“De onderhandelingen in Rambouillet zijn maar een fase in de zoektocht naar een oplossing voor Kosovo”, meent Balkan-kenner Mon Detrez. Een gesprek.

Het plan waarmee de Contactgroep in het Franse Rambouillet vrede in Kosovo tracht te realiseren, voorziet in een vergaand zelfbestuur voor de Servische provincie Kosovo. Volgens dat plan blijft Kosovo deel uitmaken van Servië en klein-Joegoslavië. In Kosovo wonen twee miljoen mensen, van wie 90 procent Albanezen en een kleine minderheid Serviërs. In 1989 schafte de Servische president Slobodan Milosevic de autonomie van de provincie Kosovo af onder het voorwendsel dat de Servische minoriteit er onderdrukt werd. Dat was bij het begin van de desintegratie van Joegoslavië en het uitbreken van de oorlog in Kroatië en Bosnië.

De Contactgroep gunt Kosovo een eigen parlement, regering en president maar monetair, fiscaal en inzake defensie zou het wel onder Servische voogdij blijven.

Een groot knelpunt is de status van het Kosovaarse Bevrijdingsleger (UCK). Dat wil het officiële leger van Kosovo worden, maar voor Servië is dat ondenkbaar.

Rambouillet wordt door sommigen het Dayton van Kosovo genoemd. In Dayton werd onder auspiciën van de Verenigde Staten in 1995 een vredesakkoord voor Bosnië bereikt. Balkan-expert Mon Detrez onderschat het belang van de onderhandelingen niet.

Mon Detrez: De Contactgroep wil Serviërs en Albanezen een oplossing opdringen die geen van beiden wil. Die oplossing is een zo groot mogelijke autonomie voor Kosovo binnen de grenzen van Joegoslavië of van Servië. De Kosovaren willen die oplossing niet omdat ze onafhankelijkheid willen. De Serviërs zijn ertegen omdat ze die autonomie zo klein mogelijk willen houden.

Ik denk niet dat dit al het Dayton is van Kosovo. Daarvoor is het nog te vroeg. Ook tijdens de Bosnische crisis hebben we het meegemaakt dat de betrokkenen heel vaak samenkwamen in Genève en Londen, waar akkoorden werden bereikt, die meteen weer werden verbroken.

Hoe dan ook zal het UCK, dat de beslissende factor is geworden in het conflict, op lange termijn geen vrede nemen met een zo groot mogelijke autonomie binnen de grenzen van Joegoslavië. Volgens mij zullen ze doorgaan tot hun doel – de onafhankelijkheid – is bereikt.

Waarom is dat UCK zo’n doorslaggevende factor geworden?

Detrez: Omdat ze wapens hebben. De wapentoevoer vanuit Albanië gaat maar door. De politieke macht komt uit de loop van de geweren. Zolang er door de Albanese Kosovaren gewapend verzet kan geboden worden, blijft die oorlog voortduren. Dit betekent dat ook de Servische represailles blijven doorgaan. De Serviërs zullen niet rusten voor ze het gewapend verzet helemaal uitgeschakeld hebben.

Zelfs als er nu een akkoord wordt bereikt, zal dat een heel labiele aangelegenheid zijn. Het minste gewapend treffen dat daarna nog zou uitbreken – en het is heel aannemelijk dat het gebeurt – kan dan aanleiding zijn tot een heropflakkering van het conflict.

Wel kan de Contactgroep gemakkelijker iets aan de Serviërs opdringen dan aan het UCK. Het UCK voert een soort guerrilla-oorlog waartegen de internationale gemeenschap niet veel kan doen. De houding van de internationale gemeenschap is ook dubbelzinnig geweest op een gegeven moment. Nu dreigt de internationale gemeenschap dat ze ook het UCK zal aanpakken. Ik zie niet goed in hoe dat zou moeten gebeuren, want ze zitten in de dorpen en de bossen. Ze zijn veel moeilijker te treffen, want ze hebben geen radarinstallaties of kazernes.

In welke zin was de houding van de internationale gemeenschap dubbelzinnig?

Detrez: Het is onmogelijk om voor Kosovo een oplossing binnen Joegoslavië uit te stippelen en tegelijk het Joegoslavische leger te dwingen om zich terug te trekken. Want dan lever je Kosovo uit aan het UCK. Als je wil dat Kosovo binnen Servië blijft, dan moet je de Serviërs ook het recht geven om het UCK op te ruimen. Als je echter wil dat Kosovo onafhankelijk wordt, moet je als internationale gemeenschap consequent militair ingrijpen en de Serviërs eruit zetten.

Waarin schiet Rambouillet tekort tegenover Dayton?

Detrez: Op het einde van de oorlog in Bosnië was er een zekere oorlogsmoeheid. Iedereen wilde vrede en wilde daarvoor eventueel ook toegevingen doen. Ik denk dat we hier nog niet zover zijn. Misschien willen de Serviërs wel toegevingen doen, maar niet het Albanese Bevrijdingsleger. Dat staat klaar om te winnen, het heeft geen enkele reden om te stoppen.

Ik wil de Serviërs niet verdedigen, maar ook in dit conflict zie je toch dat er met twee maten en twee gewichten wordt geopereerd. Eigenlijk willen de Albanezen dat alle Albanezen in een staat leven. Dat wordt door de internationale gemeenschap of door de publieke opinie beschouwd als iets wat tamelijk aanvaardbaar is. Maar als de Serviërs zeggen dat alle Serviërs in een staat moeten leven, dan staat de hele wereld op zijn achterste poten. Waarom de Serviërs niet en de Albanezen wel?

Er wordt gezegd dat de Servische president Milosevic van het probleem Kosovo af wil?

Detrez: De positie van Milosevic is dubbelzinnig. Ik denk ook wel dat Milosevic van het probleem Kosovo af wil, en ik heb dat in Belgrado al herhaaldelijk horen zeggen. Maar dat kan hij natuurlijk ten overstaan van zijn electoraat niet toegeven. De enige mogelijkheid is dat dit electoraat zelf voor de keuze wordt gesteld. Milosevic kan dan zeggen: ofwel geven we Kosovo op, ofwel worden we door de Navo gebombardeerd. Op dat ogenblik zou Milosevic kunnen zeggen dat Servië Kosovo wel moet opgeven. Dat zou betekenen dat Milosevic – en de hele politieke kaste die het nu voor het zeggen heeft in Servië – aan de macht kan blijven. Daarom denk ik dat Milosevic niet erg bang is voor de dreiging van een gewapend Navo-ingrijpen.

Maar de positie van de Servische president is toch niet meer dezelfde als voorheen. Milosevic heeft heel wat krediet verspeeld door het optreden van de Servische ordestrijdkrachten in Kosovo.

De Albanezen in Kosovo willen vooral weg van Servië omdat ze door Belgrado onderdrukt worden.

Detrez: De Albanese Kosovaren voeren enerzijds een strijd voor mensen- en burgerrechten in Joegoslavië. Dat is een strijd waar je helemaal achter kan staan, want de Albanezen in Kosovo worden inderdaad onderdrukt. Een aantal elementaire rechten hebben ze niet. Ze worden behandeld als tweederangsburgers. Dat nieuwe Joegoslavië is een Servische staat waar psychologisch geen plaats is voor andere volken.

Maar anderzijds is het ook een tamelijk banaal nationalistisch conflict. Twee nationale ideologieën, de Servische en de Albanese, staan tegenover elkaar. De Joegoslavische oplossing ten tijde van Tito was die van een civiele staat die niet al te etnisch gemarkeerd was, een staat waarin Serviërs en Albanezen konden samenleven en hun eigen nationale identiteit behouden. Die oplossing werd niet betwist in het oude Joegoslavië. Ik begrijp niet goed waarom de Albanezen uit die staat wegwilden in 1981.

Maar dat de Albanezen nu wegwillen uit een staat die zich uitsluitend Servisch en anti-Albanees profileert, begrijp ik wel zeer goed.

In 1981 kwamen de Albanezen in Kosovo in opstand omdat ze niet langer een autonome provincie, maar een republiek wilden zijn. Maar in de plaats daarvan nam Milosevic hen in 1989 net hun autonomie af.

Detrez: Het was een zodanige reductie van de Kosovaarse autonomie dat je het woord afschaffing wel mag gebruiken. Dat maakt het dubbel pijnlijk voor de Kosovaren. Ze herinneren zich de autonomie die ze vroeger gehad hebben en waar ze toen ook al niet tevreden mee waren. Naderhand, toen de Serviërs dreigden om die Kosovaarse zelfstandigheid af te schaffen, begonnen de Albanezen in Kosovo die autonomie te verdedigen, maar toen was het al te laat.

Wat zou de ideale oplossing zijn voor het probleem Kosovo?

Detrez: De internationale gemeenschap kan het waarschijnlijk niet zoveel schelen wat voor een oplossing er komt. Alles is goed als er maar een einde aan de moeilijkheden wordt gemaakt. Het “American proposal” dat nu aangeboden wordt, is duidelijk een compromis. Kosovo blijft Servisch, maar het wordt toch een aparte Albanese entiteit binnen Servië. Er worden geen grenzen verlegd, en dat is iets wat voor de Contactgroep toch erg belangrijk is. Op die manier blijft de situatie stabiel. Telkens als de grenzen in de Balkan de laatste honderd vijftig jaar verlegd werden – en dat was vaak het geval – zag je een destabilisering van de regio.

Wat zou er gebeuren als Kosovo zich zou aansluiten bij Albanië?

Detrez: Griekenland zou dat niet graag zien gebeuren omdat het dit zou beschouwen als een versterking van het islamitisch front aan zijn grenzen. Griekenland ziet liever een zwak dan een sterk Albanië, al denk ik niet dat Albanië veel sterker zou worden met Kosovo erbij. Aansluiting van Kosovo bij Albanië zou natuurlijk een precedent kunnen zijn, want er zijn in de Balkan nog minderheden die zich willen losmaken uit de bestaande staatsverbanden. Ik denk in de eerste plaats aan de Serviërs in Bosnië.

De provincie Vojvodina, die op initiatief van Milosevic eind jaren tachtig ook bij Servië werd ingelijfd, zou eveneens kunnen aandringen op het herstel van de autonomie?

Detrez: In de Vojvodina is meer dan vijftig procent van de bevolking Servisch, dat is toch een heel andere situatie dan in Kosovo. Je zou natuurlijk kunnen zeggen dat Milosevic zijn positie te danken heeft aan de moeilijkheden in Kosovo. Kosovo is altijd een bliksemafleider geweest. De nationale problemen die er bestaan, zijn voor hem een manier om de democratisering van Joegoslavië tegen te houden.

Omgekeerd wordt in Tirana gedacht dat al hun problemen opgelost zullen zijn als Kosovo deel zal uitmaken van Albanië. Dat is een illusie. Ik denk dat Kosovo juist een probleem zal opleveren voor Albanië want de mentaliteit, de levensstandaard, de tradities en de politieke cultuur zijn helemaal anders in Kosovo. De Albanezen van Kosovo staan er veel beter voor dan hun landgenoten in Albanië. Ze zijn opgegroeid in het naoorlogse Joegoslavië, waar toch een grote mate van vrijheid bestond. De Albanezen van Kosovo hadden een grote mate van inspraak en ze genoten religieuze vrijheid. Daar was in Albanië geen sprake van. Er is geen enkele periode waarin de Albanezen het zo goed hebben gehad als in het Joegoslavië van eind jaren zestig tot begin jaren tachtig. Dat was een economische en culturele bloeiperiode. Toch kwamen in 1981 de Albanezen in Kosovo in opstand tegen het federaal gezag.

Je ziet dat vaak gebeuren: opstanden breken niet uit wanneer de mensen onderdrukt worden, maar juist wel wanneer ze een beetje meer vrijheid genieten. De Albanezen vergeten dat maar al te graag. Ze vergeten de enorme bedragen die ten tijde van Tito en ook nog daarna in Kosovo zijn gepompt. De helft van het totale federale budget dat beschikbaar was voor hulp aan economisch achtergebleven gebieden ging naar Kosovo.

Welk belang had Tito bij een welvarend Kosovo?

Detrez: Je kan van de communisten veel kwaad vertellen, maar af en toe wilden ze toch ook wel eens iets serieus. Het was toch het communistisch ideaal om voor een economische en sociale gelijkschakeling te zorgen in Joegoslavië. Ik denk wel dat Tito dat echt geprobeerd heeft. Misschien kregen de Kosovaren ook geld omdat het een manier was om ze stil te houden.

Maar dat geld werd niet goed geïnvesteerd. Er ging veel naar nationalistische prestigeprojecten. Er is ook veel geld verdwenen in de zakken van de plaatselijke nomenclatura. De titoïstische Albanese nomenclatura in Kosovo moest niet onderdoen voor die in Kroatië of in andere Joegoslavische republieken. Verder werd vooral geïnvesteerd in de zware industrie in Kosovo met de bedoeling om goedkope grondstoffen te leveren aan de andere republieken. Er werd niet geïnvesteerd in arbeidsintensieve sectoren. Daardoor groeide de werkloosheid spectaculair, ook door de grote bevolkingsaangroei. De landbouw werd verwaarloosd. Kosovo kon zichzelf niet meer voeden. Landbouwproducten moesten uit de andere republieken ingevoerd worden. Door de federale instanties in Belgrado werd een kortzichtig beleid gevoerd.

Wat het UCK wil, is duidelijk. Maar de Albanese delegatie in Rambouillet bestaat verder ook nog uit de Verenigde Democratische Beweging van Rexhep Qosja en de Democratische Liga van Ibrahim Rugova. Waarin verschillen ze?

Detrez: Rexhep Qoasja van de Verenigde Democratische Beweging is de ideoloog van de groot-Albanese gedachte. Hij staat achter de hereniging van Albanië met Kosovo en eventueel zelfs met een stuk van Macedonië. Rugova, de leider van de Democratische Liga van Kosovo, is voorstander van een neutraal en gedemilitariseerd Kosovo als verbinding tussen Albanië en Servië. Maar je kan je afvragen in hoever het voorstel van Rugova geen tactische zet is. Ik denk dat Rugova inziet dat er op dit ogenblik niet meer haalbaar is. Want als je zegt dat je meteen wil aansluiten bij Albanië, wek je natuurlijk weerstand op bij de internationale gemeenschap.

Hoe leefbaar zou een onafhankelijk Kosovo kunnen zijn?

Detrez: Daar staat niemand bij stil. Sarcastisch zou je kunnen zeggen: net zo leefbaar als Albanië. Maar is Albanië wel leefbaar? Er is natuurlijk wel een zekere commerciële activiteit in die landen, want je kan nu de grens over op een laag niveau. Natuurlijk kunnen de Albanese Kosovaren rekenen op de steun van de Albanese emigratie die veel geld in Kosovo pompt. Als de Albanezen de islamitische troef zouden uitspelen, zouden ze misschien ook op steun uit de islamitische wereld kunnen rekenen, maar dat doen ze niet. Er is veel politieke retoriek, maar de religie speelt daar geen rol in. Het ligt ook niet in de Albanese traditie om dat te doen.

Mon Detrez, “Kosovo – de uitgestelde oorlog”, Houtekiet, 550 frank.

Piet de Moor

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content