OPUS III RECHT VAN ANTWOORD

“Het Opus Dei en het paleis” was de aangekondigde titel van het derde artikel over het Opus Dei in Knack. Het werd uiteindelijk “De jeugd is de toekomst”. Reden van deze wijziging? Misschien besefte de journaliste op de valreep dat er over de verhouding Opus Dei – paleis niets te vertellen viel, buiten het klassieke samenraapsel van gerucht, ontkenning en foto-die-er-niets-mee-te-maken-heeft: een techniek die bij de lezer alleen maar verwarring schept.

Het mislukte “adresboek” van het Opus Dei. In haar derde artikel (net als in de voorgaande) vertelt Misjoe Verleyen dat ze na lang speurwerk de aanwezigheid heeft vastgesteld van leden van de Prelatuur van het Opus Dei in allerlei activiteiten, instellingen en verenigingen in België. Dit had ze net zo goed bij ons Informatiebureau kunnen vernemen: leden van het Opus Dei zijn immers gewone lekengelovigen en doorsnee burgers, mensen dus die leven en werken in alle uithoeken en in alle geledingen van de maatschappij, samen met hun familieleden, vrienden en collega’s. Maar de journaliste gaat verder: ze “onthult” wat zij het “adresboek van het Opus Dei” noemt. Wie gebruik wenst te maken van dit “adresboek”, zou ik toch even willen waarschuwen. In haar naschrift van 1 juli vraagt Misjoe Verleyen zich af “waarom op elk artikel een stortvloed van ontkenningen volgt”. Het antwoord is eenvoudig: omdat het “adresboek” van de journaliste wemelt van vergissingen. Drie weken aan een stuk werden namen genoemd en foto’s afgedrukt van een heleboel mensen en instellingen die met het Opus Dei niet de minste band hebben (voorbeelden: Christus Sacerdos, Pro Vita, CGSO, Comité Priesters voor Vlaanderen, Famille Chrétienne, enz.), of er nauwelijks onrechtstreeks mee in contact zijn (bv.: welgerekend één priester van het Opus Dei in België heeft aanvaard, naast zijn talrijke andere activiteiten, een paar uur per week te besteden aan een groep Europascouts; Knack publiceert daarop een bijna twee pagina’s grote foto over die beweging en suggereert dat de Europascouts in feite handlangers zijn van het Opus Dei – “er bestaan onmiskenbare aanwijzingen dat Opus Dei deze jeugdbeweging minstens gedeeltelijk controleert” -: absurd). Als iemand niet kan slapen omdat hij niet weet of een bepaald persoon uit zijn omgeving lid is van het Opus Dei, hoeft hij het hem maar te vragen. Hij zal het dan onmiddellijk te weten komen, voor zover die vraag “rechtmatig” is. Waarom deze voorwaarde?, vraagt de journaliste zich af in haar naschrift van 1 juli. Wat wordt bedoeld met “rechtmatig”? Indien iemand u komt vragen of u naar de Mis gaat, voor welke politieke partij u stemt of nog hoe de relaties met uw echtgenote verlopen, en indien deze persoon u totaal of zo goed als onbekend is, dan zal u hem waarschijnlijk te kennen geven dat dit zijn zaken niet zijn. Maar als een vriend u dezelfde vragen stelt, zal u zeker op die vragen ingaan (voor zover hij dergelijke vraag nog hoeft te stellen, want als vriend zal hij dit alles reeds lang op spontane wijze van u vernomen hebben). Indien deze vragen worden gesteld door iemand die u niet goed kent, maar die toch een gegronde reden heeft om u deze vragen te stellen, dan zal u hem wellicht ook antwoorden. Een nieuwsgierige onbekende zal echter bot vangen. Hetzelfde geldt voor de vraag over het lidmaatschap tot het Opus Dei. En dat is geen kwestie van geheimhouding, maar slechts van elementair respect voor iemands privé-leven.

De “schermvennootschappen” van het Opus Dei. Maar de journaliste schijnt nog meer ontdekt te hebben: ze denkt een groot geheim aan het licht te brengen, wanneer ze spreekt over “schermvennootschappen” die eigenaar zijn van de gebouwen waar het Opus Dei christelijke vormingsactiviteiten verzorgt. Bovendien ergert ze zich in haar naschrift van 1 juli aan het feit dat Opus Dei-leden aanwezig zijn in de raad van bestuur van die instellingen. De folders over de studentenhuizen, jeugdclubs, enz. die door deze instellingen worden gepromoot, vermelden uitdrukkelijk wie verantwoordelijk is voor die initiatieven en aan wie de christelijke vorming is toevertrouwd. De journaliste ziet dus “schermen” en “dekmantels” waar er hoegenaamd geen zijn. Hadden wij er trouwens niet reeds op gewezen in ons eerste recht van antwoord van 1 juli dat de locaties, waar de Prelatuur spirituele vormingsactiviteiten aanbiedt, meestal eigendom zijn van leden en vrienden van het Opus Dei, die hun krachten willen bundelen voor de realisatie van een of ander sociaal project of vormingsinitiatief? Als die mensen besluiten om bijv. samen een coöperatieve vennootschap op te richten, mogen zij dan niet zetelen in de raad van bestuur, gezien hun hoedanigheid van aandeelhouder en feitelijke (mede)eigenaar van de gebouwen? Of beschouwt Knack de leden van het Opus Dei en hun vrienden ook in dit opzicht als tweederangsburgers die niet voluit hun rol mogen spelen in de maatschappij? Een rol die zij in eigen naam spelen, zonder de verantwoordelijkheid van het Opus Dei erbij te betrekken: als een lekengelovige uit een bepaald bisdom een wagen steelt, gaat men het bisdom daarvan niet beschuldigen. Men heeft het de laatste decennia zo dikwijls gehad over de rol van de leek – van de basis – in de Kerk. Maar wanneer mevrouw Verleyen vaststelt dat die “basis” ook metterdaad haar verantwoordelijkheid opneemt, dan is die hoopvolle werkelijkheid in haar ogen niets meer dan “een schier onontwarbaar kluwen van organisaties, vzw’s, instellingen en stichtingen”. Misschien is ze verbaasd door het feit dat reeds zoveel Belgen hun vertrouwen hebben geschonken aan die initiatieven en ze mogelijk hebben gemaakt dankzij hun inzet en samenwerking met de Prelatuur, want qua subsidies aan dit “onontwarbaar kluwen” heeft ze voor de periode van 1983 tot 1994 blijkbaar geen grotere som kunnen ontdekken dan “een klein miljoen”: daarmee geraakt men niet erg ver… Vermits Knack er niet in slaagt het Opus Dei aan te vallen over het thema subsidies, trekt het de eerlijkheid in twijfel van de leden van de Prelatuur, door hen te beschuldigen van fraude om aan subsidies te geraken. Het is een zeer ernstige aantijging, die in het concrete aangehaalde geval overtuigend is weerlegd in Knack van 8 juli door de desbetreffende personen. Een weerlegging met concrete feiten, waarop geen antwoord kwam.

Manipulaties. De journaliste manipuleert ook citaten. Twee voorbeelden: a) Zou zij ons kunnen zeggen waar Mgr. Escriva beweert dat de “scheiding van kerk en staat” bij “moderne christenen” tot “schizofrenie” leidt? (naschrift van 1 juli: de aanhalingstekens zijn van Knack) De enige mij bekende tekst waar Mgr. Escriva van schizofrenie gewag maakt, luidt als volgt. “Nee, mijn kinderen! Jullie mogen geen dubbelleven leiden. Als wij christenen willen zijn, kunnen wij met dat soort schizofrenie niet meedoen. Want er is maar één leven, dat uit vlees en geest bestaat, en dat ene leven moet naar lichaam en ziel geheiligd en door God vervuld worden: door deze onzichtbare God, die wij in heel zichtbare en materiële dingen ontmoeten” (Gesprekken met Mgr. Escriva, De Boog, Utrecht, 1990, blz. 228). b) Aan Dominique Le Tourneau (en niet Daniel zoals wij reeds meldden in ons eerste recht van antwoord: zelfs dat lijkt de journaliste van ons niet te aanvaarden) wordt iets toegeschreven dat hij nooit gezegd heeft: de “inkomsten van Opus Dei komen van schenkingen en van de overheid” (artikel van 1 juli: de aanhalingstekens zijn van Knack). Nergens is deze uitspraak te bespeuren in het boek van Le Tourneau (“Het Opus Dei, spiritualiteit, organisatie en activiteiten”, Brugge, Tabor, 1989). Wat hij wel uitlegt op blz. 151-152 is de manier waarop hospitalen, gezondheidscentra, scholen, studentenhuizen – d.w.z. burgerlijke initiatieven waarvan het Opus Dei de spirituele begeleiding verzorgt – gefinancierd worden door de inkomsten van hun eigen werking, door giften van Opus Dei-leden en medewerkers en door de steun van privé- en openbare instellingen die het maatschappelijk nut van die initiatieven erkennen.

Besluit: een grote leemte. De reeks van Knack bevat vergissingen, manipulaties, verdraaiingen en verkeerde interpretaties, en vooral ook een grote leemte: er wordt met bijna geen woord gerept over het christelijk vormingswerk dat de Prelatuur in de vijf continenten verricht. Door die vorming wil het Opus Dei bijdragen tot de verspreiding van de centrale boodschap van Vaticanum II – de universele oproep tot heiligheid – en meehelpen om deze uitnodiging in het dagelijks leven te kunnen beantwoorden. Het enige dat de lezer in dat verband wordt verteld, is het verbod om in een studentenhuis schaak te spelen en de vermeende verplichting om daar vergaderingen, bezinningen en missen bij te wonen. Zou de vormingstaak van de Prelatuur van het Opus Dei zich daartoe beperken? Zou deze bescheiden bezigheid de bestaansreden kunnen zijn van een instelling die wereldwijd 1600 priesters en 80.000 leden telt en die door de Heilige Stoel als personele prelatuur werd opgericht? Niemand wordt het recht ontzegd kritisch te zijn tegenover het Opus Dei, maar de lezer van Knack heeft recht op een evenwichtige en eerlijke berichtgeving. En zelfs als men de Kerk niet zeer genegen is, is het toch moeilijk te geloven dat zij, met haar tweeduizendjarige ervaring en haar alombekende omzichtigheid, haar goedkeuring heeft verleend aan een instelling die volgens mevrouw Verleyen bijna uitsluitend het kwade nastreeft. Heel wat vergissingen die nu de artikelenreeks ontsieren, hadden o.i. eenvoudig kunnen worden vermeden, indien de journaliste zich de moeite had getroost contact op te nemen met de vertegenwoordigers van de Prelatuur. Zij had met hen een sereen gesprek kunnen hebben, vragen kunnen stellen, twijfels bespreken. Maar zij had blijkbaar geen nood aan dialoog en blijkbaar had zij ook geen twijfels. Ze was zeker van haar stuk. Of misschien was ze het slachtoffer van een (vicieuze) cirkelredenering, waar zij niet is uitgeraakt: als de Opus Dei-leden geheime bedoelingen hebben, dan zal ik van die verborgen intenties niets kunnen opvangen; en vermits ik er niets van heb kunnen opvangen, hebben zij inderdaad geheime bedoelingen. Geen bewijs wordt dus… hét “bewijs”. Het Opus Dei is een nieuw verschijnsel binnen de katholieke Kerk, niet alleen op het vlak van spiritualiteit en apostolaat – aspecten waarin menigeen Mgr. Escriva als een voorloper heeft erkend van Vaticanum II – maar ook in juridische en organisatorische aspecten. Dit verklaart ook voor een stuk waarom het fenomeen Opus Dei soms moeilijk te vatten is. De artikels van Knack hebben het de lezer nog moeilijker gemaakt. Of was dit misschien juist de bedoeling van de hele reeks?

Stefaan Seminckx

Directeur van het Informatiebureau van het Opus Dei in België

Naschrift

Als antwoord volstaat het de lezer te verwijzen naar de vorige naschriften. Het hele Opusgeheim is steeds dit: een door de paus erkende organisatie kan niet mis zijn. Ze heeft de waarheid in pacht. Ze geeft spirituele leiding maar erkent geen verantwoordelijkheid. Ook niet voor haar leden die daarbij haar spirituele leiding volgen. Escriva zei het al: “Daarom mag geen enkel bericht geloofd worden waarin het Opus Dei gemengd wordt in politieke en economische kwesties, in zaken van tijdelijke en welke aard ook. Aan de ene kant zijn onze middelen altijd eerlijk en onze doelstellingen zijn uitsluitend bovennatuurlijk. Aan de andere kant heeft ieder lid de meest volledige vrijheid inzake politieke keuze met de hieruit voortvloeiende verantwoordelijkheid, die logischerwijs ook persoonlijk is.”

Misjoe Verleyen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content