organen die komen er gewoon niet aan te pas verwijst naar de lever als zetel van de levenskracht, zoals bij de Antieken of naar de dapperheid en de passie, deugden die volgens een hardnekkig geloof bij volkeren uit het Oosten in dit kolossale orgaan zouden resideren.

Dit zijn bovendien revolutionaire deugden, voor zover in dit verband van deugden kan worden gesproken. Voor de revolutie, hoe verwerpelijk die onderneming ook mag zijn, is inderdaad in de eerste plaats moed vandoen en het is daarom begrijpelijk dat die uitbundig en op grote schaal wordt ingedronken.

Vraag is alleen waarom ook zij die de revolutionaire zaak niet zo fanatiek genegen zijn, zich in dit geschrift net zo willoos uitleveren aan de drankdemon. Misschien is dat omdat een goed besproeide lever ook de tongen losmaakt. Helaas voor de complotteurs maar gelukkig voor de brave burgers, schitteren de immer benevelde hoofdrolspelers in dit politieke drama minder door dadendrang en vermetelheid dan door hoog- en minder hooggestemde beschouwingen over wezen, betekenis en organisatie van de grote omwenteling en haar begeleidende verschijnselen.

KERKHOF.

Het ligt echter in de natuur van de revolutie dat ze zich niet organiseren laat. De bestorming van de Bastille, de broodrellen van 1917, de Stomme van Portici waren onvoorspelbaar, toevallig en banaal. Ze verrasten diegenen die pas later de gebeurtenissen zouden gaan sturen. Net zomin als men onvergetelijke drinkgelagen kan plannen, kan men de revolutie beramen. Maar revoluties zonder drinkgelagen zijn ondenkbaar.

Dat verklaart ook de verstrooide aanwezigheid van de veelbelovende jonge kunstenaar, die door de schrijver systematisch de peervormige dichter met de eeuwige dorst wordt genoemd. Deze jongeman, die, hoewel peervormig dus, een waardevol element had kunnen zijn in de samenleving, zet bij elk optreden in dit verhaal de fles aan de lippen. Lippendienst beleidt hij ook aan de maatschappelijke omwenteling, terwijl hij intussen, met succes dan nog, de kleindochter verleidt van de textielfabrikant. Welk triestig voorbeeld voor onze jeugd !

Hier rijst de vraag waarom dit laatste nog drijvende stukje menselijk wrakhout op geen enkel ogenblik aanstalten maakt om de weliswaar dubieuze opvattingen in praktijk te brengen van de extreemste vinger van de Rode Hand, waar die zegt : ?Het is, après tout, alleen de actie die telt, de daad. Een actieve daad is dikwijls onaanzienlijk, om zo te zeggen obscuur. Maar een resem van daden schept een sprankel licht.? Toonde de dichter enige toewijding tot zijn professie, dan zou er, wie weet, misschien één sprankel licht hebben geschenen in dit pikdonkere boek. Het ?Nieuwland? uit de titel is immers niet alleen het post-revolutionaire paradijs maar ook een stadsdeel dat uitzicht biedt op het kerkhof.

?In de tijd dat de mensen gelijk de beesten basten…? zo begint het boek. En op die ene halve zin volgt een repliek van 197 bladzijden. Zoveel is veranderd sinds de tijd dat de mensen als de beesten basten. Zoveel woorden en zinnen zijn er bijgekomen dat niet alleen Désiré Cispa, de Demosthenes van de Ter Zaekeweg, maar ook alle andere personages zich kunnen bedienen van een schier onuitputtelijke woordenschat. Zelfs de reus ?met het vernuft van een minder bedeelde langouste? drukt zich uit met onberispelijke trefzekerheid en overtuigingskracht.

Schijnbaar spelenderwijs onderwerpt Pjeroo Roobjee de taal aan zijn wil en dwingt hij, voor de lezer onmerkbaar, zijn verhaal in een ononderbroken slinger van zinnen. De auteur toont hoe ver hij staat van de mensen die nog als de beesten bassen. Hij mag dan al een thema bespelen dat we om redenen van maatschappelijk en staatsbelang helaas moeten afwijzen, maar wie de schrijver cynisme verwijt wordt door deze spetterende logorrhee, dit briljant commentaar op de onmondige brutaliteit schaakmat gezet.

Jef Lambrecht

Pjeroo Roobjee, ?Van het Nieuwland?, Van Halewyck, Leuven, 197 blz., 690 fr.

Pjeroo Roobjee : briljant commentaar.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content