Hubert van Humbeeck

America goes back to business.‘ Net geen week nadat twee gekaapte vliegtuigen de Twin Towers van het World Trade Center hebben verwoest, spreekt de voorzitter van de New York Stock Exchange de magische woorden. De heropening van de beurs in Wall Street is groot nieuws: er is dagenlang sidderend op gewacht. Alle televisiecamera’s zijn op de bel gericht, waarmee de activiteiten worden hervat.

Enkele uren nadat het applaus voor de patriottische platitudes van de voorzitter is uitgestorven, kleuren de koersen dieprood. De financiële markt gooit de remmen dicht, overal zitten bedrijven met de handen in het haar. In de luchtvaartsector alleen verliezen tienduizenden mensen hun baan. Maar ook regeringen moeten ineens met ander krijt schrijven. In Brussel bijvoorbeeld, waar paars-groen over de begroting voor 2002 gebogen zit, tikt de onzekerheid zwaar aan.

Als de handel loopt, kent de harde dollarwereld geen sentiment of compassie. Voor wie niet met de locatie vertrouwd is: Wall Street ligt in de schaduw van de plek waar tot voor kort de WTC-torens stonden – in hetzelfde lower Manhattan, in het zogenaamde financial district. Ze hebben er vast eerst het stof van de ingestorte torens van de stoep moeten vegen voor de traders er met hun limousines langs konden.

Daarmee is dan alweer gebleken dat de beursvloer in deze tijd, wellicht meer dan welke generaal in het War Cabinet van George W. Bush ook, de voortgang van de dingen bepaalt. De bede van de Amerikaanse minister van Financiën Paul O’Neill, om de koersen bij wijze van antwoord aan de terreur toch even stabiel te houden, viel op een koude steen. In een bitter commentaar wist The Washington Post dat Wall Street nooit thuis geeft als er om hulp wordt gevraagd. Het optreden van de financiële wereld staat niet zonder reden helemaal vooraan in de kritiek van de beweging die vragen stelt bij de mondialisering.

Verschillende belangrijke kranten publiceerden vorige week een tekst van Francis Fukuyama, de Japanse Amerikaan die bijna tien jaar geleden naam maakte met zijn essay The End of History and the Last Man. Fukuyama vertelt nu hoe hij de voorbije jaren bij zijn vrienden in de hightechwereld, onder investmentbankers en chique advocaten – het soort mensen dat kantoor hield in het WTC – een groeiende minachting voor de overheid bespeurde: de regering kreeg toch niks klaar, ze stond de echte innoverende geesten met haar belastingen en regels maar in de weg.

De les uit de aanslagen, stelt Fukuyama, is dat er op zo’n moment door de vermaledijde overheid betaalde brandweerlui nodig zijn en politiemensen. ‘De Nieuwe Economie heeft nog niemand tegen neerstortende stukken beton beschermd. Microsoft of Goldman Sachs zullen geen vliegdekschepen of F-16’s naar de Perzische Golf sturen om Osama Bin Laden te pakken te krijgen.’ De kloof tussen de mensen die de trappen in het WTC opstormden om de brand te blussen en diegenen die ze afdaalden om aan de brand te ontsnappen, was groot en werd snel groter. Het is een Amerikaans gemakkelijke, aanschouwelijke manier om duidelijk te maken dat belastingen ergens voor dienen: de staat als een georganiseerde vorm van solidariteit tussen mensen die per slot van rekening toch in eenzelfde verband leven.

Het verhaal van Fukuyama doet denken aan de manier waarop Louis Tobback indertijd de groeiende sympathie in intellectuele kringen voor het gedachtegoed van de jonge Guy Verhofstadt probeerde te counteren. ‘De staat’, zei Tobback toen, ‘is geen abstract begrip. Het is de elektriciteit waarmee ’s ochtends de wekker aanslaat, het is het water uit de kraan in de badkamer, de telefoon, het nieuws op de radio, de trein, het onderhoud van de wegen, de school voor de kinderen…’ En zo verder.

De trendy liberale econoom uit Manhattan en de traditionele socialistische politicus uit Leuven wandelen zo voor een stuk over hetzelfde pad. De overheid vraagt altijd te veel als het goed gaat, en doet te weinig als de zaken fout lopen. Een flink deel van de overheid die Tobback toen nog voor ogen stond, is ondertussen particulier geworden – zijn eigen SP heeft aan die ontwikkeling meegewerkt. Maar de grond van het betoog blijft bestaan: de vrije markt zorgt niet voor alles, de overheid moet er op zijn minst op toezien dat essentiële noden worden gelenigd.

De kloof die Fukuyama signaleert, bestaat niet alleen in New York, maar net zo goed in Brussel of in Antwerpen – zij het misschien niet zo flagrant zichtbaar. Ze dichten is niet alleen een kwestie van mentaliteit en woorden, maar vooral van aandacht en middelen. Er is zo reden om zich zorgen te maken over de ziekteverzekering. Het onderwijs sukkelt van de ene crisis in de andere. De hervorming van de politie moet nog bewijzen wat ze waard is. Veel infrastructuur heeft dringend een beurt nodig. Op het moment dat de regering de begroting opstelt en prioriteiten vastlegt, is dat een overweging waard.

Hubert van Humbeeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content