De oorlog in Afghanistan wordt in de Verenigde Staten als een groot succes bestempeld. Terecht? Niet echt. De terreurorganisatie al-Qaeda is immers lang niet verpletterd. Het verhaal van Tora Bora.

December 2001. De ‘Oorlog tegen de Terreur’ duurt al drie maanden. Na een dagenlange strijd winnen de Amerikanen in Afghanistan de slag om Tora Bora. Een succes, zo leek het toen. Vandaag wordt duidelijk dat de Amerikaanse militairen zware strategische blunders begingen.

Het Tora Bora-gebergte, aan de grens met Pakistan, was al maanden een toevluchtsoord voor Taliban en leden van de terreurorganisatie al-Qaeda. Honderden, misschien zelfs duizenden gevluchte soldaten bevonden zich in het indrukwekkende grottencomplex. De Verenigde Staten wilden verhinderen dat ze naar buurland Pakistan zouden vluchten. De strategie was simpel: ze gebruikten pro-Amerikaanse Afghaanse troepen als lokaas om strijders van al-Qaeda in het gezichtsveld van de Amerikaanse sluipschutters te drijven. Bovendien konden ze de Pakistaanse president Pervez Musharraf ervan overtuigen ‘het juiste kamp’ te kiezen in de strijd tegen het internationaal terrorisme. Pakistan sloot zijn grenzen. De Taliban, aanhangers van het gevallen Afghaanse regime, en de al-Qaedastrijders zaten als ratten in de val.

Althans, zo leek het. Want achteraf bleek dat honderden al-Qaedastrijders konden ontsnappen. Wat liep er fout? Eerst en vooral hadden de Verenigde Staten te weinig troepen om de mogelijke vluchtroutes te bewaken. Bovendien hadden de Pakistaanse strijdkrachten grote problemen met het controleren van hun grenzen. In het verleden waren de Pakistani’s een keer de autonome Afghaanse gebieden binnengedrongen: in 1973, om een revolte de kop in te drukken. Er volgde een bloedige strijd die meer dan 18 maanden duurde. Geen enkele Pakistaanse officier wou zoiets nog meemaken.

Daarom wou de Pakistaanse president Pervez Musharraf deze keer zijn voorzorgen nemen. Twee weken onderhandelde hij met Afghaanse stamhoofden over de opstelling van de troepen die zouden worden ingezet. Begin december bracht Musharraf de eerste eenheden in stelling langs de bergflanken van Parachinar. Al snel moest hij een deel van zijn troepenmacht terugroepen. Het zoveelste conflict met buurland India had roet in het eten gegooid. Op 13 december hadden gewapende mannen het Indiase parlement bestormd. De verantwoordelijkheid voor het incident werd opgeëist door een afscheidingsbeweging uit Kahmir (met wortels in Pakistan en banden met al-Qaeda). India trok een strijdmacht samen in Kashmir en Pakistan stuurde troepen naar het grensgebied tussen Pakistan en India. Gevolg: de bewaking van de Afghaans-Pakistaanse grens werd verwaarloosd.

Maar er liep meer mis. Sommige Afghanen beweren dat al-Qaeda een zogenaamd pro-Amerikaanse Afghaanse leider omkocht om een veilige doorgang te garanderen. Anderen beschuldigen de Amerikaanse strijdkrachten. Die zouden hun B-52-bommenwerpers de verkeerde onsnappingsroute hebben laten bestoken. Nog anderen zeggen dat ze een mysterieuze zwarte helikopter boven de bergen zagen vliegen, die ’s nachts al-Qaedaleiders oppikte.

Hoe dan ook: toen Tora Bora viel, waren honderden al-Qaeda- en Talibanfiguren al lang in Pakistan. Onder hen heel wat vooraanstaanden. Langs waar ze dan wel konden ontsnappen? Het Tora Bora-gebergte is een doolhof. Alleen ingewijden kennen er de weg. Een verhaal van ooggetuigen en hoofdrolspelers.

MOSLIMS HELPEN MEKAAR

16 november 2001. Het begon al te schemeren. Zoiets had Karim nog nooit gezien in Mulla Bagh, een dorpje op minder dan twee kilometer van de Afghaanse grens. Doorheen de sneeuwvlokken herkende hij een zwerm lichtjes op de top van de Zaran. Ze kwamen naar beneden. Toen ze naderden, merkte hij dat het zaklantaarns waren. Gedragen door zwaar bewapende vreemdelingen. De meesten droegen een zwarte tulband en hadden een automatische AK-47-geweren bij zich. Sommigen droegen militaire uniformen, anderen shalwar kameez, de traditionele klederdracht (lange bovenkleding en wijde broeken). De meesten hadden een baard. Al-Qaeda- en Talibanstrijders, zoveel was duidelijk. Alles tezamen een zeshonderdtal gewapende lui. Een gids had hen doorheen de sneeuw van Tora Bora geleid, door het Afghaanse dorp Malawa en over de Zaran naar Pakistan.

Karim escorteerde een groep naar Sarakanda, zijn thuisdorp, waar zijn vader Durkhan en lokale stamgenoten ze een Ramadan-maaltijd aanboden. Groene thee, brood en uien. ‘We gaven wat we in huis hadden’, zegt Durkhan. ‘Ze waren per slot van rekening onze moslimbroeders. Eén van de vluchtelingen zei dat het zijn eerste maaltijd was in vijf dagen. Sommige mannen gingen slapen. Een andere groep, die duidelijk beter bewapend was dan de rest, pauzeerde maar even. Ze waren gehaast, weigerden alle voedsel, namen hun wapens en vertrokken. Het leken heel belangrijke personen. Ze wisten goed waar ze heen wilden.’

De dorpelingen herkenden veel oudere Talibanofficieren in de groep. Onder meer Mulvi Abdul Qabir, de adjunct van Talibankopstuk Mullah Omar; Mulvi Sadar Azam, de gouverneur van de provincie Nangahar en Mulvi Taj Mir, het hoofd van de inlichtingendienst van Nangahar. Osama bin Laden, het brein achter al-Qaeda, zat niet tussen het gezelschap. Althans, dat denken de bewoners. Want hij kon natuurlijk vermomd zijn.

Een jonge man, Sharif Gul, klampte een paar soldaten aan en vroeg van waar ze kwamen. ‘Uit Tora Bora’, vertelden ze. ‘We zijn op de vlucht voor de bombardementen van de Amerikanen.’ Volgens Sharif Gul zijn er twee manieren om uit Tora Bora te geraken. De ene weg gaat over de Witte Bergen en de andere loopt via de Afghaanse grensstad Khowst. ‘De Amerikanen bombardeerden alleen de route van Khowst. Oerdom, ze vernietigden de verkeerde route.’

Sharif besloot gids te worden. In november en december maakte hij vijf trips van Tora Bora over de Witte Bergen en terug. Per keer escorteerde hij twintig achtergebleven mannen van al-Qaeda. Van Tora Bora leidde hij zijn groepen over smokkelpaden naar een kamp in Salaiman Khil. Daarna ging de tocht via Malawa over de Witte Bergen en door de Gandab-vallei. Ten oosten van Maidan splitste de groep vluchtelingen zich in tweeën. De ene helft ging zuidwaarts, naar Orakzai. De andere helft volgde de Khyber-pas tot in Pakistan.

Sharif vermeed de hoofdwegen en wandelde over paden die meestal gebruikt worden door herders. In Pakistan doken de soldaten onder bij lokale sympathisanten. Al willen weinig Pakistani dat vandaag met zoveel woorden toegeven. ‘Of strijders hier overnacht hebben in de religieuze school? Niemand gezien’, verzekert een lokale mollah uit de Gendab-vallei nerveus. Een taxichauffeur uit het stadje Maidan vertelt wel dat hij ‘heel wat Arabieren’ heeft zien passeren.

Hoeveel geld Sharif verdiende met gidsen, wil hij niet zeggen. ‘Ik dank God dat ik de Arabieren kon helpen’, zegt hij. ‘Ik deed mijn plicht voor mijn moslimbroeders.’ Elke trip duurde zeven tot tien uur. De gezichten van de mannen herinnert hij zich niet meer. ‘Het was donker. De meesten waren Arabieren, er waren ook Algerijnen bij. Ze waren allemaal groot en fit. Eén van de Arabieren zei dat Osama bin Laden en zijn zoon Abdullah op 1 december vertrokken waren uit Tora Bora naar een onbekende plaats.’

RADIOSTILTE ROND VIJAND NUMMER 1

Osama bin Laden is tot nu spoorloos. ‘Wij weten niet waar hij is’, zei de Amerikaanse minister van Defensie Donald Rumsfeld op 31 juli in het Congres. ‘Misschien leeft hij nog, misschien is hij dood. Mogelijk houdt hij zich ergens in Afghanistan schuil, maar hij kan evengoed ergens anders zijn.’ Het hoofd van de Duitse inlichtingendienst, August Henning, is ervan overtuigd dat Bin Laden nog leeft en zich verschuilt in het grensgebied tussen Pakistan en Afghanistan.

De radiostilte tussen de verschillende al-Qaedagroepen zou erop kunnen wijzen dat hij niet dood is. Veel waarnemers betwijfelen of Osama bin Laden kan sterven zonder dat daarover een communicatiegolf ontstaat, die dan waarschijnlijk door de Amerikanen zou worden waargenomen.

Midden december vingen de Amerikaanse inlichtingendiensten toevallig een radiobericht op waaruit mogelijk bleek dat Bin Laden zijn strijdkrachten in Tora Bora moed insprak. Het bericht werd echter niet opgenomen en de stem van de spreker niet geïdentificeerd. Maar er zijn nog andere aanwijzingen. Onlangs verklaarden twee personen onafhankelijk van elkaar dat ze Bin Laden hebben gezien. De eerste bron is een Afghaanse gids en voormalige Talibanaanhanger wiens verhaal lijkt te kloppen met de reeds gekende feiten. Hij zegt dat Bin Laden en 28 medestanders, rond de tijd van het beruchte radiosignaal, Tora Bora te paard zijn ontvlucht via een kronkelende bergpas richting de grotten van Shahikot. ‘Het was de zwaarste tocht in mijn 23 jaar als Jihadstrijder’, vertelt de gids. ‘We volgden zo’n ingewikkelde en zware route dat we soms van ons paard moesten’ Vluchtend in de nacht, soms door de sneeuw, bereikten ze na vier of vijf dagen Shahikot. ‘Osama legde bijna heel de reis te paard af’, zegt de gids.

De tweede bron, Ali Mohammed, een 26-jarige Talibansoldaat die geen rechtstreekse banden heeft met de eerste bron en afzonderlijk werd geïnterviewd, vertelt dat hij Bin Laden in Shahikot heeft gezien. Half februari kreeg de eenheid van Ali Mohammed de opdracht zich voor te bereiden op een Amerikaanse aanval. Toen de soldaten hun posities innamen, zag hij een grote man de rotsige flank van de Chilam Kass afdalen, vergezeld van 15 gewapende mannen. Toen de schimmige figuur naderde, herkende hij Bin Laden. De al-Qaeda opperbevelhebber sprak even met Ali en diens kompanen. ‘Wees eerlijk tegenover elkaar en trouw aan jullie bevelhebber en hou de moed erin’, zei hij. ‘Verzorg de gewonden en heb vertrouwen dat God jullie zal belonen op de dag des oordeels.’

Ali zou naar eigen zeggen nog vijf dagen in Shahikot tegen de Amerikanen hebben gevochten alvorens te vluchten naar Pakistan. Hij leeft nu met zijn broer in Karachi. Zoals Ali zijn er honderden strijders die zich gedeisd houden ergens buiten Afghanistan, maar trouw blijven aan Bin Laden en diens ideeën. Arabische waarnemers denken dat vooral Iran dienst doet als transit- en thuishaven voor gevluchte al-Qaeda en Talibanstrijders.

WERELD IS HET WERKTERREIN

Ondertussen proberen de Amerikaanse officieren in de media zoveel mogelijk te focussen op wat wél goed ging in de Afghaanse oorlog. Op amper drie maanden tijd versloegen de Amerikaanse strijdkrachten, samen met de Noordelijke Alliantie, het Talibanregime. Al-Qaeda werd verdreven uit Afghanistan. De Amerikaanse generaal Tommy Franks zei onlangs zelfs in een senaatscommissie: ‘Ik ben tevreden met de manier waarop de missies werden uitgevoerd, of beter: ik ben tevreden met de beslissing Afghaanse militairen te laten opereren in Tora Bora.’

Misschien had Washington ook geen andere keuze. Begin december 2001 waren er slechts 1300 Amerikaanse militairen aanwezig in Afghanistan. Slechts eenderde van de manschappen was aangepast aan de hoogte. Tora Bora ligt 1500 meter hoog, maar de bergpassen langswaar de Arabieren vluchtten, reiken meer dan 3000 meter hoog. De Amerikaanse talsterkte in Afghanistan zo klein mogelijk houden, was een berekende beslissing. Het Pentagon wou te allen prijze het scenario vermijden dat de Sovjet-Unie in de jaren tachtig in Afghanistan had ondergaan – de aftocht moeten blazen na een lange oorlog die veel mensenlevens kostte. Ook waren er de grote logistieke problemen die een oorlog in een land als Afghanistan met zich meebrengt. En tenslotte kon generaal Franks moeilijk de Afghaanse krijgsheren, die vrijwillig hun medewerking aanboden, aan de kant zetten. Het was immers evengoed hun oorlog als die van de VS.

Toch moeten ook de Amerikanen toegeven dat de gevluchte al-Qaeda- en Talibanstrijders een nog groot gevaar vormen. Sommige Europese en Arabische intellectuelen menen zelfs dat al-Qaeda nu veel gevaarlijker is dan een jaar geleden. Over heel de wereld trachten inlichtingendiensten de communicatie tussen terroristische groeperingen te onderscheppen en te decoderen. Maar de structuur van al-Qaeda is zo versnipperd dat het haast onmogelijk wordt om dat te doen. Vroeger bevond de kern zich in Afghanistan. ‘Nu is de hele wereld hun werkterrein’, zegt het hoofd van de antiterrorismecel van een Arabische inlichtingendienst die nauw samenwerkt met Washington.

‘De organisatie ontwikkelt zich horizontaal. Er is geen groot coördinerend centrum meer. Dat maakt het veel moeilijker om hen te bekampen’, zegt een Europees onderzoeker. ‘De dreiging is vandaag veel groter dan in december. Ik vrees dat het ergste ons nog te wachten staat. De kans om een operatie van al-Qaeda te voorspellen is, indien niet onmogelijk, dan toch bijzonder moeilijk geworden.’

Op het moment dat regeringsleiders discussiëren over een nieuwe oorlog – om de Iraakse president Saddam Hoessein uit het zadel te lichten – lijken weinigen geneigd de Afghaanse campagne te bekritizeren. Kritiek klinkt onpatriottisch in de Verenigde Staten. Maar de Afghaanse oorlog is niet voorbij. Het regime van Hamid Karzai oefent weinig macht uit buiten de hoofdstad Kabul. De president heeft de Amerikaanse Special Forces nodig om zijn veiligheid te waarborgen.

Tot nu wordt het succes van de Oorlog tegen de Terreur vooral gemeten aan wat níet meer gebeurde: verdere aanslagen met vliegtuigen zoals op 11 september bleven uit, er volgden geen biologische aanvallen. Maar geduld is een schone deugd. Zeker voor wie gelooft in de Almacht en het Eeuwige, zoals de leden van al-Qaeda.

Rod Nordland – Sami Yousafzai – Babak Dehghanpisheh

Toen Tora Bora viel, waren honderden al-Qaeda- en Talibanfiguren al lang naar Pakistan gevlucht.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content