Ons laatste interview met Robbe De Hert: ‘Alleen in de cinema winnen de goeien’

© Saskia Vanderstichele
Stijn Tormans

Filmregisseur Robbe De Hert is op 77-jarige leeftijd overleden. Een jaar voor zijn zeventigste verjaardag, ging Knack-redacteur Stijn Tormans een dag op stap met de peetvader van de moderne Vlaamse cinema. ‘Hoogdagen in de Vlaamse film? Zeg schat, zwaanst na nie, he.’

-‘Allo’

De man aan de andere kant van de lijn is ietwat verrast dat Knack belt. Alles heeft hij meegemaakt: de grootste triomfen, vernederingen, vrouwenhistories… Maar Knack die belt: dat dus nog nooit. ‘Dertig jaar geleden kreeg ik een brief waarin stond: “Nooit zal u geïnterviewd worden door Knack.”

-‘En waarom niet?’ vraag ik.

-‘Ja schat, dat zou ik aan u moeten vragen. Dat stond er niet bij.’

Eeuwen geleden vroeg het PMS aan de jonge Robbe De Hert wat hij later wou worden. Hij antwoordde: ‘Journalist, geheim agent of filmster.’

Waarna het PMS een brief naar zijn ouders stuurde: ‘Zend uw zoon naar de vakschool. Hij heeft te veel fantasie.’

Volgend jaar wordt hij zeventig en zit hij een halve eeuw in het vak. Vijf decennia De Hert: hij maakte Blueberry Hill, De Witte, Dood van een Sandwichman en nog een hoop andere onvergetelijke documentaires en speelfilms. De Hert was ook de eeuwige grote mond. Kind van een zeeman, the rebel with a cause. Dachten we, want het is de laatste tijd griezelig stil rond hem.

Misschien wat merkwaardig, want de Vlaamse film kent een boerenjaar. Dit najaar komen er tien Vlaamse films uit. En op festivals overal in de wereld wordt er victorie in het Nederlands gekraaid. Alleen zagen we de peetvader zelf niet meer op het podium verschijnen.

In Antwerpen deden heel wat geruchten de ronde. Het zou niet zo goed gaan met De Hert. Hij zou met zijn gezondheid sukkelen, zwaar vermagerd zijn en zelfs onder de armoedegrens leven. Slachtoffer van zijn grote passie: zijn laatste centen geïnvesteerd in zijn eeuwige trouwe liefde, de cinema.

Als het over De Hert gaat, zijn alle geruchten waar. Hij woont in een sociale blok op Antwerpen Zuid – dezelfde trouwens waar die andere legendarische Antwerpse held JMH Berckmans zijn laatste dagen sleet. Het soort artiesten dat niet gehuldigd wordt op het stadhuis: daarvoor zijn ze te eigenwijs.

In een nog te verschijnen documentaire De Hert en de Draak zegt een van zijn trouwe trawanten Gill Knevels: ‘Het onrecht is het gebrek aan respect. Iemand die díé basis gelegd heeft, verdient eeuwige liefde. Robbe is geschiedenis. We beschermen gebouwen, wij beschermen geschiedenis. Maar de levende geschiedenis die Robbe is: bescherm dat.’

Het is vrijdagnamiddag, iets over tweeën. Met een kruk wandelt De Hert café Gustav aan de Vlaamse opera binnen: veel kilo’s kwijt, maar godzijdank niet zijn wilde zwarte haren en eeuwige handdoek. Hij heeft een koffer bij zich en mokt omdat hij op zijn bril is gaan zitten. ‘Dat was al de derde deze week. (zucht en kijkt me aan zonder bril) Nee, ik zou me vergissen van lief.’

Hij begint wat papier uit te laden.

‘Hier’, zegt hij. En hij toont een foto van een vergeelde verkiezingsaffiche van de voormalige cultuurminister Rika De Backer. ‘Uw welzijn in veilige handen’. ‘Een echte schande!’ roept De Hert. ‘Achter die gevel woonde een gezin met zes kinderen die crepeerden. Twee van hen hebben zelfmoord gepleegd.’

– ‘Rika De Backer is al bijna tien jaar dood’, stamel ik.

– ‘Maar het blijft een grote schande!’ roept hij.

Intussen heeft hij twee tafels van de Gustav ingepalmd: met een kluwen van scenario’s, brieven, krantenknipsels, recensies van films, foto’s, formulieren van deurwaarders.

– ‘Ga je nog vaak naar de cinema?’ vraag ik.

– ‘Nog elke week minstens zes keer, gratis. Ik heb net Melancholia gezien, de laatste van Lars von Trier.’

– ‘Vond ik heel straf.’

(ontploft bijna) ‘Over wat gaat dat nu? Over een planeet die wat dichter komt en mensen worden daar wat ambetant van.’

– ‘Het gaat over het einde van de wereld en de dood. Denk jij daar nooit over na?’

– ‘Ik heb het in het leven al zo moeilijk gemaakt. Dus hoop ik dat er niets hierna is, want ik heb niets voorbereid. (zucht) Nee, de enige verdienste van Melancholia is: Von Trier heeft zijn camera voor één keer stil kunnen houden. Proficiat. Meestal zit ik met een zwemvest in de cinema en dan word ik nog zeeziek. (roept voor heel de Gustav:) LARS VON TRIER KENT GEEN KLOTEN VAN CINEMA! In Dancer In The Dark gaat hij vier keer met zijn bibberende camera over het lichaam van Björk. Maar wat wil hij daar nu toch mee zeggen? Wat een paljas.’

– ‘Hij krijgt nochtans altijd goede kritieken.’

– ‘Die critici begrijpen er ook niets van. Niemand durft natuurlijk te zeggen dat hij het slecht vond, want dan ben je ‘niet mee’. Ook bij het cinemapubliek is er een soort snobisme aan het ontstaan. Mensen gaan graag naar probleemfilms kijken opdat ze zich achteraf goed kunnen voelen.’

– ‘Omdat ze zichzelf erin herkennen: dat kan goed doen.’

– ‘Lieveling, ik denk dat jij ook last hebt van een Zurenborgcomplex.’

Grote grijns.

Hoe gaat het met je, Robbe?

Robbe De Hert: Ken je die grap uit de film La Haine? Een man valt van de tiende verdieping. Op elke verdieping vragen ze hem: Hoe gaat het met u? Waarop hij antwoordt: tot nu toe nog goed.

Het is intussen een eeuwigheid geleden dat je nog eens een film uitgebracht hebt.

De Hert: Ik ben al die tijd bezig geweest met Hollywood aan de Schelde (zijn langverwachte documentaire over de geschiedenis van de Vlaamse film, nvdr). Ik werk nu samen met de producenten die vorig jaar de bekroonde documentaire Verdwaald in het Geheugenpaleis gemaakt hebben over dementie.

Intussen werk je daar al tien…

De Hert:(onderbreekt) Twintig jaar aan! Film maken is nog altijd een even grote miserie. Het is altijd weer vechten, vechten, vechten. Maar ik zou er graag één uitbrengen – de laatste dan, gezien mijn ouderdom. En voor de rest zoek ik ook nog altijd een goed lief. Ik ben nog nooit getrouwd geweest. Wel al een paar keer gevraagd, maar nog nooit tot aan het altaar geraakt. De vrouwen bedachten zich altijd. (lacht) Afijn, een man mag ook. Maar hij moet dan wel van mijn lijf blijven en veel geld hebben.

Ik hoorde geruchten over geldproblemen.

De Hert: De hoofdoorzaak is dat ik al mijn pensioen in Hollywood aan de Schelde gestopt heb. Nu leef ik van vierhonderd euro per maand. Ik heb een schuldbemiddelaar.

Vind je dat niet vernederend?

De Hert: Vernederend voor Vlaanderen, ja. Ik ben zo arm als een luis en dan zou ik nog beschaamd moeten zijn? Ik ben trots dat ik achter mijn naam kan zetten: arm maar proper. Maar het is de ene deurwaarder na de andere: dat is echt een schande hoe die mannen te werk gaan. En allemaal voelen die zich geroepen om een preek af te steken. ‘En let de volgende keer een beetje op, meneer De Hert.’

En de overheid?

De Hert: De vorige minister van Cultuur, Bert Anciaux, zei: ‘Robbe, dat kan toch niet dat je nu al je pensioen in die film gestopt hebt. Van mij krijg je subsidie.’ ‘Merci Bert,’ heb ik geantwoord, ‘maar geen weerhaken.’ Wat later: het ministerie aan de lijn. We krijgen subsidie om de film uit te brengen, maar niet om hem te maken. Totaal absurd. Hoe kun je nu een film uitbrengen die nog niet klaar is? Bon, uiteindelijk werd er 60.000 euro op onze rekening gestort. Maar nu zijn ze erachter gekomen dat die film nog niet klaar is. Moeten we al dat geld terugstorten. Miljaar hè. En ik had nog zo tegen An-ciaux gezegd: ‘Bert, geen weerhaken!’ en het is weer van dat. Als je geld krijgt van de overheid, mag je nooit gelukkig zijn. Dat moet pijn doen!

‘Al die nieuwe Vlaamse films gaan over ziektes. Ik ben daar niet zo voor, chou. Iedereen heeft een handicap, hè.’

De nieuwe generatie maakt films alsof het niets is.

De Hert:(verontwaardigd) Lieveling, ga die eens interviewen. Neem die gast die Rundskop gemaakt heeft: die is daar tien jaar mee bezig geweest. Tien jaar! En al die anderen… Nee, het is nog altijd dezelfde miserie. Het Vlaams Audiovisueel Fonds heeft wel de houding ten opzichte van Vlaamse film veranderd. Maar voor de rest…. Ik ben nog altijd kwaad op Luckas Vander Taelen (voormalig voorzitter van het VAF, nvdr ). Zijn passage was een pure schande. De rosse heeft daar nog geen drie jaar gewerkt. Als afscheidspremie kreeg hij meer geld dan ik in veertig jaar cinema verdiend heb. En wat heeft hij gerealiseerd?

De Vlaamse film beleeft hoogdagen.

De Hert:Schat, zwaanst na nie, hè. De meest succesvolle film vorig jaar, Zot van A, lokte 400.000 mensen. Dat is geen cijfer. Met De Witte haalde ik 580.000 kijkers en dat is maar de tiende best bekeken film. Ik hoorde van Harry Kümel dat het VAF de voorkeur geeft aan nieuwelingen en experimenten. Als dat waar is, is dat een schande. Wie van de oude generatie is nog aan het filmen? Stijn Coninx en Jan Verheyen.

Die nieuwe Vlaamse films winnen wel prijzen op buitenlandse festivals.

De Hert: Op het festival van Montréal, ja. Daar heb ik in 1981 ook een prijs gewonnen met De Witte. Op een of andere manier hebben ze in Montréal iets met Vlaanderen: daar wint altijd een Vlaamse film. Wat me wel opvalt: al die nieuwe Vlaamse films gaan over ziektes. Ik ben daar niet zo voor. Iedereen heeft een handicap, hè.

Intussen filmt Erik Van Looy wel een remake van Loft in Hollywood.

De Hert: Ik gun het hem, maar ik zou dat nooit doen. Ik wou nog geen retake filmen, laat staan een hele film. Ik was stapelzot van De Zaak Alzheimer, maar Loft…. Het beroert me niet, ik was niet mee met het verhaal. De vrouwen in het verhaal kloppen niet. Al kan het ook aan mij liggen. Marie Vinck heeft nog op mijn schoot gezeten in triestige omstandigheden. Daar zie ik geen sexy vrouw in. Jessica Lang in King Kong: dát is een sexy vrouw. Toen die aap haar kleren uitdeed… man, man, man. En dat was dan nog kinderen toegelaten. Maar Marie Vinck…

Oké, dat is persoonlijk.

De Hert: Mag het?

Je zou ook kunnen zeggen: ik ben jaloers.

De Hert: Jaloers? Ik ben alleen jaloers als ik er niet aan kan. Er zijn twee Belgische films waar ik jaloers op ben: de eerste helft van La Vie Sexuelle Des Belges van Jan Bucquoy en Toto le Héros van Jaco Van Dormael . Maar daar houdt het op. Er wordt toch ook nogal wat geluld, he. De hoofdactrice uit Bo, die vergelijken ze dan met Brigitte Bardot. Terwijl die nu eens niets gemeen heeft met Bardot. Dat is haar tegenpool! BB was guitig, had sexappeal, kon acteren… Het enige wat ze delen, is dat ze allebei goed kunnen stilstaan. En dan de manier waarop er reclame gemaakt wordt voor die nieuwe Vlaamse films. ‘Dit is de beste film aller tijden met de beste acteur…’ (schudt het hoofd) Je moet zulke dingen onrechtstreeks zeggen. Ik herinner me nog dat Roel Van Bambost de opnames van Blueberry Hill kwam bezoeken. Op een bepaald moment vroeg hij: ‘Die Babette van Veen, Robbe, is dat een goede actrice?’ Waarop ik zei: ‘Schoon wijf, hè, Roel.’ (lacht) De zalen zaten vol.

Vragen die jonge regisseurs soms om raad?

De Hert: Nooit. Vorige week las ik een interview met Geoffrey Enthoven – de regisseur van rotfilms als Happy Together – waarin hij zei: ‘Vroeger was naar de Vlaamse film gaan een goede daad. Een beetje zoals geld geven aan 11.11.11.’ Man, als ik die tegenkom, die staat niet meer recht. (lacht)

Je zit nu een halve eeuw in het vak. Heeft film je gelukkig gemaakt?

De Hert: Geluk, geluk, ik heb geen tijd om daarover na te denken.

De helft van je leven heb je in de cinema gezeten. Waarom?

De Hert: De cinema is de enige plaats op de wereld waar de goeien winnen. Alleen daar bestaat nog rechtvaardigheid. Het is een droomwereld. Dat is ook het fantastische aan regisseur-zijn: je bent een beetje God. Jij bepaalt hoe de werkelijkheid zal verlopen.

Je mist de set, hè.

De Hert: Schat, ik haatte de set. Toestanden meegemaakt. Hitchcock zei al: inspraak en acteurs, dat gaat niet samen. Niets zo erg als een acteur die vraagt: ‘Waarom?’. Een acteur moet maar één ding kennen en dat is zijn tekst.

Heel je leven, dat is eigenlijk vechten…

De Hert: Tom Barman heeft ooit ’s gezegd: film maken, dat is niet voor watjes. Hij had gelijk.

Maar je zet er zelfs je gezondheid voor op het spel. Is dat het waard?

De Hert: Ja.

Heb je nooit gedacht: het ligt aan mij, ik ben te moeilijk?

De Hert: Nee, want ik ben helemaal niet moeilijk. Maak wat je wilt, win de prijzen die er zijn: ze zien het niet: elke keer opnieuw moet je je verantwoorden.

Helemaal onlogisch is dat niet. Film is nu eenmaal een duur medium.

De Hert: Dat is waar. Daarom heb ik altijd film willen maken voor zo’n groot mogelijk publiek. Al die gasten die een film willen maken voor duizend man: dat zijn schoften. Nee, mijn woede gaat over iets anders: ik heb enorm hard moeten vechten tegen stupiditeiten, tegen commissies. In het begin van je carrière laat je je vernederen, want het doel heiligt de middelen. Maar ooit stopt dat. Ik was vroeger vaak dronken. Vandaag nooit meer – ik mag niet meer drinken. Maar ik mis dat zo, dat dronken zijn. Mensen kunnen elkaar zo pijn doen.’

We onderbreken het interview. Robbe is vanavond uitgenodigd op de première van Hasta La Vista in Oostende en moet dringend de trein halen. Hij laadt zijn valies in. Met een nieuwe bril van tien euro uit de Hema zetten we koers richting badstad.

Een kwartier later, op de trein naar Oostende. Robbe tegen de conducteur: ‘Een kaart naar Oostende met alle mogelijke kortingen. Ik ben 95+’. Hij laadt zijn valies weer uit. In geen tijd is de treincoupé een chaos van papier.

‘Ik zou graag een documentaire maken over censuur in Vlaanderen’, zegt hij dan. ‘Over alles wat er misgelopen is en waarom. De mensen begrijpen vaak niet hoe eng het hier is. In 1981 won ik de Arkprijs van het Vrije Woord. Op mijn toespraak zei ik: “Je hebt mensen die Louis Paul Boon lezen en je hebt mensen die erover schrijven.” Toegegeven: ook wel wat om de toenmalige voorzitter Paul De Wispelaere te treiteren. (lacht)Ambras! Tien jaar lang was ik niet meer welkom op het Vrije Woord. Het Vrije Woord! Dat is nu Vlaanderen. Zo was het toen, en zo is het nog altijd. Vlamingen: dat zijn overwinnaars die zich overwonnen voelen met een onwaarschijnlijk minderwaardigheidscomplex. Ik ben beschaamd dat ik Vlaming ben.’

De trein valt stil. ‘We staan stil’, zegt de conducteur door de parlofoon.

‘Dat zie ik ook’, roept Robbe terug voor heel de wagon. ‘Als het van Bart De Wever afhangt, staan we nog lang stil.’

‘Heb je grote fouten gemaakt?’ vraag ik.

‘Ooit zei ik dat ik een cowboyfilm wou maken over de laatste tien dagen van Jezus. Dat mag niet in Vlaanderen. Tot overmaat van ramp heb ik dat in het dialect gezegd. In 1963 zei Jo Röpcke tegen me: “Robbe, je moet beschaafd leren praten of het wordt nooit wat.” Maar dat wou ik niet. Ik had een hekel aan die Vlaamse films waar zo bekakt gesproken werd. Zo praten mensen in het echt ook niet met elkaar. Maar dat werd niet gepikt. Last dat ik gehad heb met dat dialect – en niet alleen in de film. Ooit sprak ik op een congres van de SP.A. Ik werd daar uitgelachen. De enige die mij verdedigde, was Freya Van den Bossche. “Je moet luisteren naar wat hij zegt, niet naar hoe hij het zegt.” Maar achter mijn rug zeiden ze: “Je moet opletten met de Robbe, die is gevaarlijk.” Allez schat, ik gevaarlijk? Kun je dat nu geloven?’

-‘Nee.’

Een paar uur later, het Filmfestival van Oostende. De Hert haalt uit zijn koffer zijn ‘chique’ handdoek, slaat die rond zijn hals, wandelt Kinepolis binnen. Aan de kassa realiseert hij zich plots dat hij zijn toegangskaarten vergeten is.

– Is da aaarg, madam?

-‘U mag zo binnen’, lacht de vrouw aan de ingang. ‘U bent de film.’

We gaan op de eerste rij zitten. De Hert legt zijn voet in zijn kruk. De film begint. Hasta La Vista: over gehandicapten die naar seks verlangen. Iedereen is enthousiast, maar De Hert geeft geen krimp.

-‘Wat scheelt er aan deze film, chou? Op een bepaald moment roepen die gehandicapten: ‘Ik wil poepen.’ Fout, schat. Dat zeg je gewoon niet. Poepen is kakken in Nederland. Dat is twintigduizend kijkers minder. Dat is vulgair.’

– In jouw films komt bijna geen naakt voor.

– In heel mijn leven heb ik twee borsten gefilmd. Waaronder die van Babette van Veen, maar dat was niet de bedoeling. Die zat plots zelf naakt in bad. Nee, die seksscènes zijn er meestal zo bij gesleurd. Daarom zijn er ook zo weinig goede vrijscènes in de cinema. Hoe het moest, dat heb ik allemaal zelf moeten leren. Ik kende er niets van, maar de grieten gelukkig ook niet. (grijns) En van mijn vader heb ik ook niet veel geleerd. Die zei: ‘Robbe, je hebt van God iets tussen uw benen gekregen. Draag er zorg voor.’ Tot daar mijn seksuele opvoeding.

-En? Heb je zijn raad gevolgd?

-‘Min of meer .

We wandelen de cinemazaal uit. Hij ziet het niet, maar tientallen hoofden draaien zich om als hij passeert: ze zijn hem nog niet vergeten. Een paar mensen vragen een handtekening. En een kleine jongen wil met hem poseren voor het jeugdblad van KV Oostende.

Ik vraag hem of het deugd doet. ‘Heel veel, zelfs’, antwoordt hij. ‘Nog altijd spreken ze me aan op straat. De mensen kunnen op een ongelofelijke manier laten zien dat ze je graag hebben. Dat streelt niet alleen mijn ijdelheid, het doet me ook vergeten welke problemen ik allemaal heb. En wat ik allemaal fout doe. Vorige week kwam er zo’n meisje van achttien, negentien naar mij toe. Haar leraar had haar gezegd: ‘Flatteert die mens maar, die heeft dat graag. ‘ (lacht)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content