Premier Guy Verhofstadt (VLD), minister van Justitie Marc Verwilghen (VLD) en zijn collega van Buitenlandse Zaken Louis Michel (PRL) dreigen ook internationaal trubbels te krijgen door de onafhankelijkheid van de Belgische onderzoeksrechters.

De anders zo liberale familie in de regering hoopt dat de Kamer van Inbeschuldigingstelling (KIB) van het Brusselse hof van beroep in de komende weken de wet ter bestraffing van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht zo restrictief mogelijk interpreteert. Want dan zullen enkele Brusselse onderzoeksrechters hun gerechtelijke onderzoeken moeten stilleggen tegen Ndombasi Abdulaye Yerodia, ex-minister van Buitenlandse Zaken van de intussen vermoorde Congolese president Laurent Désiré Kabila; tegen president Laurent Gbagbo van Ivoorkust; tegen de Iraakse president Saddam Hoessein; tegen de Israëlische premier Ariel Sharon en tegen andere buitenlandse prominenten.

In juni 2001 werd in Brussel een klacht ingediend tegen de Israëlische premier wegens diens verantwoordelijkheid bij de moordende raids op de vluchtelingenkampen van Sabra en Chatila in september 1982 in West-Beiroet. Deze week woensdag worden de debatten daarover ingeleid voor de Brusselse KIB. De drie rechters van de KIB kunnen de wet ter bestraffing van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht grosso modo op twee manieren interpreteren.

De eerste strekking wil dat bovengenoemde wet altijd en overal van toepassing is en dat verdachten nooit enige onschendbaarheid kunnen inroepen: niet op het ogenblik van de hen ten laste gelegde feiten en niet op het ogenblik van hun vervolging. Dit is de stelling van de Belgische staat voor het Internationaal Gerechtshof in Den Haag – die aldaar door de Congolese staat (in casu Yerodia) wordt betwist.

Die ruime interpretatie van de wet wordt verdedigd door professor Eric David (ULB), de Brusselse onderzoeksrechter Damien Vandermeersch, die Yerodia wil arresteren, en door andere juristen, onder wie Luc Walleyn, de advocaat van de slachtoffers in Sabra en Chatila. In het kader van de klachten tegen de Israëlische premier Sharon houdt ook het Brusselse parket-generaal vast aan deze stelling.

Zij die de andere stelling verdedigen, aanvaarden wel dat niemand zich op zijn onschendbaarheid kan beroepen om het internationaal humanitair recht met voeten te treden, maar wijzen erop dat het internationaal gewoonterecht aan staats- en regeringsleiders in functie onschendbaarheid verleent. Iemand als premier Sharon kan dus tijdens de uitoefening van zijn ambt niet worden vervolgd. Dit is de stelling van professor Pierre Dargent (UCL) en van Michèle Hirsch, de advocate van de staat Israël. De Brusselse onderzoeksrechter Patrick Collignon, die begin september zijn onderzoek tegen Sharon opschortte en de huidige procedure voor de KIB op gang bracht, betoogt dat de wet van 1993/1999 slechts kan worden toegepast als de verdachte in België verblijft. Wat in geen enkel van bovenvermelde onderzoeken het geval is.

Frank De Moor

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content