Somalië krijgt 213 miljoen dollar om orde op zaken te stellen. In de hoop dat daarmee ook de piraterij verdwijnt.

De piraten voor de kust van Somalië hebben alvast deze verdienste: door hun acties is er weer aandacht voor een land dat sinds de val van dictator Mohamed Siad Barre in 1991 een volstrekt stuurloos bestaan leidt. Somalië kende sinds zijn onafhankelijkheid toch al weinig momenten van rust. Het voerde oorlog met Ethiopië en Kenia, was tijdens de Koude Oorlog een speelbal tussen de grootmachten en werd tussendoor geteisterd door droogte en hongersnood. Met Somaliland en Puntland hebben zich ondertussen grote stukken grondgebied afgescheurd, die wellicht nooit onder het gezag van Mogadishu terugkeren.

Een internationale donorconferentie bracht vorige week in Brussel onverhoopt 213 miljoen dollar bijeen om het land te helpen bij zijn wederopbouw. Secretaris-generaal Ban Ki-moon van de Verenigde Naties zat de bijeenkomst persoonlijk voor. Volgens Europees commissaris voor Ontwikkelingssamenwerking Louis Michel is president Sharif Ahmed iemand die met dat geld kan worden vertrouwd. Sharif Ahmed controleert nog altijd nauwelijks meer dan de residentie waarin hij verblijft.

Over een echte operatie om in Somalië orde op zaken te stellen, durft niemand nog te spreken. Sinds Amerikaanse troepen in de jaren negentig door Somalische milities werden vernederd, waagt niemand het nog om soldaten naar de Hoorn van Afrika te sturen. Toen Washington twee jaar geleden ongelukkig was over de machtsovername in Mogadishu door de Unie van Islamitische Rechtbanken, kreeg het Ethiopië zover om de kastanjes uit het vuur te halen. Dat was geen gelukkige ingreep: Ethiopië en Somalië zijn aartsvijanden. De huidige president is overigens een voormalige leider van die Islamitische Rechtbanken. Om maar te zeggen dat het moeilijk is om in Somalië kamp te kiezen.

Amerikanen hebben het dezer dagen graag over Thomas Jefferson, de president die in 1803 de oorlog verklaarde aan piraten die voor de kust van Noord-Afrika een fregat kaapten. Ze vergeten dat al zo ongeveer de halve vloot van de NAVO in de Indische oceaan en de Golf van Aden op Somalische vissers jaagt. Op de conferentie in Brussel is nauwelijks over piraterij gepraat. Veiligheid op het land is, volgens Ban Ki-moon, gelijk aan minder piraten op zee.

Zijn organisatie had de Somaliërs op een andere manier kunnen helpen. De VN hadden de spreekbuis kunnen zijn van de vissers, die er al lang over klagen dat hun visgronden worden leeggevist door enorme visfabrieken uit Azië. Die zijn vooral uit op de tonijn, die tot voor kort ook het belangrijkste exportproduct van Somalië was. Ze kunnen met hun klacht nergens terecht, want ze hebben geen regering die naam waardig. En dan zijn ze de piraten maar gaan helpen.

Internationale scheepvaartinstanties beloven nu dat de afspraken over visvangst beter zullen worden nageleefd. Ondertussen kon de situatie zo uit de hand lopen dat ook België straks misschien soldaten meestuurt om de commerciële scheepvaart te beschermen. Het is een godswonder dat er van die militaire opbouw ondertussen nog geen echt grote incidenten zijn gekomen.

door Hubert van Humbeeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content