‘Polarisatie is niet per definitie slecht’

Gravure uit 1792: de elite werd ook vroeger vaak belachelijk gemaakt. © BelgaImage

Koen Geens (CD&V) en Meryem Almaci (Groen) roepen in het steekspel tussen N-VA en CD&V op tot fatsoen. Het woord lijkt aan een comeback bezig. Cultuurhistorica Marleen de Vries hoort een echo uit de achttiende eeuw.

‘Wij leven thans in de eeuw der lastertongen. Hij die het meest onbeschaamd kan liegen, is de grootste vrijheids- en vaderlandslievende.’ Dat is geen zinsnede uit een artikel over de Amerikaanse president Donald Trump of zijn Britse vriend Nigel Farage. Het citaat komt uit het in 1785 verschenen boek Apologie van de orthodoxe predikant Petrus Hofstede en gaat over de mores van die tijd. Hofstede verlangt naar meer fatsoen. Een verzuchting die in tijden van alternatieve feiten, haatproza op internetfora en ‘rot toch op’-debatten in de politiek actueler is dan ooit.

Die verrassende relevantie van de achttiende eeuw is de rode draad in Geen stijl of lange tenen?, een helder boekje waarin cultuurhistorica Marleen de Vries uiteenzet wat die eeuw ons leert over fatsoen, toen het woord een nieuwe invulling kreeg en ingezet werd als politiek wapen. ‘Dit debat gaat in essentie over overkokende emoties’, zegt De Vries. ‘De heersende klasse slaat in paniek over de brutaliteit waarmee de burger zijn ongenoegen uit. Vandaag ziet iedereen er een nieuw fenomeen in, gelinkt aan de sociale media. Maar ook in de achttiende eeuw kookten de potjes over.’

De midden- en onderklasse voelden zich toen net als nu buitenspel gezet door de elite en vonden dat buitenlanders hun banen kwamen inpikken. Maar het belangrijkste raakvlak is de media-revolutie. Nadat in de zestiende en zeventiende eeuw het geloof en seks een private aangelegenheid waren geworden, werd ook de politiek dat vanaf halfweg de achttiende eeuw. In nieuwe kanalen als tijdschriften en literaire genootschappen werd de persoonlijke mening geboren. Zo ontstond een publieke opinie, waarin iedereen zijn zeg kon doen. Vaak anoniem en brutaal. Zo vond in 1786 een lolbroek het nodig om Willem V van Oranje-Nassau af te beelden als een kotsend, incontinent varken. De elite werd ongerust en kwaad, omdat de opkomende publieke intellectuelen niet genoeg verstand van zaken hadden en het onderscheid tussen feiten en opinies niet respecteerde. De bestaande orde ging op de schop, waarop de elite in paniek ging pleiten voor meer fatsoen. Het werd politiek ingezet, zoals vandaag weer het geval is.

Heeft het woord vandaag niet eerder een kneuterige bijklank?

DE VRIES: Dat komt uit de negentiende eeuw, toen het geassocieerd werd met kleinburgerlijkheid, de dubbele moraal van de fatsoensrakker. De achttiende-eeuwse politieke betekenis komt evenwel terug. Wekelijks zie je het in een krantenkop. Lodewijk Asscher (PvdA) riep in zijn verkiezingscampagne op tot fatsoen. En toen premier Mark Rutte (VVD) in een opiniestuk zijn slogan ‘Doe Normaal’ lanceerde, waarmee hij opkwam voor wat volgens hem de Nederlandse normen en waarden zijn, was dat een zelfde oproep. Of neem zijn eerste reactie op de ‘nazi’-verwijten van de Turkse president Recep Tayyip Erdogan: ‘Toon je fatsoen.’ Zo grijpen ze terug naar de achttiende eeuw: ze begrijpen dat er naast een economisch en politiek ook een moreel leiderschap nodig is.

Welke politicus draagt vandaag fatsoen uit?

DE VRIES: Ik zie geen politici die echt moreel leiderschap uitdragen. U wel?

Angela Merkel wordt weleens een moreel kompas genoemd.

DE VRIES: Een uitstekend voorbeeld. Het uitgangspunt van christendemocraten is de Bijbelse ethiek: daarin zit het fatsoen ingebakken. In 2005 voerde voormalig Nederlands premier Jan Peter Balkenende (CDA) campagne met ‘Fatsoen moet je doen’. Daarom poneer ik ook dat fatsoen de seculiere variant is van wat in het Nieuwe Testament staat: ‘Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet.’ Dat namen de tegenstanders van Willem V, de zogenaamde patriotten, in 1795 ook letterlijk over in hun aan de Franse versie verwante Verklaring van de rechten van de mens en van de burger. Zo verbonden ze de verlichting met aloude Bijbelse moraal en maakten ze de enorme omslag mogelijk van een confessionele naar een seculiere maatschappij.

Polarisatie heet vandaag een kwalijke zaak te zijn. U bent er verbazend optimistisch over.

DE VRIES: Het is niet per definitie slecht, nee. In Nederland willen we altijd polderen: compromissen sluiten en de toon matigen. Maar als je vooruit wilt, moet je toch op het scherpst van de snee discussiëren? Wie op voorhand het debat wil inperken, is gek.

Waarom wilt u dan wel anonieme publicaties, ook op het internet, verbieden?

DE VRIES: De enige manier om mensen te laten nadenken over wat ze de wereld insturen, is ze aansprakelijk te maken. Dat kan juridisch, door ze te dwingen hun echte naam te gebruiken, of dat kan ethisch-moreel, door ze aan te spreken met termen als fatsoen en beschaving. In de achttiende eeuw deden ze het allebei. We hoeven vandaag echt niet opnieuw het wiel uit te vinden, hoor.

Marleen de Vries, Geen stijl of lange tenen?, Uitgeverij Vantilt, 80 blz., ?13,50. Op Knack.be/fatsoen leest u de 11 lessen over vrijheid en fatsoen die Marleen de Vries trekt uit de achttiende eeuw.

Door SIMON DEMEULEMEESTER

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content