Martin Wuttke, acteur en ontslagnemend intendant over het Berliner Ensemble.

?Ik kan mij niet voorstellen dat het Berliner Ensemble tot een soort van museum, een soort van Brecht- en Müller-museum zou verworden. Dat ik de suppoost van een museum zou worden. Mocht dat ooit gebeuren, dan stap ik op.? De profetische woorden die Martin Wuttke eind november tijdens ons interview uitsprak, waren pas koud of hup, daar nam Wuttke begin deze maand ontslag als intendant van het beruchte Berlijnse gezelschap. Al was het wel om andere dan artistieke redenen dat de 34-jarige acteur er de brui aan gaf. Uit onvrede namelijk met de officiële bevestiging van enige structurele overheidssubsidie (tot 2002), een materie die in Berlijn onder de bevoegdheid van de stedelijke Senat valt. Dat brengt ook de soortgelijke dreigementen van twee Brusselse theaterdirecteuren in herinnering. De volgende weken zal moeten blijken wie voet bij stuk houdt en wat er met de sinds die Wende naar een nieuwe artistieke adem snakkende Brecht-tempel zal gebeuren.

Het middernachtgesprek met Wuttke vindt plaats in de kelders van deSingel, waar het Berliner Ensemble net zijn laatste Antwerpse voorstelling van ?Der aufhaltsame Aufstieg des Arturo Ui? de nazistische gangsterparabel van Bertolt Brecht heeft gespeeld. De verbluffende regie is van de eind 1995 overleden Heiner Müller, die daarmee niet alleen zijn artistieke testament ondertekende maar ook de politieke en erg Duitse thematiek in Brechts stuk opnieuw oprakelde. Zoals een hond een begraven been. En zoals Wuttke in het begin van de voorstelling een erg hondse Arturo Ui/Hitler speelt het eerste half uur snuivend, op handen en voeten, rillend, hitsig en nerveus tegelijk, terwijl zijn rode tong uit zijn hijgende bek hangt , doet geen enkel acteur hem na. Geen wonder dat hij eind vorig jaar door de Duitse theatercritici tot Acteur van het Jaar werd uitgeroepen. Maar terug naar de intendant Wuttke, want daarmee is dit verhaal begonnen.

Hoe kan het met zijn Brecht-erfenis worstelende Berliner Ensemble zich er de volgende jaren voor behoeden een museale instelling te worden ?

MARTIN WUTTKE : Voor mij is het duidelijk dat het Ensemble de volgende jaren Brecht en Müller met elkaar moet confronteren. De belangrijkste opgave ligt er precies in om in het kader van de veranderde politieke en sociale toestand, kritisch met Brechts werk om te gaan en daardoor een eventueel ander beeld van de auteur te krijgen. Anders dan dat wat we nu van hem hebben, dat afgelijnde beeld dat zich haast automatisch laat reproduceren. Het is de opdracht van het Berliner Ensemble om de auteur Brecht op zijn huidige waarde te controleren. Rijpen zijn technieken, theorieën en aanpak nog ? Slaagt zijn theatermodel er nog altijd in om de wereld waarin we leven te beschrijven ? Hetzelfde geldt ook voor Heiner Müller. Er wacht ons daar een berg werk.

Beide auteurs zijn spilfiguren voor de Duitse dramaliteratuur en beiden waren naar het einde toe ook erg politiek ingesteld, met een welbepaald wereldbeeld. Op dit ogenblik overheerst in Duitsland de neiging om de zogenaamde socialistische of communistische utopie en alles wat daarbij hoort, kapot te maken. Ze wordt gewoonweg verdrongen en weggedrumd. Ze moet begraven worden en daar bovenop moet dan een dikke marmeren grafplaat komen. Dat betekent zoveel dat beide schrijvers heilig verklaard moeten worden.

Bertolt Brecht is in het verleden al tot grote heilige van de Duitse literatuur gewijd en wat Heiner Müller betreft, werkt iedereen zich uit de naad om van hem een klassieker te maken. Dat betekent in wezen gewoon een dikke grafplaat, waardoor je niet meer merkt dat daaronder nog wat heftigs en tegendraads beweegt dat helemaal niet naar klassiek ruikt.

Houdt dat voor u in dat het Berliner in de nabije toekomst het begrip ?politiek theater? nieuw leven zal moeten inblazen ?

WUTTKE : Laat ons eerlijk zijn : de afgelopen tien jaar is er in het vroegere West-Duitsland geen politiek theater meer gemaakt. Aan de term politiek theater alleen al kleeft zo’n stank dat het mensen wegjaagt in plaats van aantrekt. Dat gaat echter niet meer zo blijven. Voor mij hoeft het politiek theater bijvoorbeeld helemaal niet agitatorisch of zelfs demagogisch te zijn. Dat is een verkeerde aanpak.

Overigens, het werk van Brecht is erg heterogeen en is niet zomaar voor één gat te vangen. Hij heeft verschillende theater- en dramatische vormen uitgeprobeerd. En het zou interessant zijn om na te gaan hoe ze in de loop der jaren veranderd en geëvolueerd zijn en hoe ze onder verschillende sociaal-politieke omstandigheden veranderen.

Wanneer Brecht in 1948 uit ballingschap terugkeert, slaagt hij er nadien nog nauwelijks in om wat nieuws op papier te zetten. Dat is een interessant punt : iemand komt terug naar huis, naar de door oorlog verwoeste heimat en is niet meer in staat om wat nieuws te scheppen. Dat klopt natuurlijk niet helemaal, want hij heeft werk waarvan de grote lijnen en eerste schetsen gemaakt waren tijdens zijn ballingschap verder afgewerkt. Maar een nieuw scheppingsproces opstarten, dat was er voor Brecht (die in 1956 al overleed, nvdr) niet meer bij.

Dat is natuurlijk een erg Duitse thematiek, de Emigrationskunst. Maar de stukken die Brecht in het buitenland schreef, zijn stuk voor stuk erg Duitse stukken. Vreemd genoeg. Zo’n stuk als ?Herr Puntila und sein Knecht Matti? speelt zich in Finland af, maar de landschappen lijken op Beieren en de sociale verhoudingen horen veeleer in Augsburg thuis dan in Finland.

Als acteur gaat u er vaak, zoals in ?Arturo Ui…?, als een echt beest tegenaan, schrikt u er niet voor terug om het onderste uit de kan te halen ?

WUTTKE : In het theater is het ontzettend moeilijk geworden om zoiets als een authentieke Aussage te bekomen. Tegenwoordig is het theater zo snel àf, voltooid en leeggelopen. Dat gaat zo snel dat je als speler haast niet meer de tijd hebt om een persoonlijke manier of vorm te vinden die aan de zuivere schijn voorbijgaat. Men kan van alles beweren of lijken in het theater, maar weinig is echt of vindt echt plaats. De acteur gaat een voortdurend gevecht aan om zoiets als een authentieke expressie te verkrijgen. Dat is de grote inzet waarmee je speelt. In het geval van ?Arturo Ui…? komt daar nog de enorme lichamelijke inspanning bij. De fysieke afmatting die ik daarbij onderga, draagt ertoe bij dat het personage vorm krijgt. Je moet iemand zien zweten, hijgen en snuiven opdat de figuur echt vorm zou krijgen. Aan het einde van de voorstelling evolueert Arturo Ui naar een gestroomlijnd personage en moet er toch nog een fysieke echo zijn van dat verwrongen, beestige lichaam dat er voordien was.

Ik had bij ?Arturo Ui…? het gevoel dat u graag op het publiek inspeelt en inhakt. Voelt u zich een beetje een, weliswaar virtuoos, entertainer die voortdurend het publiek erbij wil betrekken ?

WUTTKE : Natuurlijk. De aantrekkingskracht van het theater voedt zich precies door de ontmoeting van de mensen in de zaal met de lui op het podium. Des te frontaler en onverwacht de confrontatie, des te opwindender theater het voor mij wordt. Ik tracht die confrontatie zo extreem mogelijk te maken. Het gaat er niet om in de smaak van het publiek te vallen, wel om het scheppen van een vreemd beeld waarmee het publiek in het begin niet goed weet wat het er mee aan moet. Die afstand is misschien wel het belangrijkste van het theater.

Boezemt het publiek u ook wel eens angst in ?

WUTTKE : A priori bekijk ik het publiek niet als iets vriendelijks. Nee, het publiek is mijn vijand. Het is mijn vis-à-vis. Als de voorstelling begint, is het wantrouwend, afwijzend en weigerachtig. En deze afwijzing en distantiëring van wat daar voor hen gebeurt, is noodzakelijk voor de scheppingsdaad van de acteur. Indien de acteur het publiek als een vriendelijke groep van mensen beschouwt, is hij niet in staat om wat te formuleren. Het zijn die vierhonderd paar vreemde en starende ogen die dat mogelijk maken. Genet heeft dat in ?Le Funambule? mooi omschreven : de blik van de toeschouwers die hopen dat de koorddanser naar beneden dondert. Die spanningsverhouding waarop je balanceert, is de koord waarop je danst. De acteur kan daar ook mee spelen : val ik naar beneden of niet ? Maar angst voor het publiek, neen. Het is veeleer spanning, maar geen angst.

Terug naar uw dubbelrol bij het Berliner Ensemble. Het zijn twee petjes, enerzijds die van acteur en anderzijds die van intendant, niet teveel voor één hoofd ?

WUTTKE : Die dubbele druk is ontzettend zwaar. Intendant zijn betekent dat ik mij met dingen moet bezighouden die mij niet bijzonder interesseren. Vaak heb ik zelfs het gevoel dat de activiteit van een intendant diametraal tegenover het kunstzinnige staat. Om als kunstenaar wat voor elkaar te brengen, moet je over een gezond gebrek aan verantwoordelijkheid beschikken en de compromissen uit de weg gaan. Dat zijn artistieke kwaliteiten die een intendant precies kan missen als de pest of die voor hem erg gevaarlijk zijn. Ik gedraag mij wel als intendant maar heb de neiging om snel de kunstenaar uit te hangen. En dan vechten (parafraseert Goethe) ?zwei Seelen in meiner Brust?. Dat is erg schizofreen en op lange termijn wreekt die dubbelrol zich.

Paul Verduyckt

Martin Wuttke in de rol van Arturo Ui : De aantrekkingskracht van het theater voedt zich door de ontmoeting van de mensen in de zaal met de lui op het podium.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content