Op 25 november spreken de Groenlanders zich in een referendum uit over de vraag of hun zelfbestuur moet worden uitgebreid. De onbenutte rijkdom aan grondstoffen moet de weg effenen naar volledige onafhankelijkheid.

© DER SPIEGEL

Aleqa was het eerste kind van een familie uit Uummannaq in Noord-Groenland, en daarmee was de levensweg van het meisje eigenlijk al uitgestippeld. Heilbot, walvis en rob bepalen hier, zo’n 600 kilometer ten noorden van de poolcirkel, sinds eeuwen het ritme van het leven. De mannen gaan vissen en jagen, de vrouwen bekommeren zich om de keuken en de kinderen. Voor extraatjes blijft er aan de rand van het eeuwige ijs weinig plaats.

Bij Aleqa ging alles anders. Ze was pas zeven toen haar vader bij de robbenjacht voor altijd onder het ijs verdween. Op haar dertiende besloot ze om in plaats van Deens – de officiële ambtstaal – Engels en Frans te leren. ‘Deens is een zwakke taal’, zegt ze. Ze trok dan ook niet naar Kopenhagen maar naar Canada om er een opleiding tot lerares Engels te volgen. Weer thuis behaalde ze een tweede academische graad, dit keer in haar eigen Inuitcultuur.

Aleqa Hammond is vandaag 43, ze is minister van Buitenlandse Zaken en Financiën van de gedeeltelijk autonome eilandrepubliek. Ze pleit ook met gezag voor het losweken van Groenland uit de zogenaamde rijksgemeenschap met Denemarken en de Faeröereilanden. Groenland wil onafhankelijk worden. ‘Een doodnormale stap’, vindt Hammond: ‘We zien er niet uit als Denen, we denken niet als Denen, we zijn geen Denen.’

Nu is er bijna niets normaal aan de poolcirkel. Het reusachtige eiland, grotendeels bedekt met ijs, telt slechts 57.000 inwoners, vooral Inuit. Hun levensvoorwaarden zijn bepaald hard. Visvangst – vooral heilbot, kabeljauw en krabben – vormt Groenlands voornaamste bron van inkomsten. Zonder stevige subsidies uit Kopenhagen zou de voormalige kolonie al lang failliet zijn. 3,2 miljard Deense kroon – 430 miljoen euro – pompt de regering jaarlijks in haar buitenpost aan de Noordpool, zowat de helft van de Groenlandse begroting.

Maar hoe lang nog? Op 25 november spreken de Groenlanders zich in een referendum uit over de vraag of het zelfbestuur in zaken van gezondheid en onderwijs, in cultuur en visserij, moet worden uitgebreid tot economie en buitenlandse zaken, en uiteindelijk tot totale onafhankelijkheid. Daarna moeten de parlementen in Nuuk en Kopenhagen beslissen. Op het eiland is men er gerust op.

‘De wateren zijn onze grootste schat’, zegt Aleqa Hammond, en ze bedoelt het in een dubbele betekenis. Vanwege zijn rijkdom aan vis, maar ook uit angst voor de internationale vissersvloten trok Groenland zich al in 1985 terug uit de Europese Unie. ‘Wij zijn Europa niet, en we voelen ons niet Europees’, zegt de minister. Groenland ligt immers ook op het Noord-Amerikaanse continentaal plat.

De alsnog in grote mate onbenutte rijkdom aan grondstoffen moet de weg effenen naar autonomie. Zeven mijnen worden in de komende jaren opgestart en zullen behalve goud ook diamanten, steenkool, zink en olivien (een mengkristal en halfedelsteen) opleveren. De grootste schat van allemaal rust evenwel voor de kust van Groenland op de zeebodem, tot duizend meter diep.

Seismologische onderzoekingen hebben geweldige olievoorraden gelokaliseerd, vooral voor de westkust. Tot 110 miljard ton, zo schatten de EU-regeringen. Alleen al twee kleinere bronnen met reserves van om en bij de twee miljard ton ten westen van Nuuk zouden evenveel olie bevatten als er de afgelopen veertig jaar in de hele Noordzee gewonnen werd.

Acht andere velden, waarvan zeven met hoogst winstgevende perspectieven, liggen voor de Diskobaai, waarin de beroemde Kangiafjord zijn schilderachtige ijsbergen spoelt. ‘We weten dat er olie is, alleen weten we nog niet zeker hoeveel er daarvan op economisch rendabele wijze kan worden gewonnen’ zegt Jorn Skov Nielsen, vicemi-nister op het departement Grondstoffen.

Paradox: terwijl de wereld zich zorgen maakt over de klimaatverandering wekt de globale opwarming van de aarde grote hoop in Groenland. Als de wateren van de Noordpool inderdaad binnen vijf tot tien jaar ijsvrij zouden zijn – dus nog vroeger dan tot nu toe werd gevreesd – dan kan de Groenlandse economie daar wel bij varen.

ALARMKREET

De inkomsten uit mogelijke oliewinningen moeten grotendeels op het eiland blijven, zo staat het in het autonomieverdrag met Denemarken. De eerste 75 miljoen Deense kroon vloeit in Groenlands zakken, elke bijkomende kroon wordt gedeeld met Denemarken, doordat de normale subsidie overeenkomstig daalt.

Als de inkomsten de 6,5 miljard kroon – ongeveer een miljoen euro – overstijgen, dan heeft Groenland zich haast al vrijgekocht. Dat is tenminste het rekensommetje van Mininnguaq Kleist, zeg maar de chef van het ministerie van Algemene Zaken in Nuuk. Zo zou het niet langer ‘een Deense aangelegenheid zijn om te beslissen over onze onafhankelijkheid’, zegt hij. Wanneer dat zal zijn, kan ook hij niet voorspellen. Maar nu al bloeien de speculaties over de bestemming van de oliemiljarden. In navolging van Noorwegen, dat door zijn olie het op één na rijkste land van Europa werd – vlak na Luxemburg – willen de Groenlanders een oliefonds aanleggen, bij wijze van appeltje voor de dorst.

Hoe belangrijk dergelijke reserves kunnen zijn, tonen de sociale problemen van het land. Die zijn aanzienlijk. Van gezinsgeweld, misbruik van kinderen en alcoholisme tot zwangerschap bij minderjarigen en zelfmoord. In een ‘alarmkreet’ via de media stelde Kristian Sinngertaat de politieke ‘feesttoespraken voor het zelfbestuur’ aan de kaak.

Sinngertaat is politiechef in Tasilaq, een van twee steden aan de ruwe oostkust. Het seizoen met vast ijs is hier lang, de pakijsgordel voor de kust breed, ook in de lente en zomer. De mensen leven van robbenjacht en een beetje toerisme; industriële visvangst bestaat haast niet. Van een gouden toekomst is er in het oosten geen sprake, de bloei staat de westkust te wachten, waar het weer stabieler is vanwege de Golfstroom.

In Tasilaq leven ‘vele families in erbarmelijke omstandigheden’, zegt Sinngertaat. Er leven nog 1800 mensen, maar het worden er bijna met de dag minder. Alleen al in het begin van juni waren er in dit gat in enkele dagen tijd 15 zelfmoorden of zelfmoordpogingen. De oostkust staat ‘letterlijk op het punt leeg te bloeden’, schreef de belangrijkste krant Grönlandposten. Bijna de helft van alle jonge mensen hier zou al de hand aan zichzelf hebben geslagen.

Zelfmoord is geen zeldzaamheid op het eiland. In 2006, het laatste statistisch geregistreerde jaar, waren er 58 zelfmoorden; 20 procent van de 15- tot 17-jarige meisjes heeft al een suïcidepoging achter zich, nog eens 20 procent van alle jongeren heeft al ernstig aan zelfmoord gedacht. Dat is een eenzaam record. Het blijft gissen naar de oorzaken. De politiechef houdt de slechte levenskansen aan de oostkust daarvoor verantwoordelijk. Zonder werk en vrijetijdsaanbod zouden vooral jonge mannen zich ’tweederangsmensen’ voelen. Dat eindigt dan meestal in alcohol, zegt Sinngertaat: ‘Ze drinken zich onnozel.’ Tot 70 procent van alle jongeren blijft zonder diploma of beroepsopleiding.

Sociaal pedagoge Denise Schröder, een ingeweken Deense, voelt zich machteloos. ‘We kunnen niet echt helpen, en dat is hard’, zegt ze. ‘Te velen hebben geen perspec-tief’, en de beoogde onafhankelijkheid zal daar niets aan veranderen. Zoiets hoort Aleqa Hammond niet graag. ‘De mensen moeten zich opmaken om een rijk land te worden’, aldus de sociaaldemocrate. Onaf-hankelijkheid en daarmee ook welvaart zouden er wel eens vroeger dan verwacht kunnen aankomen. ‘En ik wil erbij zijn om dat te vieren.’

© DER SPIEGEL

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content