Hoe van het Verdrag van de Rechten van het Kind in de praktijk soms niets terecht- komt: het verhaal van Gert en Laura.

Het Verdrag van de Rechten van het Kind van de Verenigde Naties is sinds 1992 ook van kracht in België, en werd bij decreet goedgekeurd door de verschillende gemeenschappen. Het verdrag rust op vier pijlers. Het belang van kinderen moet een belangrijke overweging zijn bij beleidsbeslissingen. Dat belang wordt best behartigd door een actieve participatie en inspraak van kinderen zelf. Het recht op leven en ontwikkeling is een grondrecht. En, tenslotte, kinderen mogen niet gediscrimineerd worden op grond van afstamming (bijvoorbeeld, onechtelijk kind). Deze principeverklaringen zijn vervolgens vrij gedetailleerd uitgewerkt.

Het verdrag specificeert ook de rol van de ouders in een bepaling die overeenkomt met het Burgerlijk Wetboek. Ouders zijn aan hun kinderen levensonderhoud, opvoeding en een passende opleiding verschuldigd. Daar voegt het verdrag aan toe: “De verhoudingen ouders-kind zijn thans minder gegrond op het laten gelden van gezag dan op een dialoog waarin de kinderen een structuur krijgen en zich socialiseren. Ook al is het kind op affectief en materieel vlak afhankelijk, toch kan niet worden ontkend dat het een persoonlijkheid heeft. Wanneer het kind in staat is zelfstandig te oordelen, kan het ouderlijk gezag derhalve voor deze rechten wijken.”

In de praktijk blijkt het voor kinderen echter allesbehalve een peulschil om hun zelfstandig oordeel te laten gelden wanneer ze menen dat de relatie met hun ouders of met één ervan geen recht doet aan hun noden. Het volgend artikel dat onder de hoofding “scheiding van de ouders” valt, geeft dit aan. “Het gezin vormt voor het kind de plaats bij uitstek waar het tot ontplooiing komt en een opvoeding krijgt. De staat kan derhalve slechts optreden in geval het natuurlijk milieu in gebreke blijft. De Belgische wetgeving heeft zodoende het recht van het kind bekrachtigd om relaties te onderhouden met zijn twee ouders, tenzij de bevoegde gerechtelijke of administratieve instantie in het belang van het kind anders bepaalt.”

De argumenten die hiervoor ingeroepen kunnen worden, zijn eveneens uitgewerkt . Eén ervan luidt als volgt: “Ouders kunnen uit hun gezag ontzet worden indien de vader of de moeder door slechte behandeling, misbruik van gezag, kennelijk slecht gedrag of ernstige nalatigheid, de gezondheid, de veiligheid of de zedelijkheid van het kind in gevaar brengt.”

Deze formuleringen hebben Gert (twaalf jaar) en Laura (elf) weinig geholpen. De twee kinderen zijn het zat om elke keer opnieuw uit te leggen aan maatschappelijk assistenten en magistraten waarom ze weigeren nog naar hun vader te gaan na ettelijke vernederingen, bedreigingen, intimidaties en gebrek aan zorg van zijn kant. Het principe dat een kind “recht heeft om relaties te onderhouden met beide ouders” is voor hen verworden tot straf in de plaats van bescherming. Rechters, beducht voor moeders die om ongegronde redenen weigeren hun kinderen mee te geven met hun ex-man, beschermen soms veeleer het recht van de ouders om omgang te hebben met hun kinderen dan het recht van kinderen om zich te onttrekken aan een nefaste bejegening.

GERT: Ik vind het goed dat we worden gehoord maar als er dan niet geluisterd wordt naar ons, waarom zeggen we het dan? Dan denk ik soms: ik doe al die moeite niet meer. We hebben gepraat met een therapeut en politieassistent die vader kennen en ook vinden dat het niet klopt dat wij nog met hem mee moeten na al wat er gebeurd is. Maar ze doen niets. We hebben het ook aan een rechter uitgelegd. Ze was heel vriendelijk. Ze zei dat ze ook zoiets ongeveer had meegemaakt toen zij nog een kind was. Wij hadden het gevoel dat ze ons begreep. Maar toen was het toch iemand anders die moest beslissen, en die zei dat we wél mee moesten met vader.

LAURA: Maar we gaan niet mee. Vader wil dat wel, maar ik geloof toch niet dat hij het zo erg vindt als we niet meegaan want hij kijkt niet naar ons om als we er zijn. Hij zit maar te telefoneren voor zijn werk en rijdt zomaar wat met ons rond. Soms vraagt hij wat wil je doen? Als we dan iets zeggen, luistert hij al niet meer.

GERT: Er zijn ook dingen gebeurd die me erg bang gemaakt hebben. Ons alleen laten op plaatsen waar we niemand kenden bijvoorbeeld. En ons pijn doen. We hebben dat verteld aan de politie. Die hebben alles opgeschreven wat er gebeurd was. Maar de rechter houdt daar geen rekening mee. Soms denk ik: lezen ze die rapporten eigenlijk wel op de rechtbank? Waarom komen de mensen van de rechtbank en de politieassistenten die ons ondervragen, niet samen om te praten over ons?

LAURA: Er kwam eens een vrouw van de rechtbank bij ons thuis. Toen ze binnenkwam zei ze: ge moogt me alles vertellen maar ik ga niks veranderen. Die vrouw had ons ook beloofd dat vader niet te weten zou komen wat we allemaal vertelden, want we hadden schrik van hem. Maar vader kwam het toch te weten.

GERT: Ons mama heeft ons vele jaren aangemoedigd om mee te gaan met hem. Maar nu dwingt ze ons niet meer omdat ze weet wat er allemaal gebeurd is. Dus moet ze boete betalen omdat wij niet meer willen. Dat is toch niet eerlijk? En de zaak blijft maar aanslepen omdat vader koste wat het kost gelijk wil halen. En omdat ze op de rechtbank de zaak niet snappen.

Ria Goris

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content