CD&V-senator Sabine de Bethune wil investeringen in fondsen voor microkrediet fiscaal aantrekkelijk maken.

Geld lenen aan straatarme mensen opdat ze hun eigen bescheiden zaak kunnen starten, het leek een krankzinnig idee toen de Bengaalse academicus Mohamad Yunus er een kwarteeuw geleden mee begon. Maar inmiddels is microkrediet algemeen aanvaard en bereikt het naar schatting 100 miljoen mensen. Deze armen – vooral vrouwen – blijken hun leningen trouw terug te betalen én uit hun zogenaamd uitzichtloze armoedeval te raken.

‘Microkrediet als hefboom voor ontwikkeling in het Zuiden is even essentieel als de aanleg van infrastructuur – bruggen, wegen, havens’ aldus Sabine de Bethune, die onlangs in New York het congres bijwoonde waarmee de Verenigde Naties het VN-jaar voor het microkrediet afsloten.

Vier miljard mensen – twee derde van de wereldbevolking – hebben nog steeds geen toegang tot financiële diensten. En niet alleen in ontwikkelingslanden: zelfs in een land als België kunnen zo’n 100.000 mensen ‘niets gaan doen in een bank’. De Bethune: ‘Op de VN-conferentie was een van de conclusies dat microfinanciering dringend aan schaalvergroting toe is. Dat kunnen we alleen bereiken via publiek-private samenwerking tussen overheden, ontwikkelingsorganisaties en banken. Er bestaat bij de grote banken wel interesse, maar dan vooral in regio’s waar ze later nieuwe klanten kunnen winnen. Banken zijn nu eenmaal geen liefdadigheidsinstellingen en willen winst maken.’

Bij microfinanciering is dat nu juist niet de hoofddoelstelling. Het is een instrument waarbij de meerwaarde in eerste instantie niet zit in de winst van een commerciële instelling, maar bij de globale economie van een land. Hoe meer kleine en middelgrote ondernemers kunnen bestaan, hoe beter voor het geheel. Vandaar de opkomst van gespecialiseerde kredietinstellingen die zich met hun kredieten op deze ‘kleine lieden’ richten.

De Bethune: ‘Veel meer mensen moeten toegang kunnen hebben tot microkrediet. Neem nu Congo, waar zich langzaam een humanitaire ramp voltrekt. Toen ik dat land deze zomer bezocht, was er veel vraag naar. De Belgische overheid zou een mooie rol kunnen spelen door een wettelijke regeling voor microfinanciering te helpen uitwerken en de Nationale Bank van Congo de nodige knowhow te verschaffen. België kan echt een meerwaarde betekenen op internationaal niveau. We hebben expertise op dit vlak: er zijn vier ngo’s op professionele wijze mee bezig en twee universiteiten op onderzoeksniveau.’

En dan is er nog Bio, de Belgische investeringsmaatschappij voor ontwikkelingslanden. Die is ook actief op het vlak van microfinanciering en beheert een portefeuille van zo’n vijftig miljoen euro, maar volgens De Bethune functioneert ze niet helemaal naar behoren: ‘Bio wil te veel de rol spelen van klassieke banken, speelt te veel op veilig. Terwijl microfinanciering nu juist per definitie tot de risicovollere investeringen behoort. Bovendien is Bio veel te weinig actief in Afrika (slechts 15 procent van de microkredieten). Bio doet op zich geen slecht werk, maar het kan wat structureler en meer op landelijk niveau worden geconcentreerd. Daarom heb ik het parlement om een evaluatie van de werking van Bio gevraagd.’

De Bethune dient weldra een wetsvoorstel in om een bepaling toe te voegen aan het Belgisch wetboek op de Inkomstenbelastingen. Iemand die aandelen koopt van of investeert in een bij KB erkend ontwikkelingsfonds kan rekenen op minder belastingen.

H.V.S.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content