‘Onze middelen dodelijker maken, daar gaat het om’

Onder het motto ‘Amerika moet weer oorlogen winnen’ pompt president Donald Trump liefst 52 miljard dollar in defensie. Hoe ziet die vernieuwde oorlogsvoering er dan uit? Een analyse van professor internationale betrekkingen Jonathan Holslag.

‘Mijn eerste objectief is tijd kopen. Het Pentagon zal proberen om bestaande wapensystemen beter te gebruiken en te moderniseren. Tegelijk zullen we de basis leggen voor een nieuwe militaire revolutie. Amerika moet de meest geduchte wapensystemen blijven ontplooien en zijn vijanden afschrikken.’ Nee, hier is niet de Amerikaanse president Donald Trump aan het woord, wel William Roper, de directeur van het departement voor strategische wapensystemen van het Amerikaanse ministerie van Defensie. Hij is de man die meebepaalt hoe het slagveld van de toekomst eruit zal zien. Ik ontmoet Roper op een grote defensieconferentie in Den Haag. Hij praat honderduit over zijn nieuwe projecten: een elektromagnetisch kanon, onbemande onderzeeboten die in zwermen aanvallen, zelfs een militaire versie van Pokémon Go.

De Verenigde Staten laten er geen twijfel over bestaan. ‘De vraag is niet óf we zullen blijven leiden, maar hóé we zullen leiden’, zo formuleerde Barack Obama het in de Nationale Veiligheidsstrategie van 2015. ‘Een sterke krijgsmacht blijft de hoeksteen van onze nationale veiligheid, en zelfs een kleinere krijgsmacht moet in elk domein dominant blijven.’ De huidige president Trump zit op dezelfde lijn: ‘Amerika zal nooit de plaats van nummer twee aanvaarden. Ik zal onze krijgsmacht zo sterk maken dat we nooit of te nimmer een andere mogendheid zullen hoeven te vrezen.’ Ruim 45 procent van de Amerikanen vindt dat het leger niet sterk genoeg is, en de meerderheid van de Amerikanen is gewonnen voor een nog groter defensiebudget.

Wat de Amerikanen zo bezorgd maakt, is het verlies van militaire ongenaakbaarheid. ‘Eens je het gewoon bent de nummer één te zijn, wordt het ondenkbaar om die positie op te geven. Het gaat om trots, status, prestige en patriottisme’, vertelde de voormalige defensieminister Colin Powell me ooit. Daar blijft het niet bij. Zelfs in de best beveiligde en meest afgelegen vesting ter wereld, het Amerikaanse hartland, wordt gevreesd voor islamitisch terrorisme, cyberaanvallen en de dreiging van Iran. Bovendien kijken veel Amerikanen met argwaan naar de toekomst: hun land is economisch kwetsbaar en grootmachten zoals China, Rusland, Turkije en Iran stellen zich steeds assertiever op.

In het Pentagon zijn ze vooral bezorgd over strategische autonomie. President Obama sprak nog over het belang van internationale partners, maar de berekening bleef dat Amerika alle slagkracht moest hebben om zélf in te staan voor zijn veiligheid. ‘Onze middelen zijn niet langer toereikend om het brede spectrum van dreigingen te controleren’, legde een generaal van de defensiestaf me uit. ‘Aan de ene kant heb je niet-traditionele dreigingen die steeds groter worden, zoals de opwarming van de aarde, migratie, georganiseerde misdaad, pandemieën en de mogelijke verstoring van het internet. Aan de andere kant zijn er steeds grotere traditionele dreigingen: staten die de bestaande orde omver willen gooien en af willen van het Amerikaanse leiderschap.’

De officier vestigde mijn aandacht op een grafiekje: ‘Vijf jaar geleden vertegenwoordigden de VS nog 40 procent van de wereldwijde defensie-uitgaven. Vandaag is dat nog maar 32 procent.’ Traditioneel willen de Amerikanen autonoom kunnen antwoorden op het hele dreigingsspectrum: van kleine conflicten tot rivaliserende grootmachten. Voor die laatste heeft het Pentagon een dubbele strategie. Het wil grootmachten zoals Rusland en China vooral ontmoedigen om de strijd aan te binden door Europa en Azië verdeeld te houden, door de wereldzeeën te domineren en door nucleaire afschrikking. De opzet is om tegelijkertijd twee grootmachten militair te kunnen verslaan.

Strategen zoals de huidige minister van Defensie James Mattis redeneren dat grootmachtenpolitiek iets is als een duurloop: een lange, uitputtende inspanning om aan de leiding te blijven. Het allerbelangrijkste is dan een goede conditie: een sterke economie, een samenhangende maatschappij, patriottisme en goed staatsmanschap. Maar in de sprint moet je wel het vermogen hebben om de vijand te kloppen. ‘Economische slagkracht is cruciaal om oorlog te kunnen voeren, maar militaire suprematie blijft onmisbaar om oorlogen en beslissende gevechten te winnen.’

Raketten

Washington beschouwt Rusland en China als revisionistische mogendheden, landen die een einde willen maken aan de wereldorde die wordt geleid door de VS. Die landen schuwen de directe confrontatie, maar ze ondermijnen de Amerikaanse suprematie op een andere manier. Een eerste methode is hybride oorlogvoering, die vooral Amerika’s eerste verdedigingslinie, de maritieme buitenrand van Europa en Azië, moet ondermijnen. Daarbij worden informatiecampagnes opgezet om het aanzien van de VS verder te verzwakken en bondgenoten uit elkaar te spelen. De Russen doen dat voornamelijk door het extremisme in de Europese politiek te voeden, de Chinezen door via hun staatsmedia de Amerikanen als agressor op te voeren. Hybride oorlog impliceert ook economische machtsmiddelen. Rusland voert een verdeel-en-heerspolitiek door Europese landen aan zich te binden met nieuwe energiecorridors. De Chinezen gebruiken investeringen om de tegenstand te vermurwen. Verder heeft hybride oorlogvoering te maken met de sluikse militaire machtsopbouw langs de buitenrand van Eurazië, nét gedoseerd genoeg om geen Amerikaanse tegenaanval uit te lokken. De Russische annexatie van de Krim is daar een voorbeeld van, maar ook de manier waarop China gestaag zijn aanwezigheid in de Zuid-Chinese Zee opbouwt, of in Zuidoost-Azië en de Indische Oceaan. Kortom: hybride oorlogvoering is de guerrilla voor grootmachten.

Daarnaast heb je een tweede strategie, die de Amerikanen Anti-Access and Area Denial (A2AD) noemen. Het idee is: bouw een exclusieve militaire invloedssfeer waardoor je voor de Amerikanen het risico opdrijft om militair tussenbeide te komen. Die invloedssfeer krijgt gestalte door een netwerk van vooruitgeschoven militaire steunpunten. Rusland heeft de laatste jaren zwaar ingezet op de fortificatie van Kaliningrad (een Russische enclave tussen Polen en Litouwen aan de Oostzee), de modernisering van Moermansk aan de Barentszee, de uitbouw van faciliteiten op het schiereiland Kamtsjatka in het Verre Oosten, en op de Krim in de Zwarte Zee. China transformeert eilanden in de Zuid-Chinese Zee in sneltempo tot militaire steunpunten.

Die opbouw moet de Amerikanen afschrikken, ook al weten de Russen en de Chinezen heel goed dat de Amerikaanse slagkracht superieur blijft. Het objectief is vooral om de rivaal op een afstand te houden door middel van raketten. Op de Krim heeft Rusland S-300-batterijen gepositioneerd. Dat is een groep vrachtwagens met een krachtige radar en raketten die vliegtuigen tot op honderd kilometer kunnen neerhalen. De laatste varianten kunnen zelfs stealthvliegtuigen, die vooralsnog moeilijk te detecteren waren, treffen. Voor nabije luchtdoelen werd de Pantsir ontwikkeld, een voertuig met twaalf raketlanceerders. Amerikaanse schepen worden vanaf de Krim afgeschrikt door mobiele K-300 Bastion-batterijen, uitgerust met raketten die twee keer sneller dan het geluid doelen tot op 250 kilometer afstand kunnen treffen. Dan is er de Iskander, een truck uitgerust met een hypersonische raket die doelen tot op 500 kilometer raken. Rusland heeft waarschijnlijk 150 van dat soort tuigen langs de grens opgesteld, ook aan de Baltische Zee, de Zwarte Zee en de Kaspische Zee.

China doet hetzelfde. Het heeft meer dan duizend korteafstandsraketten ontplooid, vooral langs de kust. Die Dong Feng-11- en -15-raketten zijn bedoeld om Amerikaanse bases in Japan en elders in Oost-Azië te neutraliseren. De Amerikaanse marine moet op een afstand worden gehouden met de geduchte Dong Feng-21D, een raket die een Amerikaans vliegdekschip kan doen zinken tot op 2500 kilometer buiten de kust, maar ook met supersonische kruisraketten. Vooral zorgwekkend is de combinatie van ballistische raketten, die eerst hoog in de atmosfeer worden geschoten en waarvan de kop vervolgens met een ontzagwekkende snelheid neerkomt, en kruisraketten die zeer laag over het wateroppervlak hun doel benaderen. Op de opgehoogde eilanden in de Zuid-Chinese Zee staat nu ook al de Chinese variant van de S-300-luchtdoelbatterijen.

Het voordeel van het raketten-arsenaal is dat het relatief goedkoop te ontplooien valt, maar dat het enorm veel kost om je ertegen te verdedigen. Ook andere Amerikaanse rivalen zoals Iran en Noord-Korea volgen het voorbeeld, maar dan op een kleinere schaal. Iran heeft bijvoorbeeld raketten die bedoeld zijn om vliegtuigen en schepen de toegang te ontzeggen tot de Straat van Hormuz, die de Perzische Golf met de Arabische Zee en de Indische Oceaan verbindt.

Daarbovenop zijn er de tuigen die de vijand moeten verblinden: elektronische en cyberwapens. Bijna niemand weet hoe sterk de Chinese, de Russische of de Iraanse capaciteit is, maar net omdat de Amerikanen zo afhankelijk zijn van hun satellieten en datalinks zijn ze fragiel. Tot slot wordt er naarstig gewerkt aan de modernisering van kernwapens die Amerika in het hart kunnen treffen. Kernkoppen worden meestal op hun doel afgeschoten met ballistische raketten. Die raketten zijn kwetsbaar voor preventieve aanvallen en daarom worden ze steeds meer op vrachtwagens gezet en verborgen in tunnelcomplexen. De raket kan ook worden uitgeschakeld door een andere raket wanneer ze vertraagt nabij haar zenit. Om dat te vermijden, worden afleidingen geïnstalleerd om de detectiesatellieten te verschalken. Na zijn zenit ontkoppelt de kernkop van de draagraket en stort hij naar beneden. Om de laatste afweersystemen te omzeilen worden er meerdere kernkoppen op een raket geplaatst, tot vijftien stuks. De zonet operationeel geworden Russische RS-28 en de Chinese Dong Feng-41, bijvoorbeeld, kunnen tot 15 kernkoppen dragen ofwel 24 hypersonische miniraketten. Die miniraketten zijn manoeuvreerbaar en flitsen op hun doel af aan een snelheid tot tien keer die van het geluid.

Meer voor hetzelfde geld

De Verenigde Staten hebben zonder twijfel de meest ambitieuze en duurste veiligheidsstrategie ter wereld: sluit de rivalen op het Euraziatische continent op, en voorkom dat ze bewegingsvrijheid krijgen in de Atlantische en de Stille Oceaan. Die strategie is dus globaal, terwijl de tegenstanders hun inspanningen vooral regionaal houden. Dat heeft als voordeel dat Peking, Moskou en Teheran de VS met relatief goedkope wapens kunnen dwingen om heel veel geld uit te geven, zeker als die rivalen dan ook nog eens samenwerken. ‘De uitdaging is om onze vijanden te verslaan met zo veel mogelijk spitstechnologie tegen een zo laag mogelijke prijs’, zegt William Roper. ‘Het is mijn taak in het Pentagon om dat mogelijk te maken.’

‘We willen vooral onze bestaande middelen dodelijker maken, en ze laten opereren in complexe systemen, kill chains’, legt Roper uit. ‘Neem de SM-6, een raket die bedoeld is om luchtdoelen uit te schakelen. Ik heb ze zo aangepast dat we er ook schepen mee kunnen treffen. Onze destroyers kunnen daardoor voor hetzelfde geld meer taken aan. Of neem de MGM-140, oorspronkelijk bedoeld om Sovjetdoelen op het land te treffen. Ik heb die raket gemodificeerd zodat we er ook bewegende schepen voor de kust mee kunnen raken. Onze gevechtsvliegtuigen zijn dan weer heel duur om in te zetten voor verkenningsvluchten, en dat geldt zelfs ook voor onze grote onbemande vliegtuigen. Ik heb nu heel kleine, goedkope en autonoom opererende onbemande vliegtuigjes ontwikkeld die ik in grote zwermen kan loslaten boven vijandig gebied.’

Maar die tuigen zijn niet de grote technologische omwenteling waar het Pentagon naar streeft. De Third Offset Strategy, zo wordt ‘het grote spel’ door ingewijden genoemd. Het is een strategie die de troeven van China, Rusland en andere landen moet neutraliseren. ‘Nu worden we gedwongen om onze middelen bloot te stellen aan grote risico’s, en het spel te spelen zoals anderen het willen’, zegt Stefanie Tompkins van DARPA, het onderzoeksagentschap van het Pentagon. ‘We moeten de oorlogvoering ombuigen naar onze eigen voordelen, zodat de risico’s weer aanvaardbaar worden.’

De aanleg van kill chains houdt in dat heel Europa en Azië worden omgord met een netwerk van gesofisticeerde en trefzekere wapens. Het begint met accurate sensoren. De kustwateren rondom Eurazië zijn vaak ondiep, troebel en luidruchtig waardoor onderzeeërs moeilijk kunnen worden opgespoord. Daarom worden er nieuwe, gevoelige sonarnetwerken ontwikkeld die elke beweging kunnen detecteren. Raketten en vliegtuigen worden opgespoord met een keten van gesofisticeerde X-band-radars op het land en op schepen die zich uitstrekt van Noorwegen tot Japan. Verder zijn er de spionagesatellieten die steeds beter worden in het opmerken van de hittepatronen van raketten en motoren, het volgen van schepen en het afluisteren van communicatie. Alles wordt aaneengeregen door snelle datalinks en datacentra waarin tienduizenden krachtige computerservers staan opgesteld.

Flipperkast

Dat systeem moet op zijn beurt gekoppeld worden aan nieuwe generaties onbemande tuigen. Onbemande vliegtuigen zijn al een tijd in gebruik. Ze kunnen veel langer in de lucht gehouden worden dan de meeste bemande vliegtuigen, en ze zijn goedkoper om in te zetten. Het Pentagon werkt nu aan een systeem waarmee de drones autonoom kunnen worden bijgetankt en nog langer in de lucht kunnen blijven. Tegen 2030 wil de luchtmacht ruim honderd onbemande bommenwerpers, de zogenaamde LRS-B, inzetten. De marine experimenteert met de X-47, een onbemand gevechtsvliegtuig, waarvan er wellicht honderden gebouwd zullen worden. Toestellen zoals de F-35 en de F-22 moeten de komende decennia de overgang van kisten uit de Koude Oorlog naar onbemande vliegtuigen overbruggen.

Op en onder zee gebeurt net hetzelfde. Dit jaar pakte het Pentagon uit met de ACTUV, een onbemand oppervlakteschip dat in de ondiepe kustwateren naar onderzeeboten moet zoeken. Het is kleiner, autonomer en goedkoper dan traditionele fregatten. Onder het wateroppervlak worden krachtige torpedo’s geplaatst. Ze kunnen van een afstand geactiveerd worden en vijandige schepen uitschakelen. Er komen gigantische onbemande lanceerinstallaties op de zeebodem, goed voor 28 raketten per installatie.

Upward falling payloads zijn van hetzelfde principe. Het zijn silo’s die op de zeebodem worden geplaatst en in tijden van conflict naar het oppervlakte worden gestuwd om daar bijvoorbeeld onbemande vliegtuigen te lanceren.

‘Het komt eropaan om te blijven doen wat we al deden, maar dan in heel vijandige omstandigheden’, zegt Robert Martinage, een voormalige viceminister van Defensie. ‘Wat onze strategische rivalen in stelling brengen, valt niet te vergelijken met de schade die bijvoorbeeld Saddam Hoessein of de Islamitische Staat kon aanrichten.’ Heeft bemande oorlogvoering dan afgedaan? Het antwoord dat ik krijg, is dubbelzinnig. Enerzijds wordt uitgegaan van een knock-outeffect: het Pentagon ziet het niet als zijn missie om pakweg China te gaan bezetten, wel om het volksbevrijdingsleger in een regionaal conflict buiten westen te slaan, het liefst zonder te dichtbij te komen met manschappen. Anderzijds blijven manschappen belangrijk om strategische punten te verdedigen, om te infiltreren en de onbemande toestellen in positie te brengen. Daarnaast is het ook goed om te onthouden dat niet alle vijanden hoogtechnologisch uitgerust zijn. Tot diep in de eenentwintigste eeuw zullen de grootmachten af te rekenen krijgen met lichtbewapende rebellen, terrorisme en stadsguerrilla. Alle strijdkrachten hebben ook enorme wapenarsenalen waarvoor nog altijd mensen nodig zijn om ze te bedienen, en ze zijn er nog niet helemaal gerust op dat de kill chains werkelijk onfeilbaar zullen zijn.

‘Er komt een overgangsperiode van een paar decennia, maar ik vermoed dat robots steeds meer de rol van mensen zullen overnemen’, zegt Martinage. Of conflicten daardoor voorspelbaarder en minder dodelijk zullen worden, valt te betwijfelen. Planners zoals Roper en Martinage verwijzen naar de snelheid. Waar het vroeger ettelijke uren kostte om een grote raket in stelling te brengen, wordt de aanval nu gelanceerd in een fractie van een seconde. De kans op incidenten wordt groter. Eens een aanval wordt gestart, zal hij ook veel sneller escaleren want de vertraging die aanvankelijk op de communicatielijnen zat, verdwijnt. Superioriteit komt dus niet alleen aan op vuurkracht, maar vooral ook op de capaciteit om een enorme hoeveelheid gegevens te verwerken. Het zal niet meer gaan om een paar honderd gevechtsvliegtuigen, maar misschien wel om duizenden drones. Oorlog wordt een beetje als een flipperkast.

De nieuwe wapenwedloop is begonnen. De Verenigde Staten leiden opnieuw de dans. De Amerikanen geven gemiddeld 150 miljard dollar aan militair onderzoek uit per jaar. Het Chinese budget wordt op 20 à 40 miljard dollar geschat. Volgens een studie van het Europees Parlement ligt het budget in de EU op een slordige 3 miljard dollar. Een nieuwe wedloop trekt zich op gang, en Europa staat niet eens in de startblokken.

Wat dacht u van een elektromagnetisch kanon, onbemande onderzeeboten die in zwermen aanvallen, zelfs een militaire versie van Pokémon Go?

‘Economische slagkracht is cruciaal, maar militaire suprematie blijft onmisbaar om oorlogen te winnen.’ James Mattis, minister van Defensie

‘Wat onze strategische rivalen in stelling brengen, is erger dan de schade die Saddam Hoessein of de IS kon aanrichten.’ Robert Martinage, ex-viceminister van Defensie

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content