God mag niet in de Europese grondwet, de kerken evenmin, liet het Grootoosten van België onlangs in een officiële verklaring weten. Zeldzaam zijn de publieke stellingnamen van de logebroeders. Maar welke rol speelt de vrijmetselarij nog in onze samenleving en politiek?

Karel De Gucht natuurlijk. Steve Stevaert ook, maar hij vindt dat een absolute privézaak – een journalist die erover wou schrijven, bracht hij ooit met dreigende taal tot andere gedachten. Luc Van den Bossche doet er niet moeilijk over, maar is al jaren niet bijster actief meer. Rik Daems is zijn vader Jos Daems opgevolgd. Net als Pierre Chevalier bekent hij zich tot de regulieren. Louis Michel is nog maar enkele jaren geleden toegetreden. Ook Didier Reynders, Antoine Duquesne, Laurette Onkelinx en André Flahaut zijn ingewijden. Maar Guy Verhofstadt deelt niet in het geheim. Frank Vandenbroucke, Johan Vande Lanotte en Patrick Janssens evenmin. Ook Marc Verwilghen en Herman De Croo zijn profaan gebleven. En Annemie Neyts zegt zelf wel voor haar spiritualiteit te kunnen zorgen.

Wie er dan wel nog lid is? In de VLD is het onder meer bekend van Geert Versnick en Willy De Clercq. Bij de SP.A zijn er de Antwerpse schepenen Tuur Van Wallendael en Robert Voorhamme, de machtige Guy Peeters van de Socialistische Mutualiteiten, oud-gedienden Willy Claes, Karel Van Miert en Fred Erdman. Ward Beysen, de VLD-dissident die onlangs zijn eigen partij Liberaal Appel heeft opgericht, is een tempelbezoeker. Fred Nolf, de Antwerpse stadssecretaris die wegens gesjoemel is geschorst, behoort eveneens tot de orde.

Bij de VRT bezitten de voorzitters van de raad van bestuur in de regel een schootsvel: Guy Peeters en zijn voorgangers Herman Balthazar, Adriaan Verhulst en Els Witte. Gedelegeerd bestuurder Tony Mary hanteert de winkelhaak en de passer. Wetstraat-journalist Siegfried Bracke koketteert graag met zijn behoefte aan rituelen. Luc Van der Kelen, commentator van Het Laatste Nieuws, heeft het over zijn ‘hang naar het mystieke’. Ook op de redacties van De Morgen, Knack en Weekend Knack werken enkele broeders en zusters. Frans Verleyen was, zo kwam na zijn dood aan het licht, een meester. In de academische wereld worden de universiteit van Gent en, vooral, de Vrije Universiteit Brussel (VUB) en de Université Libre de Bruxelles (ULB) als bastions beschouwd. Andere geprefereerde milieus zijn de magistratuur, de ambtenarij, het onderwijs, de vrije beroepen en de kunsten. Vrijmetselaars zijn er overal: dat is geen paranoia.

Maar hoe groot is de invloed van de logebroeders op het politieke en maatschappelijke leven? Veel te groot, menen velen. Want is de paars-groene regering Verhofstadt I niet voorbereid in de loge? Werden eerder al de paarse coalities in Limburg en Gent niet door vrijmetselaars gesmeed? En welke rol heeft de loge gespeeld bij de totstandkoming van de euthanasiewet en de wet op het homohuwelijk? Wil paars, onder invloed van ‘opperpapenvreter’ Karel De Gucht, alles wat katholiek is breken? Heeft Tony Mary zijn benoeming aan het hoofd van de VRT mee te danken aan de steun van vrijmetselaars in het huis? Wordt Siegfried Bracke in zijn conflicten op de nieuwsredactie de hand boven het hoofd gehouden door broeder Guy Peeters? Is Freya Van den Bossche zo’n graag geziene gaste in de Reyerslaan omdat haar vader vrijmetselt? Is de tijd van de politieke benoemingen in de magistratuur, waarbij logebroeders over de vrijzinnige kandidaturen beslisten, echt achter de rug?

Speculeren over de intriges, de geheime afspraken en de vriendendiensten (vooral het verdelen van postjes) in de vrijmetselarij is een populaire bezigheid. Het geheime karakter van de loges – de bijeenkomsten zijn besloten en vrijmetselaars zweren dure eden dat ze nooit de namen van hun broeders zullen bekendmaken – draagt bij tot de mythevorming. Vrijmetselaars relativeren altijd de hen toegedichte macht. Volgens de critici is dat natuurlijk het beste bewijs dat de omertà, de zwijgplicht, de werkplaatsen beheerst.

SCHIJN VAN PARTIJDIGHEID

Waarom geen ledenlijsten publiceren? Dan kan iedere geïnteresseerde zelf onderzoeken of van belangenvermenging sprake is. Sommigen gaan zelfs zo ver te vragen om magistraten, die niet de minste schijn van partijdigheid over zich mogen hebben, bij wet te verbieden lid te zijn van een maçonniek genootschap. Onderzoeksrechter Jean-Marc Connerotte werd destijds voor een fout bord spaghetti door zijn meerderen gestraft, maar zijn meerderen mochten wel tot de loge behoren? In vrijmetselaarskringen ziet men, bij het lezen van zo’n standpunt, het spook van het antimaçonnisme weer opdoemen. Al te snel worden grote woorden gebruikt en vergelijkingen gemaakt met rexisme en fascisme. Nochtans bestaat in Groot-Brittannië, toch een democratisch land, sinds eind jaren negentig een wet die magistraten en politiemensen verplicht hun logelidmaatschap bekend te maken.

Wie gelooft dat de loge alleen maar een filosofisch-spiritueel genootschap is dat zijn leden ertoe aanzet aan zichzelf te werken – de ruwe steen te bewerken, om het in de geijkte terminologie te zeggen – en nooit een politiek-maatschappelijke rol heeft gespeeld, heeft de geschiedenis tegen. Zeker in de eerste eeuw na de Belgische onafhankelijkheid (1830) was de vrijmetselarij zeer nadrukkelijk aanwezig op het publieke domein. Ons eerste staatshoofd, Leopold I, was een ingewijde. In 1833 al werd het Grootoosten van België opgericht. ‘Terwijl de ultramontanen de nieuwe staat zoveel mogelijk een katholiek karakter wilden geven, vochten de vrijmetselaars voor een pluralistische samenleving’, vertelt Els Witte, de voormalige rector van de VUB, die onderzoek verrichtte naar deze Belgische beginperiode.

Cruciaal is volgens Witte de figuur van Pierre-Theodore Verhaegen, een liberale bourgeois, kerkganger, maar een hevige antiklerikaal: de kerk had geen rol te spelen in wereldlijke zaken. Witte: ‘Het eerste wat de loge in georganiseerd verband heeft gedaan, was de ULB stichten. Dat was in 1834 en Verhaegen was er de drijvende kracht achter. De logebroeders reageerden hiermee op de beslissing van de Belgische bisschoppen om opnieuw een katholieke universiteit op te richten. Maar Verhaegen wilde verder gaan, hij wilde van de vrijmetselarij zelfs een politieke partij maken, om een tegenwicht te kunnen vormen tegen de macht van de katholieken.’

Dat is niet gelukt, maar totaal gepolitiseerd werden de loges wel. Nadat de Belgische bisschoppen in 1837 de vrijmetselaars in de ban van de katholieke kerk hadden geslagen, ontstond in de jaren veertig de liberale partij. ‘Dat gebeurde buiten de loge, maar wel onder de rechtstreekse impuls van de broeders’, stelt Witte. ‘In 1854 slaagt Verhaegen, pas grootmeester geworden, erin het befaamde artikel 135, dat de behandeling van politieke en religieuze vraagstukken verbiedt, uit de statuten van het Grootoosten te laten schrappen.’

In de tweede helft van de negentiende eeuw vormden de loges in Wittes analyse een soort pressiegroep die, samen met allerlei profane organisaties, streed voor thema’s als laïcisering van het onderwijs, burgerlijke begrafenissen, democratisering. ‘De vrijmetselarij was nooit een massabeweging. Maar dat werd gecompenseerd door zogenaamde samenvallende lidmaatschappen: logebroeders waren vaak lid van profane vrijzinnige organisaties of van politieke partijen. Van de liberale partij, maar later ook van de socialistische Belgische Werklieden Partij. Emile Vandervelde was bijvoorbeeld een eminent logelid.’

Vooral na 1893 verloor de vrijmetselarij veel van haar politieke macht, aldus Witte. ‘Tot dan toe had het census-kiesrecht gegolden, waardoor maar enkele procenten van de bevolking kiesgerechtigd waren. Vanzelfsprekend had een elitaire organisatie als de vrijmetselarij in zo’n samenleving een heel andere positie dan in een massademocratie.’ In de jaren van fascisme en nazisme – het geloof in het joods-maçonnieke wereldcomplot! – raakte de vrijmetselarij in de verdrukking. Maar na de bevrijding namen de loges opnieuw een belangrijke positie in binnen de georganiseerde vrijzinnigheid. Nog steeds waren er zogenaamde samenvallende lidmaatschappen. De Brugse socialistische politicus Achille Van Acker bijvoorbeeld was een actief vrijmetselaar. Tijdens zijn paarse regering van socialisten en liberalen (1954-1958) zou de schoolstrijd tussen katholieken en vrijzinnigen zijn hoogtepunt bereiken.

Vanzelfsprekend speelde het vrijmetselaarsnetwerk in het totaal verzuilde twintigste-eeuwse België een aanzienlijke rol bij benoemingen, bevorderingen en andere vormen van favoritisme. Vanzelfsprekend was er soms, vooral in ethische kwesties, grote affiniteit tussen socialistische en liberale broeders – al zaten de enen altijd op de oppositiebanken wanneer de anderen meeregeerden met de CVP. Vanzelfsprekend konden logebroeders soms als bruggenbouwers tussen rood en blauw functioneren. Els Witte stelde dat onder meer vast in haar onderzoek van de abortuskwestie: twee logezusters hebben toen met succes bemiddeld tussen de gematigde strekking van Lucienne Herman-Michielsen (PVV) en de radicale strekking van Roger Lallemand (PS).

BEWUSTE STRATEGIE

Maar anno 2003 zijn de kerken leeg, de CD&V zit in de oppositie, de ontzuiling grijpt om zich heen. Kunnen de logebroeders, die intussen over vijf obediënties zijn verdeeld, nog invloed uitoefenen? En wat is überhaupt nog de zin van de vrijmetselarij?

Vlaams CD&V-parlementslid Luc Martens maakt dagelijks mee dat op het vlak van onderwijs de strijd tussen vrijzinnigen en katholieken, 44 jaar na het Schoolpact, nog altijd niet gestreden is. ‘Onder het mom van pluralisme proberen ze het katholiek onderwijs zijn ziel te ontnemen. Minister Vanderpoorten wilde zogenaamd meer netoverschrijdend werken, maar door het beleid van de vorige jaren zitten we weer helemaal in de loopgraven.’ Volgens Martens gaat het zeer duidelijk om ‘een bewuste strategie’. Maar hoe groot de rol van de loge hierin is, vindt hij moeilijk te zeggen. ‘Het wordt zeker niet van bovenaf uitgestippeld. Het gaat veeleer om indivi- duele vrijmetselaars die erg actief zijn en tussen wie onuitgesproken bondgenootschappen bestaan’, aldus Martens. ‘Zij maken overigens deel uit van een breder soort vrijzinnigen-netwerk, met eigen informele contacten en een eigen doelpubliek.’

Of hij concrete voorbeelden heeft van dossiers waarop vrijmetselaars hebben gewogen? Martens: ‘Ik denk aan het dossier van de universiteitsassociaties. De Antwerpse logebroeder Robert Voorhamme, lid van het bestuur van de VUB, pleitte aanvankelijk voor een samenwerking tussen de universiteiten van Antwerpen en Brussel (SP.A-partijgenoot Patrick Janssens, geen logebroeder, kantte zich ertegen, nvdr.). Dat Peter Steenhaut, na de hervorming van de ARGO tot de RAGO, aan het hoofd van de koepel van het gemeenschapsonderwijs is gebleven, heeft hij te danken aan steun uit die militant-vrijzinnige hoek. Het kabinet van Vanderpoorten wilde zelf liever iemand van buitenaf aannemen, maar is er niet in geslaagd een vacature bekend te maken. Maar nogmaals: het gaat om het persoonlijk engagement van een aantal vrijzinnige figuren. Om Karel De Gucht niet te noemen. De VLD-secretaris in de Kamer Hedwig De Koker, is ook zo’n vrijzinnige belangenbehartiger. In het debat over euthanasie bijvoorbeeld liet hij bepaalde parlementsleden duidelijk meer op de voorgrond treden dan ande- re.’

Volgens een voormalige SP.A’er mag de macht van de loge niet worden onderschat. ‘Kijk naar de Antwerpse SP.A-schepenen: behalve Patrick Janssens zijn ze allemaal lid. Ook bij de lijstvorming heeft de loge heel wat in de pap te brokken. In de partij heerst er een groot taboe over. Als je over de vrijmetselarij begon, ontstond er een ijzingwekkende stilte’, stelt hij. ‘De invloed van de loge bestaat nog, maar is toch wel zeer sterk afgenomen’, relativeert een VLD-parlementslid dat geen vrijmetselaar is. ‘Vroeger vergrootte het je kans op succes als politicus exponentieel. Maar nu? Denk aan het geval van Ward Beysen: dat hij ook een broeder is, heeft Karel De Gucht toch niet tot mildere standpunten bewogen toen hij het Liberaal Appel oprichtte? Dat het voor sommigen een bijkomend communicatiekanaal is, dat zal zeker zo zijn. Wat de benoemingen en de postjes betreft: je moet natuurlijk nog altijd tot het juiste clubje behoren. Maar die clubjes vallen daarom niet meer samen met officiële organisaties. Ook binnen een partij raken de netwerken ‘ontzuild’.’

GEEN NIEUWE KERK

‘Dat complotdenken, dat die jongens de hele wereld zitten te besturen, daar doe ik niet aan mee’, zegt Jaap Kruithof, emeritus-hoogleraar in de wijsbegeerte van de universiteit van Gent en geen logelid. ‘In Frankrijk bestond er ten tijde van François Mitterrand, die een zeer prominente vrijmetselaar was, nog wel politieke invloed van de loge. Maar in België speelt het niet in grotere kringen, wel in kleine milieutjes. In mijn faculteit in Gent bijvoorbeeld. Ze verdelen samen postjes. Ze telefoneren elkaar ’s avonds. Op een vergadering merk je dat Piet, Jan en Klaas precies hetzelfde zeggen. O, ze hebben dat dus afgesproken, denk je dan. En je voelt je gerold. Want jij hebt niet zo’n geheim genootschap.’

Of hij zelf gevraagd is om lid te worden. Kruithof: ‘Jazeker. Drie keer. Toen ik jong was, was bij de loge gaan een garantie op een carrière. Je moest best wel moedig zijn om te weigeren. Want er werd druk uitgeoefend. Maar net als mijn collega Etienne Vermeersch heb ik te veel moeite gehad om van de kerk, in mijn geval de protestantse, verlost te geraken. Wij wilden geen van beiden tot een nieuwe kerk toetreden.’

‘Ik kan natuurlijk alleen spreken over de jaren dat ik rector was’, zegt Els Witte, ‘maar nee, logelidmaatschap is van geen enkel belang om benoemd te worden aan de VUB.’ Rik Van Aerschot, ex-voorzitter van de raad van bestuur van de universiteit en voormalig grootmeester van de Grootloge van België, is iets genuanceerder: ‘Je benoemt natuurlijk de beste van de kandidaten die zich aandienen, ook als die toevallig van Leuven komt. Als er twee kandidaten even sterk zijn en één is van de loge, kies je die. Dat is toch alleen maar menselijk?’

Piet Van Brabant, ex-politiek journalist van Het Laatste Nieuws, is voormalig adjunct-grootmeester van de Reguliere Grootorde van België (zie kader) en schreef vijf boeken over de vrijmetselarij. Hij verzet zich met klem tegen het ‘misbruik’ van de vrijmetselarij voor politieke doeleinden. ‘Politici zijn niet op hun plaats in de loge’, stelt hij. ‘Het zijn meestal ook slechte vrijmetselaars. De helft van de uittredende Belgische regering is lid, maar naar de bijeenkomsten in de tempel komen ze al jaren niet meer. Vroeger traden ze toe uit antiklerikalisme, dat had zin. Nu is het voor hen louter tijdverlies. In de werkplaats is men bezig met het spirituele. Maar politiek is het tegenovergestelde van spiritualiteit, dat heb ik in mijn beroepsleven voldoende kunnen vaststellen.’

Voor Van Brabant moet een loge ‘een broederschap’ zijn, ‘waar mensen die zoekende zijn, elkaar ontmoeten over alle politieke, filosofische en religieuze grenzen heen’. Het vrijmetselaarschap heeft hem een ’tegengewicht’ gebracht voor de al te materiële wereld waarin hij beroepsmatig vertoefde. Antigodsdienstig is hij zeker niet. Het ‘geheim’ van de vrijmetselarij, dat de profanen toch zo graag onthuld willen zien, is volgens hem niet te onthullen: het bestaat in het vrijmetselaar zijn. Van Brabant: ‘Die eeuwenoude teksten lezen, die eeuwenoude rituelen voltrekken. Dat is iets wat ieder individu moet beleven. Je kunt dat niet met het woord overbrengen.’

TABOE-ONDERWERPEN

Ook in het Grootoosten en de Droit Humain, obediënties die een veel politieker profiel hebben, beklemtonen steeds meer vrijmetselaars het persoonlijke aspect van hun lidmaatschap. ‘Je kunt er op een totaal onschadelijke manier een behoefte aan religiositeit beleven’, stelt een vrijmetselaar van de Droit Humain, ‘zonder dat je een dogma of een ideologie wordt opgelegd. Ik put er kracht uit om bijvoorbeeld in het professionele leven tegen de mainstream te durven ingaan. Ik kan terugvallen op een milieu waar ik tot rust kan komen.’

Of de vrijmetselarij nog een nuttige maatschappelijke rol te spelen heeft? ‘Precies door het besloten karakter van de bijeenkomsten kunnen in de werkplaatsen debatten worden gevoerd over taboe-onderwerpen zoals abortus destijds, het homohuwelijk, euthanasie. Ik herinner me bijvoorbeeld hoe een magistraat in de werkplaats een lans brak voor het transparanter en opener maken van justitie, en die lang voor de Witte Mars. In die zin kan de loge fungeren als een soort van ideeënlaboratorium. Maar een strijd zoals dat voor de schrapping van iedere referentie aan ‘God’ en het speciale statuut van de kerken in het ontwerp van Europese grondwet, is voor mij een relict uit het verleden.’

Precies over dit thema publiceerde het Grootoosten van België in april van dit jaar een ‘verklaring’, waarin beide elementen uit het ontwerp van grondwet als ‘onaanvaardbaar’ werden bestempeld. ‘God’ is intussen gesneuveld uit de teksten, maar behouden bleef de paragraaf over het statuut van de kerken. Zo’n publieke verklaring van de grootste vrijmetselaarsobediëntie in ons land was tot nu toe uiterst zeldzaam. Of de Belgische broeders van het Grootoosten dezelfde weg opgaan als hun Franse collega’s, die ongeveer elke week perscommuniqués verspreiden en die met hun publicaties een eigen uitgeverij draaiende houden? Wellicht niet.

‘Meer openheid ja, maar dat wil niet zeggen dat we een pressiegroep worden’, klinkt het in GO-kringen. ‘Meer communiceren over de waarden waarvoor de vrijmetselarij staat, dat moeten we doen. Gedeeld burgerschap, een op integratie gerichte samenleving, de bestrijding van armoede, de verdediging van de persoonlijke levenssfeer, dat houdt de maçon bezig. En dat moeten we de buitenwereld vertellen. Voor de rest moet iedere vrijmetselaar met de brandstof die hij in zijn werkplaats krijgt in zijn eigen maatschappelijk en privéleven aan de slag.’

‘De idealen van gelijkheid, vrijheid, het niet onderdrukken van de menselijke geest, de twijfel: dat zijn erg mooie dingen. Die geef ook ik niet op’, zegt Kruithof. Maar op een papiertje heeft hij zeven kenmerken van de vrijmetselarij geformuleerd die hem een fervente tegenstander van de loge maken: 1. Niet-democratisch, door het geheime karakter. Waarom niet met open vizier strijden? 2. Gesloten: als je eenmaal bent ingelijfd, kun je er niet meer uit! 3. Elitair: vooral de hogere bourgeoisie is lid. 4. Discriminerend tegenover vrouwen. Dat is toch reactionair? 5. Te zeer op het centrum gericht. 6. Grote verzamelaars van rituelen van anderen. Ik noem het diefstal en gebrek aan res-pect. 7. Antiklerikaal: dat vind ik een beetje achterhaald.

Ze leiden Kruithof tot de slotvraag: ‘Is de vrijmetselarij geen relict? Waarom willen die jongens dat eigenlijk nog voortzetten? Er zijn allerlei nieuwe bewegingen – de derdewereldbeweging, de vrouwenbeweging, de natuurbeweging – die allemaal volledig buiten de loge zijn gebleven. Waar houden ze zich nu helemaal mee bezig. De loge is helemaal niet het kloppend hart van onze tijd.’

christine albers

Piet Van Brabant: ‘Politici zijn slechte vrijmetselaars.’

Jaap Kruithof: ‘De loge is helemaal niet het kloppend hart van onze tijd.’

Rik Van Aerschot: ‘Als twee kandidaten even sterk zijn en één is van de loge, dan kies je die.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content